Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 24 (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 24
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.25 MB)

Scans (479.86 MB)

ebook (9.79 MB)

XML (1.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

verhalen
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 24

(1878)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een verhaal van den buiten.

XI.

In hetzelfde uur ging Boetsen onrustig in de kamer op en neder en dacht er over na, hoe het kwam, dat hij geen officier had gekregen. Was dat met opzet geschied? De veldwachter had hem zeker niet voorgedragen, daar deze hem niet oprecht genegen was, zooals hij meende, ‘Hij is wel altijd vriendelijk, maar dat is alleen om een goed glas bier met mij te drinken.’

Het was reeds na den middagmaaltijd en de boer had nog geen lust getoond, om naar de arbeiders te gaan zien. Het is goed, iemand te hebben op wien gij u kunt verlaten en Willem is toch te gebruiken, dacht hij. Maar heden was hij ontstemd; hij zag naar zijne dochter, zij moest hem iets voorspelen op de piano.

‘Waar is Emilie?’ vraagde hij, de deur van de keuken openende, waar de boerin bezig was.

-Waar zou zij zijn? antwoordde deze, met haar werk voortgaande; zeker in den hof. Ik heb haar gezegd, de boonen aan langere stokken te binden. Gelooft gij, dat zij het doet?

Boetsen sloeg de keukendeur hard dicht en dacht dat zijne vrouw het laatste wel op zich had kunnen nemen; hij vond het goed, dat zijne dochter niets deed, hij wilde eene juffrouw van haar maken. Toen ging hij in de andere kamer aan het venster, van waar hij in den hof kon zien.

Wat is dat? daar wandelt zijne Emilie met eenen officier! Zij is eene rappe meid! dacht hij. ‘Vertrouw maar iemand. Daar heeft zij achter mijnen rug vrienden gemaakt en vader Boetsen heeft niets gemerkt. Maar zij is ook schoon, dat verstaat zich. Zulk een luitenant weet ook waar Abraham de mostaard haalt! Maar niemand neemt het hem kwalijk, hij is een goed soldaat, dat is wel te zien. En het staat mij aan, dat hij er zoo flink op losgaat. Ho ho, die zal bij mijnen buurman ingekwartierd zijn.’

Boetsen werd steeds vroolijker; dat is zonneschijn na langdurig donker weder. ‘Dat verstaat zich, die wil mijne Emilie hebben. Geld is de spil, waarom alles draait. Een goede man voor mijne dochter. Enkel zal hij niet weten, hoe hij het met mij moet aanleggen; ik weet ook niet, of hij mij gaat - ik wil hem eerst leeren kennen. Maar? dacht hij verder, wat is hier te

[pagina 96]
[p. 96]

overleggen? Mijn rijkdom weegt tienmaal tegen zijnen stand op.’ Hij bezon zich niet langer en begaf zich in den hof.

- Het verheugt mij, mijnheer de luitenant, zeide hij, dat gij mij met een bezoek vereert.

Met deze woorden reikte hij hem de hand en drukte hartelijk de hem aangebodene.

De jonge officier was eenigszins getroffen over deze vertrouwelijke ontvangst, maar dacht: ‘'s lands wijze, 's lands eer,’ en liet zich in de kamer brengen.

- Emilie, zeide Louiza, ik moet naar huis, en zij ging weder aan hare bezigheden.

- Mijnheer de luitenant, dus ging de boer voort, de kamerdeur openende, 't is buiten zeer aangenaam, niet waar? Kom binnen, mijnheer de luitenant, kom binnen.

Hiermede bracht hij den officier de kamer in, terwijl Emilie langzaam volgde.

De gelukkige Bootsen deed nu den luitenant op de sofa plaats nemen. ‘Zoo, mijnheer de luitenant, zeide hij, neem uw gemak.’ Hij ging naast hem zitten en wreef zich vergenoegd de handen. ‘Mijne dochter is in de stad opgevoed, dat heeft mijnheer de luitenant zeker terstond bemerkt!’ - En nu barst te hij los in eenen stroom van loftuitingen over Emilie, die naar de andere kamer was gegaan. Toen zij weder in het vertrek kwam, was de boer het met zich zelven eens, dat de luitenant hem als schoonzoon paste. ‘Emilie, riep hij zijne dochter toe, speel eens iets, en van het fraaiste, dat verstaat zich, ter eere van onzen gast.’ De luitenant voegde zijn verzoek daarbij en Emilie was gewoon, haars vaders bevelen onvoorwaardelijk te gehoorzamen. In stilte dacht zij er over na, of haars vaders ruwheid den welopgevoeden jongen man niet zoude afschrikken. Maar zij konde niets veranderen, dat stond vast; geduldig zette zij zich aan de piano en begon eene fraaie sonate. De boer voelde zich steeds meer vergenoegd, de luitenant onaangenamer.

- Mijnheer de luitenant, zeide Boetsen verder, hoe bevalt het u op den buiten?

- Zeer goed, was het antwoord.

- En, mijnheer de luitenant, vroeg de boer, zoudt gij het liefst op den buiten blijven?

De luitenant antwoordde, dat een officier zijne beroepsbezigheden had en voor het overige niet te kiezen had, daar hij geen goed bezat.

- Wel, dan moet mijn heer luitenant er een koopen! zeide Boetsen!

- Ja, koopen zonder geld! was het antwoord.

- Mijn heer de luitenant, ik zal u een voorstel doen. Ik geef u het geld, dat verstaat zich! want, dacht hij bij zich zelven, hij schijnt mij te bloode, hij durft niet openlijk spreken, en als hij niet voor Emilie gekomen is, om wie dan? Ik moet het hem gemakkelijk maken. De sonate werd intusschen - was het toevallig of opzettelijk - steeds ruischender.

De officier was niet weinig verbaasd over het aanbod van den boer, maar nam het eindelijk voor scherts op en zeide lachende: ‘Zijt gij dat inderdaad van zin? Dat staat mij aan. Gij wilt mij dus een goed koopen?’

- Goed verstaan, mijnheer de luitenant, en mijne Emilie, mijnheer de luitenant, mijne Emilie is het rijkste meisje in het geheele dorp; wat zeg ik, in het dorp? Neen, in de stad zal zij ook zoo licht haars gelijke niet vinden. Wel, mijnheer de luitenant, wat zegt gij van mijne Emilie?

De sonate had haar hoogste punt bereikt; de speelster ontging toch niet alles, wat daar werd verhandeld; zij werd bang.

Nu eerst scheen het den luitenant duidelijk te worden, waar de boer heen wilde. ‘Uwe dochter geeft u zeker veel vreugde,’ antwoordde hij.

- Mijnheer de luitenant, ik hoor met genoegen, dat gij zoo denkt over mijne Emilie, en dat is nog niet alles, wat zij heeft. Ik geef haar eene som van eenige duizenden in geld mee, voorders zal ik haar nog veel meer achterlaten en zij is van hare nicht, eene rijke boerin-weduwe, eene groote erfenis te verwachten. Ja, aan mijne Emilie is een pak te doen gelijk mijnheer de luitenant zeker wel reeds zal vermoed hebben.

Door het aandringen van den boer nog meer in het nauw gebracht, dacht de luitenant over een middel na, om zich daarvan te bevrijden, want op het aanbod eenige acht te slaan viel hem niet in. Het meisje was aangenaam van gelaat en gestalte en konde met zoo vele anderen, die hij had leeren kennen, tot haar voordeel worden vergeleken, en wat hare opvoeding betreft, met menig meisje van eene kleine stad wedieveren, behalve het geld. Het was wel om in overweging te nemen. Hij wankelde echter geen oogenblik in zijn besluit; zijne hoogere beschaving droeg het hare daartoe bij. Maar het aanbod beslissend van de hand te wijzen! Door de zonderlinge handelwijze van den boer kwam de luitenant steeds weder op de gedachte terug, dat deze met hem schertste. Boetsen hield echter niet af, voordat hij er aan dacht, dat een boom niet met den eersten slag valt. ‘Hoor, mijnheer de luitenant, zeide hij, beslaap u eens over de zaak; het geld geef ik u, mijne Emilie daarbij, dat verstaat zich, en morgen kunt gij mij bescheid geven.’ Een krachtige handslag volgde op deze woorden - het spel was geëindigd, de luitenant nam zijn afscheid, en weldra was Boetsen weder alleen en zeer vergenoegd in het vooruitzicht op een voornamen schoonzoon.

‘Ha, ha! zeide hij bij zich zelven, mijne Emilie komt den jongen luitenant als uit de wolken gevallen; hij scheen niet te gelooven, dat ik het ernstig meende. Maar - als hij nu toch weigert! Hoho, daaraan valt niet te denken. De luitenants hebben allen geld noodig, veel geld, dat weet ieder een; hij zal het goudvischken gaarne vangen, dat verstaat zich; alles is voor geld te krijgen, ook een luitenant. En, hoe zullen, de buren staan te gapen, als mijne Emilie zoo een groot huwelijk doet!’

Emilie's hart was echter bezwaard, zij was stil uit de kamer in den hof geslopen. ‘Die komt niet terug! zeide eene stom in haar binnenste. Nooit! En hij was zoo vriendelijk, zoo vertrouwelijk geweest; wie weet? als vader er niet tusschen gekomen ware, maar nu...’ Al was zij ook de dochter van eenen boer, toch ontwaakte de vrouwelijke troschheid in haar hart. Zij moest bitter lijden, dat haar vader haar zoo had aangeboden, en dat zij het niet durfde wagen slechts één woord daarin te

[pagina 97]
[p. 97]

spreken; zij kende haren vader; al wilde zij wegijlen, zij waagde het niet. Zij overdacht alles nog eenmaal; haar voortdurende wensch om door een voornamen man in de eerste kringen eener groote stad ingevoerd te worden, verschrikte haar bijna, daar zij bedacht, welke rol zij naar alle waarschijnlijkheid zoude moeten spelen. Het schuwe terugtreden van den jongen man was haar niet ontgaan; zij bedacht, dat zij zich steeds vreemd zoude gevoelen onder haars gelijken, en slechts uit medelijden zoude worden geduld. Neen, dat wilde zij niet. De stand haars vaders was eervol, zij was vrij en onafhankelijk als zijne dochter. Zij wilde dus geen zoo vernederenden toestand aannemen. Daarom besloot zij, ingeval de jonge man zich door den rijken bruidschat liet overhalen, ondanks den toorn haars vaders, nooit hare toestemming te geven.

XII.

Den volgenden morgen waren de soldaten in drukke bezigheid voor de huizen. Het was rustdag; de wapens en de kleedingstukken werden gepoetst. De sergeant-majoors en onder-officieren wandelden als heeren rond en hielden het opzicht over de simpelen.

De officieren zijn in hunne verschillende kwartieren hier en daar vergaderd, zitten bedaard aan het kaartspel of doen allerlei pogingen om de verveling te verdrijven.

Boetsen gaat rusteloos in zijne kamer op en neder en wacht op den luitenant. Zijne dochter slaat hem angstig gade. Toen het middagmnal haastig was geëindigd, trok hij zijnen nieuwsten zondagsfrak aan, nam zijnen hoed en wilde weggaan.

- Vader, waarheen gaat gij? waagde Emilie het te vragen.

- Waar het mij belieft! riep hij haar toe en verwijderde zich.

De jonge officier zat ten huize van Louiza's vader, bij wien hij, zooals wij weten, ingekwartierd was, met zijne kameraden eene partij whist te spelen. Het voorval van gisteren was bijna geheel uit zijne gedachte gegaan. Hij schudde de kaarten en liet door zijnen rechter buurman afnemen, toen er aan de deur werd geklopt. ‘Binnen!’ riepen verscheidene stemmen. De dikke Boetsen opende de deur, ging het vertrek binnen, nieuwsgierig door alle aanwezigen aangekeken. - ‘Goeden dag, mijnheer de luitenant, gij zijt in goede gezondheid?’

- Ja zeker! antwoordde deze verbaasd.

- Gij hebt toch wel een oogenblik tijd? Ik heb een paar woorden met u alleen te spreken.

Geen der aanwezige heeren was met het gisteren voorgevallene bekend, en dus verwonderden zij zich, wat de dikke boer bij hunnen kameraad had te stellen. Dezen echter werd het tot zijne ontevredenheid duidelijk, dat het avontuur nog niet ten einde was; hij ging met den landman in de aanpalende kamer.

- Wat is er? vraagde hij.

- Mijnheer de luitenant, ik kom vragen of gij hebt nagedacht over mijne Emilie?

- Ja, dat heb ik gedaan, was het korte antwoord.

- Gij zegt dus ja, mijnheer de luitenant?

- Neen! zoo klonk het als eene bespotting van het noodlot den trotschen boer te gemoet. Deze werd doodsbleek, maar spoedig tot zich zelven komende, riep hij met donderende stem: ‘Dan niet!’ en ging weg. De deur vloog toe, dat het dreunde. Louiza's vader begreep niet wat zijnen buurman zoo plotseling wedervaren was, zag hem verbaasd na en zeide tot zich zelven: wat scheelt hem toch?

De luitenant, weder bij zijne kameraden gekomen, die zich in gissingen over het gebeurde verdiepten, verhaalde nu het zeldzame voorval van gisteren, hetgeen algemeene vroolijkheid veroorzaakte.

 

***

 

Drie jaren zijn voorbijgegaan; drie lange jaren kunnen veel veranderen, ook de inzichten, bedoelingen en plannen van hoogmoedige vaders, de wenschen en het verlangen van een meisjeshart.

Langzamerhand was de hoogmoed van Boetsen genezen. Het lot trof hem zwaar, slag op slag bij zijne plannen en verwachtingen; het heeft hem vele goede lessen gegeven, toen zijn aanmatigende hoogmoed hem zoover dreef, om zijne dochter als een geschenk aan te bieden. Hij sprak toen geen woord daarover, zelfs niet tegen zijne vrouw en dochter; vernederingen te verzwijgen was zijn troost. Hij ging zijne dochter schuw uit den weg, als begreep hij jegens haar misdaan te hebben. Aanvankelijk zag zij hem vol verwachting en vrees aan, als verlangde zij eene mededeeling. Langzamerhand werd de ontmoeting met den jongen officier, die haar niet geheel onverschillig was gebleven, een korte droom, welken zij liefst vergat. Zij had echter daarin ook eene heilzame les gevonden; in hoever haar hart daaraan had deelgenomen, hield zij voor zich zelve. In ieder geval was zij het leven niet moede, want zij was reeds na een jaar gehuwd met een welgestelden grondeigenaar in een naburig dorp, die haar moest beloven, elken winter eenige weken met haar in de stad door te brengen. Boetsen bewilligde morrend in deze echtverbintenis; slechts met terugzien op zijne geleden nederlaag gaf hij zijn jawoord. Louiza had met vreugde den bruidskrans voor Emilie gevlochten; haar zelve was het naar wensch gegaan, daar van haars vaders tweede huwelijk niets was gekomen en zij dus in vrede en naar haren eigen wil konde huishouden.

De moeder van Emilie had de bruiloft met veel zorg en pracht ingericht en daarbij de eereplaats ingenomen. Voor de eerste maal zat zij met genoegen op de prachtige sofa, want zij gevoelde hare waarde als bruidsmoeder, vooral daar hare dochter geheel naar haren zin had gehandeld. ‘Gij zult zeker gelukkig zijn, kind, gij hebt een braven, schoonen man!’ zeide zij haar bij het afscheid nemen. De oude boer echter staarde, toen de wagen met zijne dochter het dorp uitreed, hem verdrietig na en zuchtte: ‘Een rijke man, maar zonder rang of titel!’

Willem had de bruiloft niet bijgewoond. Bij de loting voor de militie had hij een dienstplichtig nummer getrokken en daar zulks overeenstemde met den wensch zijns vaders, was hij soldaat geworden, maar hij had verklaard dat hij zich enkel zou bepalen tot het uitdoen van zijnen diensttijd, zonder te trachten naar bevordering; hij verlangde niet soldaat te blijven. Van Maria moest hij zich drie lange jaren scheiden, maar hij troostte zicht met de gedachte aan het wederzien en dat

[pagina 98]
[p. 98]

beiden nog jong genoeg waren. De tijd verandert veel, zelfs de hardvochtigheid eens vaders. Bij den soldatenstand beviel het Willem nog al tamelijk goed, daar hij door het geld zijns vaders van zorg en ontbering bevrijd was, en de drie jaren diensttijd geraakten zoo eindelijk om.

Willem werd iederen dag terugverwacht, maar niet door zijne ouders alleen; ook in het kleine werkmanshuisje klopte een hart van vreugde over zijne terugkomst. De arme Maria durfde echter aan niemand het geheim van haar gevoel doen kennen.

't Is avond. Maria staat aan het open venster en blikt naar buiten. Het komt haar voor, dat het vreedzaam en schoon is in den herfst en zij zoude zich niet beklagen als zij haar geheele leven, zonder hoop op een ander geluk, in dat armelijk huisje moest doorbrengen.

Terwijl zij zoo in gedachten verdiept stond, verscheen Willem plotseling voor haar en zeide: ‘Maria, ik heb gedacht, dat gij nog wakker zoudt geweest zijn, en heb niet kunnen nalaten u goeden avond te komen wenschen.’

Zij kon van verbazing en vreugde niet antwoorden. ‘Maria, zoo vervolgde hij, ik ben reeds den geheelen namiddag te huis, maar ik wilde u niet wederzien voordat ik tot u konde zeggen: Maria, mijn vader heeft toegestemd, gij zijt mijne bruid!’

Haar geluk was grooter dan zich laat beschrijven en toen de geliefden van elkander afscheid namen, verheugden zij zich over de toekomst, die hun voor altijd geluk en zegen voorspelde.

De trotsche Boetsen moest zijn hoogmoedigen waan op zijde zetten. Hij zelf had nu gezegd: ‘Ik wil eens ondervinden wat het is, een paar menschen gelukkig te hebben gemaakt; voor liefde is meer te krijgen dan voor geld.’ De boerin voornamelijk was als met een nieuw leven bezield. Zij had met geene andere schoondochter meer tevreden kunnen zijn dan met Maria, en zij bevond, dat huiselijke deugden ook een rijkdom zijn. Of Maria in haren schik was! Zij reinigde en poetste weldra als om strijd met de oude boerin, die in haar eene dochter aantrof, die geheel naar haren zin was. Te laat begreep Emilie, wat zij in het ouderlijke huis had verzuimd en dat zij niet had gedaan, wat haar had gepast.

De ouders van Maria hadden nooit aan een zoo groot geluk gedacht; des te grooter was nu hunne tevredenheid. ‘Ziet gij, vrouwke, zeide de man, uwe vrees voor Maria is altijd ongegrond geweest; dat wist ik wel, zij is door en door braaf.’

De vrouw antwoordde: ‘Gij hebt goed te klappen, nu alles goed afgeloopen is.’

‘Ja, ja, zeide haar man, gij hebt gelijk. Maar toch is het zeker, wie onzen lieven Heer laat zorgen, mag gerust zijn dag en nacht.’

einde.

Leer van mij dat men altijd ongelijk heeft, als men lacht om dingen die men niet begrijpt.
Erckmann-Chatrian.
Men kan iemand zijn levensgenot vergallen door hem beschouwingen op te dringen, waaraan hij tot dusverre vreemd was.
Van der Wijck.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken