Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 25 (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 25
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.29 MB)

Scans (455.19 MB)

ebook (8.11 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 25

(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Roem.
I.



illustratie

Het heerlijkste zomerweder begunstigde het feest van het Heilig-Sacrament te Munchen; zoowel in nieuwe als in het oude gedeelte der stad was de weg, dien de processie volgde, met groen en bloemen en vlaggen versierd; de aartsbisschop had het volk gezegend, ook de koning had het hoofd ontbloot voor het Allerheiligste; alles was weer in orde voor een geheel jaar, en het volk, vooral dat uit de oude stad, ging zijnen weg, in de volle overtuiging dat God van dit oogenblik af het goede Munchen met zijn bewoners in zijne bijzondere hoede zoude nemen. Het overige van den dag werd nu feestelijk doorgebracht: dat behoorde zoo van oudsher en men zou alleen in de wereld moeten zijn, om bij deze gelegenheid zijne blijdschap, niet op de eene of andere manier lucht te geven.

Nu alleen in de wereld was Christiaan Winter! Aan het venster van zijn zolderkamertje gezeten, zag hij neder op de vroolijke menschen beneden, van hen gescheiden door denzelfden afstand, die zijn leven lang het geluk van hem verwijderd had gehouden - en de herinnering van de dagen zijner eigen jeugd trad hem levendiger dan ooit voor den geest. Zijn armoedig kamertje maakte deel uit van een groot somber huis in eene der voorsteden, waarin arme gezinnen zich nestelden, talrijk als de kraaien in een ouden toren. Achter het huis was een tuin, als men ten minste dien naam wilde geven aan de verwaarloosde wildernis, waarin twee appelboomen stonden, die al sedert jaren geene vruchten meer gaven.

Christiaan Winter zat dan tegen zijn venster geleund en keek naar de juichende menschenschaar. Hij had honger, al wilde hij het zich niet bekennen. Zijne kleeren waren kaal en versleten. Maar toch was het eene aantrekkelijke figuur. De sneeuwwitte lokken vormden eene lijst om zijne fijne, edele trekken, lang geleden bruin getint door de warme zon van het Zuiden. Zwakheid en ouderdom hadden de fiere gestalte gebogen. Hij was zoo mager, dat zijne gerimpelde handen doorschijnend werden als hij ze ophief om zijne oogen tegen het scherpe zonnelicht te beschutten. Toch zou Christiaan Winter, zooals hij was, nog wel zijn brood hebben kunnen verdienen, als hij bij de schilders bad willen poseeren voor den bedelenden Belisarius, koning Lear in den storm, of Calas op het schavot. Maar hij was te trotsch om tot model te dienen, want - hij was zelf schilder, hoewel de wereld hem dien titel niet had willen geven en nooit zijn naam had genoemd. Waarom? Geen mensch zou het kunnen zeggen. De faam heeft haar nukken, en geeft of weigert hare gunsten met eene grilligheid, die de menschen tot haar speelbal maakt: eene toevallige omstandigheid, het gebrek aan gelegenheid, gemis aan zelfvertrouwen, onbekendheid met de middelen die tot welslagen noodig zijn - eene van die oorzaken, of alle te zamen misschien, waren schuld aan die vergetelheid, waarin hij was blijven voortleven; toch schilderde hij maar altijd voort, en nooit was het hem in al die jaren van armoede en ellende in de gedachte gekomen iets anders te doen.

Christiaan Winter dacht dus na over zijn vervlogen leven, terwijl hij de menigte naar buiten zag snellen, zoekend naar vreugde en zonneschijn. Hij dacht aan zijne jeugd, aan die dagen vol eerzucht en begoochelingen, begoochelingen zóó krachtig, dat het kanongebulder van Wagram en Jena ze niet had kunnen vernietigen. Als kind had hij gebrek en ontbering gekend, want hij was de zoon, de jongste van een armen ketellapper te Munchen, en hij werd gescholden en geslagen omdat hij droomde en peinsde in plaats van de handen uit te steken, zooals de anderen. Maar in weerwil van alles was hij blijven zeggen: Ik wil schilder worden! - Terwijl het bloed over de slagvelden stroomde, had hij de oogen opgeheven naar den goddelijken glimlach der kunst, en had niets anders gezien. Uit liefde voor de kunst, was hij blootvoets naar Italië gegaan; en daar had hij gedacht en gewerkt en geworsteld, tot hij, na al dat harstochtelijk, koortsachtig zoeken, den zaligen vrede gevonden had, die voortspruit uit het gevoel van kracht. Hij had geloofd in zichzelven. Dat is veel, maar alles is het niet. Toen de jaren voortsnelden, en de woelende menschenwereld niet in hem wilde gelooven, was dat edel vertrouwen op zijne kracht iets bitters en droevigs geworden in zijn gemoed. Eene enkele gezellin was hem trouw gebleven, en die gezellin was - de tegenspoed: waar zij zich eenmaal heeft vastgeklemd, laat zij haar prooi zoo licht niet weder los. Zijne schilderijen werden dof door stof en spinnewebben, zonder dat hij kon nagaan waarom. Misschien was hij wel te trotsch; hij kon niet op zijne knieën omhoog klimmen en - een arme mag immers niet trotsch zijn!

Christiaan Winter was op dien Heilig-Sacramentsdag vijf en zeventig jaar geworden. 't Was lang geleden, dat hij zijns

[pagina 104]
[p. 104]

vaders huis verliet met eene korst brood en eenig klein geld op zak, maar met de woorden op de lippen: Ik wil schilder worden! - Lang, meen dan eene halve eeuw... maar niemand had ooit den naam van den schilder Christiaan Winter genoemd! Hij had zijne heele ziel gelegd in die stukken, waarop niemand een blik wilde slaan; hij had gearbeid met al zijne krachten, honger en koude geleden, liefde en levensgenot opgeofferd, zijne dagen en nachten, zijne jonkheid en zijne mannelijke kracht aan de kunst gewijd - en toch kende de wereld hem zelfs niet bij name.

Zijn dagelijksch brood verdiende hij met het graveeren op koper voor een prentenkoopman; en zelfs dit gaf hem niet veel te doen, want er waren ook in dat vak jongeren, die vlugger en minder nauwgezet werkten. Er was iets hards en kouds in zijn arbeid, zei men; en hoe kon dit anders na een leven van onophoudelijken tegenspoed? Winter verdedigde zich niet.... Hoe zou het ijs kunnen smelten, als de noordewind voortdurend blaast?

Er bestaat eene ets van François Chifflard, voorstellend het schip der kunst - een sierlijk vaartuig, gevuld met de lijken der verdronkenen en de verminkte lichamen van hen, die door de harde kiel werden verpletterd. Cristiaan Winter behoorde tot die slachtoffers, al was hij nooit geheel en al gezonken; hij had zijne ziel verdedigd; maar nu was hij moede, vreeselijk moede, en hij begon te begrijpen dat de naam van Christiaan Winter, dien hij met gulden letteren op de poorten zijner vaderstad had willen schrijven, nooit ergens anders te lezen zou zijn dan op het graf van een arme, zoo dat graf al een naam zou hebben. Hij klaagde niet over zijn lot, maar hij beweende de goddelijke visioenen, die met hem zouden sterven, de heilige en heerlijke dingen, die zijne verbeelding hadden doen ontvlammen, en die hij niet aan de menschheid had mogen openbaren.

Muziek, gelach en gejoel weergalmden op straat. Hij had dien dag nog niets gegeten, want het werk was schaarsch geweest den laatsten tijd en het laatste geldstuk was verdwenen. 't Is waar, menigmaal had hij honger geleden om verf te kunnen koopen; maar wie dacht er aan, de stukken te koopen. die daar sedert dertig jaren lagen opgestapeld? Wie vroeg naar de phantasieën van een onbekende? Hij durfde ze zelfs niet meer te koop bieden; miskend en teruggestooten toen hij jong was en krachtig, had hij een te hoog gestemd gevoel van eigenwaarde, om op zijn ouden dag te klagen: Iedereen vergeet mij, en ik sterf alleen en verlaten! - Vergeten was hij als de verwelkte bloem, die door de voorbijgangers vertreden wordt. En toch, terwijl hij daar zoo stil nederzat, verscheen er plotseling een glimlach op zijn ernstig gelaat, weer even spoedig verdwijnend als de zonnestraal, die een oogenblik het winterlandschap verlicht.

't Was de weerschijn van een anderen glimlach, spelend op het lief, onschuldig gezichtje van een jong meisje, dat naar hem opzag. Zij liep tusschen de wandelaars, frisch en fleurig in haar wit kleedje, met eene roos in haar keursje en haar minnaar aan hare zijde. Lize was een kind van het huis, arm evenals hare buren, maar vroolijk en onbezorgd, het zachtste, liefste schepseltje, dat men zich denken kon, den ganschen lieven dag zingend als eene lijster, hetzij ze aan haar spinnewiel zat, of in 't huishouden hielp, of over het gras van den verwilderden tuin huppelde. Christiaan Winter had dus geglimlacht toen hij haar in 't oog kreeg; zijne gedachten waren eene halve eeuw teruggesneld naar een ander jong meisje, dat toen aan zijnen arm langs dienzelfden weg gewandeld had, en nu al zoo lang - zoo lang, dat hij de jaren niet meer tellen kon! - onder de groene zoden rustte, dicht bij den kerkmuur.

Lize bleef den grijsaard aankijken, en liet hare witte handjes blinken; meestal was zij een beetje bang voor hem, maar deze blijde feestdag vervulde haar met leeuwenmoed. Berthold was bij haar, haar flinke knappe Berthold, die haar bruidegom zou worden, als hij den prijs won - en dat gebeurde stellig - den prijs, dien de koning uitloofde voor jonge kunstenaars van een bepaalden stand. Berthold Landsee was nog in zijne studiejaren, maar iedereen koesterde de beste verwachting van hem: er zat talent in hem, meenden de kenners; en Lize's vader had gezegd dat de bruiloft gevierd mocht worden zoodra hij dien prijs had behaald. Intusschen wandelden Berthold en zijne liefste vroolijk samen voort, afsprekend om des avonds Siegfried te gaan zien, een zielsgenot voor iederen rechtgeaarden Beierschman. De jongelieden waren zoo gelukkig als de tortelduifjes, die boven hunne hoofden rondvlogen, en in weerwil van zijne vijf en zeventig jaren, en zijnen honger, beschouwde Christiaan Winter hen zonder bitterheid; alleen fluisterde er eene stem in zijn hart: - Ach, waarom duurt de lente zoo kort en de winter zoo lang?

Eindelijk verliet hij het venster, en nam eene harde korst brood op, die hij op de straat gevonden had; dat was zijn eerste en eenige maaltijd. Waarom blijf ik toch leven, dacht hij, terwijl er dagelijks zoovelen naar het kerkhof gaan, kinderen en jonge meisjes, jeugdige moeders en mannen in hunne volle kracht? - Langzamerhand begon de schemering te dalen, de roode gloed der ondergaande zon hulde zelfs het zolderkamertje een oogenblik in tooverglans. Christiaan Winter bleef stil zitten in de toenemende duisternis; hij voelde dat het niet lang meer met hem duren kon; zijn geld was op - en van aalmoezen leven wilde hij niet. Was het zijne schuld, dat het zoover met hem gekomen was? Winter was ootmoedig voor God en zijn geweten, al was hij trotsch tegenover de menschen. Hij kwam tot het besluit, dat de fout wel bij hem zelf moest liggen; dat de wereld gelijk had en hij ongelijk; dat het wel eene vergissing moest zijne geweest, toen hij die stem in zijn hart had hooren fluisteren: - Gij hebt genie!

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken