Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 25 (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 25
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.29 MB)

Scans (455.19 MB)

ebook (8.11 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 25

(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 188]
[p. 188]

Jacob Jacobs,

leeraar van zeeschildering en van landschap- en dierenschildering bij de Antwerpsche academie, aan welke hij ook studiën deed, is den 9n December omtrent middernacht te Antwerpen overleden aan de gevolgen eener hersenberoerte. Hij bevond zich, den avond van zijnen sterfdag, op bezoek ten huize van den heer regent der academie G. Kempeneers, toen eene plotselinge ongesteldheid hem overviel. Na eene voorloopige geneeskundige behandeling overgebracht naar zijne woning op den kleinen-Kauwenberg nr 14 te Antwerpen, stierf hij nauwelijks eenige uren later.

Hij werd te Antwerpen geboren op 19 Mei 1812. Hij had tot vader den boekdrukker Josephus Michaël Jacobs, tot moeder Maria Theresia Van Beethoven. Bij den doop ontving hij de voornamen Jacobus Albertus Michaël. Hij werd aanvankelijk opgeleid in het ambacht zijns vaders, doch wist al spoedig van zijne ouders te verkrijgen, dat hij schilder mocht worden. Te dien einde volgde hij de leergangen der Antwerpsche academie en ging in de leer bij den kunstschilder Ferdinand De Braekeleer, die zich toen reeds een gevierden naam had verworven.

In het belang zijner studiën, maakte hij veel werk van de galerij des heeren F. Van der Schrieck, te Leuven. Voor de schilderijen van Backhuizen en Van de Velde betoonde hij de grootste voorliefde.

Voor zijne vorming dankte Jacobs veel aan de uitgestrekte reizen die hij gelegenheid vond te doen. In 1838 bracht hij eenige maanden te Konstantinopel door en bezocht vervolgens, in gezelschap der heeren Stier van Aertselaer en Flor. Mols, Egypte, Cyprus, Griekenland, Italië, Oostenrijk, Rusland (namelijk Petersburg) enz. Hij doorreisde Engeland en Frankrijk en bracht in gezelschap van wijlen den heer ridder Julius van Havre een bezoek aan Zweden en Noorwegen. Dat hij van deze verre en zoo rijk aan afwisseling zijnde tochten met een rijken oogst geschilderde en geteekende schetsen huiswaarts keerde, behoeft wel niet gezegd te worden. Men kan ze ten zijnent nog bewonderen.

Hij was nauwelijks goede 20 jaren oud, toen hij al deel nam aan de tentoonstellingen van Antwerpen, Brussel en Gent.

In 1833 reeds verschenen van hem op de Brusselsche de volgende tafereelen: Aanlanding van visschers, Binnengezicht van het kasteel van Antwerpen na de beschieting, Huis vernield door eene bom. Van 1834 dagteekenen zijne Volle zee aanklotsend tegen de kusten, Overzetschuit voor Antwerpen en De ongelukkige visscher.

Zijn Strandgezicht te Scheveningen, op de Brusselsche tentoonstelling van 1836, werd aangekocht door het Belgische staatsbestuur. Op dezelfde tentoonstelling prijkten van hem: De vuurtoren en Stil weder. Van 1837 dagteekent zijne Redding, Tempeest van 29 November 1836 te Antwerpen en Strand te Scheveningen (dit laatste toebehoorend aan den heer J. Van der Linden), benevens een Zeestuk, eigendom van den heer Gamain.

In 1839 schilderde hij voor den sultan naar de natuur Het serail te Konstantinopel.

Dit jaar schilderde hij een stuk voorstellende Het eiland Negrepont in Griekenland voor den koning van Wurtemberg.

In 1840 Zicht der puinen van den Venustempel te Corinthe voor den heer Stier van Aertselaer, Zicht van den toren der ridders te Rhodes (verzameling J.J. Wuyts te Antwerpen).

Hij schilderde in 1842: een Algemeen gezicht van Konstantinopel en het Eiland Rhodes; in 1843: Zicht der Dardanellen Europawaarts, aangekocht door den heer L. David-Verbist, De groote zaal van het paleis van Karnac te Thebe, De kust der Marmarazee, Tempeest bij zonsondergang en Kreek in de omstreken van Assouaan; in 1844: Gezicht uit den omtrek van Esneh in Opper-Egypte na de overstrooming van den Nijl, in 1845: Gezicht uit Griekenland.

Bij koninklijk besluit van 26 Mei 1843 werd Jacobs benoemd tot leeraar bij de Antwerpsche academie, ter vervanging van den landschapschilder J.B. De Jonghe. (Zie 1864, blz. 31.) Aan het kunstonderwijs bewees Jacobs groote diensten.

In 1847 schilderde hij: Puinen van den rijkstempel bij Karnac, eigendom van baron Henry van Havre. Eene herhaling van dit stuk, eenigszins anders bewerkt, stelde hij in 1857 te Brussel ten toon (zie lager).

In 1848 kocht Z.M. Leopold I des schilders te Brussel tentoongesteld tafereel: Rustplaats van Arabieren in de woestijn nabij de pyramiden.

Grooten roep verwekte op Antwerpens driejarige tentoonstelling van 1849 zijne Stranding van de Floridian, een met landverhuizers geladen schip, dat drie dagen na zijn vertrek uit Antwerpen verongelukte op de Engelsche kust, te Essex. Deze zeer bewonderde schilderij werd aangekocht voor en bevindt zich nog in het museum van Munchen. Ditzelfde jaar bekwam de schilder het ridderkruis der Leopoldsorde.

Hij schilderde in 1851: Waterval bij Ramseau (Beieren), in 1852: Rijzende zon op de Grieksche eilanden, Dalende zon in Beneden-Egypte. In laatstvermeld jaar stelde hij te Antwerpen zijn havengezicht van Konstantinopel, de Gouden Hoorn, ten toon, welk tafereel bekend gebleven is als eene zijner beste schilderijen; het behoorde alstoen aan ridder Julius Van Havre en is thans in bezit van den heer Ch. della Faille van Leverghem.

In 1854 schilderde hij het Dorp Boulac op den Nijl, aangekocht door de koningin van Engeland.

Op de volgende driejarige tentoonstelling te Antwerpén (1855), zond hij in: Waterval in den Nijl, toebehoorend aan den heer A. Moretus, Oevers van de zeebocht te Smyrna, en ook viel hem de onderscheiding te beurt, dat zijn Sarp-waterval op de Noorweegsche rivier Glommen voor het Belgische rijksmuseum werd gekocht.

Op de Brusselsche tentoonstelling van 1857 had hij de eer, dat Z.K.H. de hertog van Brabant, thans Leopold II, hem twee schilderijen afkocht: De puinen van den rijkstempel bij Karnac (op de plaats van het oude Thebe) en een riviergezicht, de Songe-fjords in Noorwegen. Zijn Konstantinopel, werd aangekocht door den heer A. Moretus; zijn van hetzelfde jaar dagteekenende Waterval van Trolhoetta in Zweden, is in bezit van den heer W. Ellerman.

[pagina 189]
[p. 189]

In 1858: Val van Lonne-fosse in Noorwegen, aangekocht door den heer P.J. Huybrechts, Het Wettermeer (in Zweden), destijds aangekocht door den heer Michiels-Loos, en Oponthoud aan de fontein (gezicht uit Beneden-Azië).

Van 1861 dagteekent: De ingang van Venetië's Groot Kanaal, Zicht der Slavenkade.

Bij koninklijk besluit van 19 December 1864 werd Jacobs verheven tot officier der Leopoldsorde, naar aanleiding van den grooten bijval, op de driejarige Antwerpsche tentoonstelling van dat jaar te beurt gevallen aan zijne vier schilderijen: Karavaan vluchtend voor den verzengenden khamsin of woestijnwind (in bezit van den heer A. Van Stolk te Rotterdam), De vervallen tempel van Hypetre op het eiland Philae in den Nijl (aangekocht door den heer F.J. Jacob, te Rotterdam), Frissche bries op Finsche kusten en Gezicht op de golf van Lepanto.

Een zijner kapitaalste stukken, waarvoor Noorwegen hem het onderwerp leverde en dat in 1867 te Antwerpen was tentoongesteld, namelijk de Ingang der haven van Bergen, werd voor Engelsche rekening aangekocht en verliet het land.

Op de Antwerpsche tentoonstelling van 1867 prijkte ook van hem: Toebereidselen voor de Zalmvangst in eene der fjords van de baai van Gundfange in Noorwegen, aangekocht door den heer F. Grisar.

1868: Wind in de woestijn en Oevers der Schelde.

1869: Waterval eener bijrivier van de Glommen. (Noorwegen).

1870: Afdamming op een Zweedschen waterstroom, verkocht aan mevrouw Weber.

1873: De zee aan de monding der Schelde, Waterval in Noorwegen en de Antwerpsche reede bij hoog water.

1874: Bries op de Noordzee te Vlissingen en Stille wind op de Nederschelde. 1875: Waterval in Noorwegen.

1876: Sluis op de Normandische kusten en De monding der Schelde te Vlissingen, voor de verloting aangekocht en gewonnen door den heer J. Paschael.

1877: Zeewind op Finsche kust.

Met hoeveel eer, de onvermoeibare schilder, wiens gewrochten op schier niet eene van de driejarige tentoonstellingen ontbraken, nog dit jaar deel nam aan de Antwerpsche tentoonstelling, werd door ons vermeld op onze bladzijde 144.

In 1875 was Jacobs den baron Gustaaf Wappers opgevolgd als werkelijk lid van de academie.

Gedurende zijne gansche loopbaan heeft onze schilder zich te beloven gehad over de graagte waarmede zijne werken, die zeer talrijk zijn, werden gewild. Bij de laatste driejarige tentoonstelling was er sprake geweest eene van de twee door hem ingezondene schilderijen aan te koopen voor het Antwerpsche museum van hedendaagsche meesters. Te bejammeren is het, dat dit voornemen niet opgevolgd werd. Het museum bezit van Jacob Jacobs geen enkel stuk.

Zooals bekend is, werd reeds voor jaren, den schilder ter eere, eene straat te Antwerpen de Jacobsstraat geheeten

De 12n April 1842 was de heer Jacobs te Antwerpen in den echt getreden met juffrouw Johanna Maria Witteveen die hem overleeft. Uit dit huwelijk werden 4 kinderen geboren, waarvan het eeste overleed in 1843; de oudste en eenig overgeblevene zoon Jacobus Josephus Michaël overleed den 7n Mei 1879; dit verlies krenkte op verregaande wijze de gezondheid van den liefhebbenden vader. Van zijne twee dochters is er eene gehuwd (met den heer E.J.M. De Meyer).

Des betreurden kunstenaars lijkdienst werd den 13n December, ten 10 ure 's morgens, in de St.-Antoniuskerk onder een zeer grooten toeloop verricht. De lijkkist werd van uit het sterfhuis tot in de kerk gedragen. De heeren Jac. Cuylits, schepen van Antwerpen en lid van den bestuurraad der stedelijke academie, Jozef Geefs, waarnemend bestuurder van voornoemd gesticht, Jos. Schadde, bouwkundige en leeraar der academie, G.A. Mols, vertegenwoordiger van de Maatschappij ter aanmoediging van Schoone Kunsten, David Col, lid der afdeeling beeldende kunsten van het Verbond voor Kunsten, Letteren en Wetenschappen en J. Van Luppen, oud-leerling van den overledene, hielden de tippen van het baarkleed. De ter-aardebestelling had plaats op het kerkhof van de gemeente Merxem.

Bij het graf werden drie diepgevoelde redevoeringen uitgesproken door da heeren G. Kempeneers, David Col en K. Boland, den reeds gunstig gekenden dierenschilder.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken