Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 24 (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 24
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.25 MB)

Scans (479.86 MB)

ebook (9.79 MB)

XML (1.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

verhalen
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 24

(1878)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een verhaal van den buiten.

I.

Als in den herfst de vruchten worden ingezameld, heerscht op den buiten het levendigste gewoel. Wijd geopend staan de deuren der schuren, zwaar beladen wagens rijden knarsend voort en houden in het midden der schuur stil. Meisjes, die in de korenschoven verborgen zaten, stuiven op, gaan flink aan den arbeid en de schoven worden in de groote ruimte der schuur opgehoopt. Menige vroolijke scherts vermengt zich daarbij met het gesprek, en een helder gelach weerklinkt door de lucht.

De herfst is een schoone tijd, allen zijn in vroolijke beweging. De knechts gaan vergenoegd aan den arbeid en helpen de meisjes, en, hoe zonderling treft dat! ieder helpt een bepaald meisje, alsof zij het hadden afgesproken; nooit komen er twee tot hetzelfde, en hoe verschillend in gestalte en uitzicht de meisjes ook mogen zijn, een ieder gelooft de schoonste te zijn. Elk meisje gelooft ook het hart van den schoonsten jongen te hebben veroverd, allen zijn tevreden en gelukkig.

Eene slechts is het niet! - Zij doet stil en eenzaam haar werk, verlangt niemand, die met haar schertst en haar de behulpzame hand biedt. Niemand beproeft het ook, hoewel er nog twee knechts zijn, voor welke geen meisje meer te vinden is, en Maria, het alleen staande meisje, is schooner dan de andere, maar stil en bleek, en echter arbeidzaam.

Schuw en ter zijde zien de andere meisjes haar aan, als zij haar gedurende den arbeid naderen en slechts zelden waagt het iemand met Maria te schertsen. De knechts doen het niet, zij gaan haar uit den weg, en niemand richt eene vraag tot haar.

In een omzien is de wagen afgeladen; ijlings stijgen de meisjes weder op; hare voeten raken nauwelijks den grond; snel rijdt de ledige wagen heen.

Op het veld staat de eigenaar der hoeve, bij welke de knechts en meisjes behooren, een welgestelde, trotsche boer, met een zwarten frak. Hij heeft de handen in de zakken gestoken, en fluitende ziet hij onderzoekend naar den arbeid zijner onderhoorigen.

- Ha, ha, ha! dus brak hij, de borst vooruitstekende, zijn fluiten af, de buren zullen weer zeggen: mijnheer Boetsen heeft den besten oogst, alles valt hem mee, en zij hebben gelijk, 't is zoo! Zie eens die volle aren; opeen dubbelen oogst kan ik zeker rekenen. En daarbij, wat een schoon weder! Ja, niet ieder heeft zulken oogst, maar een ieder is ook niet met den helm geboren. En mijn zoon, mijn knappe Willem! Ik heb hem naar de stad gezonden, om te studeeren; alleman zal voor mijnen jongen den hoed afnemen. Ha, ha, ik kan het betalen! Hij zal niets te kort komen, voor geld is alles te krijgen! En mijne dochter, mijn Emilie? Ik lach in mijn eigen, als ik bemerk dat onze boerenzoons het meisje met verliefde blikken aanzien. Maar - God beware mij, zij is niet voor ulie, mannekens; ik heb mijne eenige dochter niet opgevoed om de vrouw van eenen boer te worden. Ik zal anders voor haar zorgen! Zij krijgt eenen heer uit de stad, en niet de eerste de beste. Het zoude mij weinig verwonderen, als mijne buren daar den neus voor optrekken; zij zullen alle reden hebben tot nijd. Minder dan een baron of hooggeplaatste heer geef ik haar niet! Voor geld is alles te krijgen! Mijne Emilie wordt eene mevrouw, die hare handjes niet moet nat maken.

Zoo bracht de boer zijnen tijd in een aangenaam gesprek met zich zelve door, terwijl hij steeds lette op den arbeid zijner knechts en meiden. Dezen roerden dan ieveriger de handen, want de dikke boer zag alles gaarne vlug afgedaan, maar gaf ook hier en daar een beloonend woord of zelfs een geschenk aan de vlijtigsten.

Ook Maria was onder hen, die belast zijn met het opladen; verschrikt week zij terug, toen de dikke boer wederkwam; zij verbergde zich zoo goed mogelijk achter de andere meisjes. Boetsen had haar echter gezien en de ontevredenheid deed zijn voorhoofd fronsen.

- Hadde ik haar maar terstond den arbeid kunnen weigeren, mompelde hij in zich zelven, maar ik kon het niet doen om hare ouders. Dat zijn brave menschen, zij hebben mij reeds menig jaar trouw gediend, zij zouden er van treuren, als hun eenig kind eenig ongeluk overkwam; zij mogen ook niet weten, dat Maria zich dom heeft gedragen, en ik zal er hun niets van zeggen, ik wil mij niet vernederen! Willem zal haar nu nooit meer zien.

IJlings begaf hij zich nu naar zijne knechts en gaf in korte woorden zijne bevelen.

Maria stond met vochtige oogen daar en reikte Grietje, die op den wagen stond, de volle korenschoven aan. - Gij moet niet weenen, zeide de laatste, niemand mag u eenig leed doen. Dat gij Willem gaarne ziet, is geen kwaad of is uwe schuld niet.

[pagina 59]
[p. 59]

- Maar het is hare schuld, zeide Anna van den veldwachter, dat hij haar bemint.

- Spijt het u, vroeg Grietje, dat de knappe Steven aan u de voorkeur niet heeft gegeven?

- Wel, Grietje, ik heb Hans tienmaal liever, gij weet het genoeg. Ik heb mijnen vrijer, dus moet ik niet afgunstig zijn. Houdt u bij uws gelijken, is mijne spreuk; hoog te willen vliegen brengt geen geluk aan!

Maria koude een onderdrukt snikken niet verbergen, en Grietje werd nu ernstig boos, dat Anna de schuld daarvan was. - Maria, zeide zij weder, gij zult zien, Willem blijft u getrouw, hij wordt nog uw man!

- Och, wie verlangt dat, snikte Maria; maar dat ik ongelukkig ben, zal niemand loochenen.

- Neen, zeker niet, zeide Grietje; arme Maria, het is treurig genoeg, dat het zoo is, maar na lijden komt verblijden, dat is zeker.

Hier eindigde het gesprek, terwijl er eenige knechts kwamen en den wagen mede hielpen opladen.

Maria zat ook op den wagen, de anderen schertsten onder elkander, maar zij bleef stil en in zich zelve gekeerd en zag naar het ondergaan der zon. Gloeiend rood daalde zij achter het donker dennenbosch neder en verguldde nog met hare verdwijnende stralen de toppen der hooge boomen.

II.

In het huis van den rijken boer Boetsen zag het er uit als in eene sierlijke stadswoning. De meubelen waren van mahoniehout, de sofa en de stoelen met kussens voorzien en met rood fluweel overtrokken; groote spiegels en eene piano van het nieuwste model ontbraken er ook niet. Alles was geheel steedsch ingericht.

De vrouw van den rijken boer bevindt zich te midden dezer pracht niet op haar gemak, ja, zij gedraagt zich, alsof zij den langsten tijd haars levens eenvoudiger heeft geleefd. Angstig trippelt zij in de kamer rond, en als zij hier of daar iets aan het blank gepolijste huisraad ontdekt, veegt zij het stof af met den tip van haren voorschoot. Op de fraaie, zachte sofa plaats te nemen, scheen haar zonde toe, en wordt zij er door de omstandigheden toe gedwongen, dan zet zij zich zoo voorzichtig neer alsof zij vreesde de sofa te zullen doen breken. Het is haar, als ware zij uit genade en barmhartigheid door voorname bloedverwanten opgenomen. Zij heeft het ook niet altijd zoo gehad, maar toch reeds sedert tien jaren. Sedert haar man rijker is geworden in aardsche goederen, is het hem in het hoofd gekomen, een groot heer te worden en hij heeft het daarom noodig geoordeeld, het oude huisraad, de erfstukken van vader en grootvader, eene plaats in de rommelkamer te geven, en alles nieuw en nieuwerwetsch uit de stad te laten komen.

Daarbij liet de oude boer het niet; hij had groote plannen. Hij wilde zijnen zoon Willem tot iets bijzonders laten opleiden en had hem met dit doel in de hoofdstad op eene kostschool gedaan. Boetsen betaalde veel geld voor hem en zond hem eerst naar eene voorbereidende school; toen hij daar een half jaar op was geweest, kreeg hij een langen brief van den bestuurder der kostschool, die hem mededeelde, dat de onderwijzers hadden aangeraden, Willem te huis eene landelijke opvoeding te laten geven, die voorzeker beter overeenstemde met zijnen aanleg. Hij, de bestuurder der kostschool, geloofde echter dat het beter ware, het nog in eene andere school met hem te beproeven, en hem voorloopig nog aan zijn opzicht toe te vertrouwen. Deze brief bleef den vader een raadsel, tot dat hij hem met behulp van den veldwachter duidelijk werd. De veldwachter stelde meestal de brieven van Boetsen op en was bekend met al diens geheimen. Het was den trotschen boer een grooten schrik, toen hij vernam, dat zijn zoon niet bekwaam was, om dàt te bereiken, waartoe des vaders hoogmoed hem had bestemd, doch hij kwam spoedig tot zich zelve en zeide: ‘Daar steekt iets anders achter; aan den jongen ligt het niet, die is door en door goed; zij willen het hem maar niet vergeven, dat bij een boerenzoon is. Ha! ha! ha! ik zal eens zien, wat men zeggen zal, als ik dubbel voor hem betaal: dan zal hij wel gauw geschikt zijn voor de geleerdheid; ik ken dat! Voor geld is alles te krijgen!’ De veldwachter moest terstond het antwoord opstellen, en den bestuurder van de kostschool mededeelen, dat mijnheer Boetsen het dubbele voor zijnen zoon wilde betalen, als hij hem maar in het een of ander goed onderwijsgesticht, onverschillig welk, bracht.

Van dezen tijd af kreeg de onervaren Boetsen niets dan goede tijdingen van zijnen zoon. Men schreef, dat hij uit al zijne macht leerde en op den duur wel bekwaam zoude worden. De boer lachte vergenoegd daarover en wreef zich de dikke handen. ‘Ik wist het wel, zeide hij, dat er veel in Willem stak; hij kan, even goed als een ander, advocaat of professor worden, hetgeen mij alles hetzelfde is, als hij maar zijnen weg maakt. Mij kan men geene appelen voor citroenen verkoopen: voor geld is alles te verkrijgen.’

De hoogmoedige man vermoedde niet, waaraan hij de goede getuigenissen van zijnen zoon te danken had, dat de bestuurder van de school uit baatzuchtige doeleinden zijn geweten ruime perken had gesteld en hem nooit de waarheid mededeelde, terwijl hij het buitengewoon groote kostgeld niet gaarne wilde verliezen. De waarheid was niet naar den zin van den boer, de vorderingen bleven onbeduidend en gebrekkig, maar het gedrag van den jongen was voorbeeldig.

De bestuurder troostte zich met de verontschuldiging: ‘Als ik het schoon geld niet aanneem, zal een ander zich dit voordeel ten nutte maken; de oude volhardt in zijne verblindheid. Gaan hem later de oogen open - ik kan het niet gebeteren, voor den lichamelijken welstand van zijnen zoon heb ik zooveel mogelijk gezorgd.’

Als de zoon in de vacantie te huis kwam en eenige steedsche manieren medebracht, dan was de trotsche Boetsen vroolijk en dacht: ‘Het gaat vooruit, men bemerkt reeds de geleerdheid.’ Willem echter was oprecht genoeg om te zeggen: ‘Vader, met mijn studeeren gaat het slecht, de kleine jongens loopen mij allen vooruit.’ Dat is zijne zedigheid, meende de boer, des te trotscher zal hij later omzien, als al de voorname heeren den hoed voor hem afnemen Als Willem [verzocht: ‘Vader, laat]

[pagina 60]
[p. 60]

mij in het dorp, ik doe niets liever dan rijden op het veld en met de knechts arbeiden!’ werd hem geantwoord: ‘Toon, dat gij een man wordt; ik heb er niets tegen, dat gij in de vacantie op den buiten komt; maar gg moet naar de stad terug.’

In het vorige jaar was Boetsen er achter gekomen, dat Willem op een goeden voet stond met Maria, de dochter van een braven, maar armen daglooner. Toen de vader hem eens op een schoonen herfstavond achter den hof in een vertrouwelijk gesprek verraste, riep hij Willem lachende toe: ‘Jongen, jongen, ik had niet gedacht dat gij zulk een los heerken waart geworden.’ Maar Willem nam Maria bij de hand, trad vóór hem en zeide: ‘Neen, vader, los ben ik niet, en daar gij ons samen hebt aangetroffen, moogt gij het terstond vernemen: Maria wordt mijne vrouw, en geene andere!’ - ‘Hoho!’ zeide de overmoedige man woedend, en Maria werd doodsbleek van schrik over de stoutmoedigheid van Willem, en zijn snel besluit, waaraan zij nog niet dacht. Maar de vader, rood van gramschap, sprak hatelijke woorden, verbood Willem ten strengste, ooit aan zulk een huwelijk te denken en voegde er bij: ‘Dat hij zijn schoon geld voor zijnen zoon niet had verkwist om hem eene zoo lompe, arme boerin in huis te brengen!’ Toen vroeg de zoon of het zijne schuld was, dat dit geld betaald was geworden en dat hij nu dit verwijt moest hooren, want dat het steeds tegen zijnen wil was geweest. Willem had echter terstond berouw over zijne tegenspraak, want zijn vader riep uit: ‘Hoho! dat is nu de dank, dien de ouders van hunne kinderen hebben te verwachten; zij zouden hen door hunne ondankbaarheid en hun tegenstribbelen in het graf helpen.’ Willem werd bleek en stil, maar Maria antwoordde, dat er om harentwil geen twist moest zijn, dat zij nog niet had toegestemd in hetgeen Willem wilde en nu eens en vooral ‘neen’ zeide. Zij wilde geene oneenigheid veroorzaken tusschen vader en zoon en liever zoo verre wegtrekken als hare voeten haar dragen konden, dan er aan te denken, Willems vrouw te worden. De opgeblazen boer was daarmede tevreden, en Willem mocht niet meer naar het veld gaan, als hij in het dorp was.

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken