Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 27 (1881)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 27
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 27Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 27

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (12.71 MB)

Scans (467.78 MB)

ebook (10.33 MB)

XML (1.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 27

(1881)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Trichinen.

De gevaarlijke ingewandsworm, hierboven genoemd, was vóór het jaar 1832 in de wetenschap niet bekend. In 1832 vond de geneeskundige Hilton, bij de ontleding van een menschelijk lichaam in het Guy-ziekenhuis te Londen, een klein doorschijnend blaasje, waarin een wormpje lag opgerold; het blaasje, dat alleen kon gezien worden met behulp van een sterk vergrootglas, zat in de fijnste spierdraden van het ontleed wordende lichaam. Ofschoon Hilton den gevonden worm niet kende, hechtte hij te weinig gewicht aan zijne ontdekking om er zich verder mede bezig te houden. Eenige jaren later vond ook de geneeskundige Paget wormen van de bedoelde soort. Nu werd van de zaak meer werk gemaakt. De geleerde Owen stelde in 1835 eene beschrijving op en noemde den worm Trichina spiralis (van het Grieksche woord thrix, trichos, haar, omdat hij haarfijn is, - en spiralis, omdat hij in zijn blaasje of kapsel als een spiraal of schroefdraad opgewonden lag). De mannelijke trichine is slechts 1 ½, de vrouwelijke 3 millimeters lang; zij zijn ⅓ millimeter dik. Vooral ratten, muizen, varkens en konijnen zijn met trichinen geplaagd. Heeft men het ongeluk vleesch te eten, waarin zich deze draadwormen bevinden, dan kunnen daaruit de schromelijkste gevolgen voor de gezondheid voortspruiten. Inderdaad. Als de trichinen in de maag van den mensch komen, dan barst het blaasje open, waarin zij als een draad opgewonden of gerold liggen. De diertjes worden vrij, zij paren, de voortteeling heeft plaats en - ééne vrouwelijke trichine kan in eene enkele maand 200 jongen voortbrengen, die door het darmkanaal heenboren, zich in de spieren van het lichaam nestelen, zich met de spiervezelen voeden en allengs grooter en sterker worden. Als dit zoo drie of vier weken heeft geduurd, omsluiten de trichinen zich met een doorschijnend blaasje, waarin zij opgerold liggen. In deze blaas verzamelt zich eene witte naar krijt gelijkende stof, waardoor het geheel er als een wit puntje uitziet. Zoo ingesloten kan de trichine jaren lang blijven liggen. Een geneeskundige beschrijft als volgt de gewaarwordingen van iemand die een groot aantal darmtrichinen in de maag heeft: ‘Spoedig gevoelt gij pijn in de maagstreek en in de darmen, de oogen zwellen op en dikwijls het gansche lichaam. Bij beweging van een uwer ledematen ondervindt gij spierpijnen, die al heviger en heviger worden, dikwijls lamheid veroorzaken, in den regel met koorts vergezeld gaan, en niet zelden na verloop van eenige maanden, den dood tot gevolg hebben. Heeft men vermoeden op de oorzaak der ziekte, dan kan men in de meeste gevallen den dood voorkomen, als men, door verschillende middelen, onmiddellijk zorgt voor snel afdrijven der darmtrichinen, waardoor natuurlijk de vermeerdering der spiertrichinen terstond ophoudt.’ Daarentegen wordt door andere schrijvers beweerd: ‘Alleen in de eerste tijdperken, wanneer de trichinen nog in het darmkanaal zijn, kan er met vrucht op gewerkt worden om haar te verwijderen.’ Zonderling en onverklaarbaar is het, dat een zwijn millioenen dezer trichinen in het lijf kan hebben zitten, zonder dat men eenige teekenen van ziekte bespeurt. Het behoeft wel niet gezegd te worden, dat het eten van rauw varkensvleesch zeer gevaarlijk is, uit hoofde der mogelijke aanwezigheid van trichinen. Onlangs (einde Februari 1881) heeft de hooge Fransche regeering over geheel Frankrijk den invoer van Amerikaansch spek verboden, omdat uit onderzoekingen was gebleken dat dit vleesch op groote schaal door trichinen verontreinigd is. De jaarlijksche invoer van Amerikaansch spek bedroeg voor Frankrijk alleen ettelijke honderd millioenen kilos. Een zelfde verbod werd reeds sedert eenigen tijd gesteld in Italië, Spanje en sommige Duitsche landen. In België, Holland, Engeland en andere staten blijft de invoer toegelaten. Bij eene koude van 20 graden Reaumur bleven trichinen levend. De kookhitte die er noodig is om de trichinen te dooden die zich in het vleesch mochten bevinden, schijnt tusschen 50 en 60 graden Reaumur te bedragen. Om dus met vertrouwen varkensvleesch, worst enz. te kunnen eten, behoort men er voor te zorgen dat het gedurende eenige uren wel doorgekookt of gebraden heeft. Het pekelen schijnt de trichinen niet te hinderen. (Wij stippen hier te dezer gelegenheid aan, dat het eten van rauw of half rauw vleesch van alle soort, ook rundvleesch en schapenvleesch, af te raden is. J. Van der Hoeven zegt dienaangaande in zijn Leerboek der dierkunde: ‘Kinderen, die met rauw vleesch op voorschrift van geneesheeren gevoed worden, krijgen somtijds spoedig daarna lintwormen (van de soort Taenia mediocanellata), en in Abyssinië, waar het rundvleesch gewoonlijk rauw gegeten wordt, komt de lintworm dikwerf voor.’ (Een deskundige schrijft: Het onderzoek van varkensvleesch is niet moeielijk; met een fijn mesje behoeft men slechts een stukje vleesch uit den nek te snijden; daarna legt men het zoo dun mogelijk onder een sterk vergrootglas, of eenvoudig microscoop; onmiddellijk zal men kunnen zien of er al dan niet trichinen-blaasjes in zijn. Dat bij varkens zooveel trichinen aangetroffen worden, wordt door sommigen hieraan toegeweten, dat bij vele boeren (waarschijnlijk toch in België niet) de gewoonte zou bestaan hunne zwijnen afval van beesten, en ook ratten en muizen te

[pagina 57]
[p. 57]

laten eten, terwijl tevens niet voor behoorlijke reinheid zou worden gezorgd.

Onder dagteekening van 28 April heeft de heer G. Rolin-Jaequemijns, minister van binnenlandsche zaken, eenen omzendbrief over de trichinen aan de gouverneurs der provinciën gezonden, om hen uit te noodigen, aan de bevolking den raad te geven ‘geen varkensvleesch, 't zij in- of uitlandsch, te gebruiken, dan nadat het behoorijk gekookt zij.’ Voorts zegt de minister, onder aanhaling van een verslag van den hoogen raad van gezondheid, dat de koking van het varkensvleesch een uur per kilo moet duren; dat eenige diepe sneden in het vleesch moeten gemaakt worden voordat men het kookt; dat men er een scheut azijn moet bij doen; dat de brading in de pan of op den rooster moet aanhouden tot dat uit het dikste deel van het stuk, wanneer men het doorsnijdt, een roodachtig nat vloeit. Om zich voor de trichinen te behoeden, zoo besluit de minister, ‘is het voldoende de oude keukengebruiken des lands te blijven volgen,’ hierin bestaande ‘het varkensvleesch niet dan geheel gaar gezoden of gebraden te verbruiken.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken