Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 27 (1881)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 27
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 27Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 27

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (12.71 MB)

Scans (467.78 MB)

ebook (10.33 MB)

XML (1.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 27

(1881)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 132]
[p. 132]

Eene herinnering aan Antonio Canova.
III.

Volpato verzuimde niet, zijne dochter de bekentenis van den jongen beeldhouwer en ook de belofte mede te deelen, die hij hem gedaan had. Doch dit bericht werd geenszins zoo opgenomen, als hij verwacht had. Maria stond onthutst, hare wangen werden bleek en hare stem ter nauwernood hoorbaar, toen zij zeide: ‘Gij hebt uw woord gegeven, vader? Gij zegt, gij hebt het hem beloofd.’ - Ja, dochter, ik heb mijn woord verpand. Maar wat beteekent dit, verschrikt gij, dewijl ik u van eenen man spreek? Denkt gij dan dat trouwen zulke verschrikkelijke zaak is? Waar anders, denkt gij, dat jonge meisjes voor op de wereld zijn, dan om te trouwen? Hoe kinderachtig is dit; te weenen, omdat Antonio zooveel van u houdt, dat hij wenschte, altijd bij u te zijn!

- Beste vader, snikte het meisje, ik zou niet half zoo gelukkig zijn, als ik nu ben, bij u.

- Ba, sprak de vader, Antonio zal u veel gelukkiger maken, dan uw oude vader dit kan, en daarenboven, gij zult toch bij mij kunnen blijven, wanneer dit de zaak is. Wat kan ons beletten, bijeen te wonen, gij en uw man, Rafaël en ik? Weet gij wel, dat gij de vrouw zult worden van den grootsten man van zijnen tijd? De naam van Antonio zal eeuwen lang weerklinken, en dan, om de zaak nu nog eens van een anderen kant te bezien; hij heeft een inkomen van 300 dukaten van den Venetiaanschen staat, en dat is nog maar een klein begin. Nog geene 23 jaren oud en reeds een inkomen van 300 dukaten! Gij zult zeer rijk worden, Maria, en dan kunt gij zooveel te meer goed doen.

- Ik verlang niet rijk te zijn, hernam Maria, nog altijd weenende. Waarom moet ik trouwen? Zijn wij niet allen gelukkig, zooals wij thans bijeen zijn? En ik kan nooit met signor Canova gelukkig zijn, want ik bemin hem niet.

- Bemint gij hem niet? riep Volpato bijna eenigszins verstoord uit. Gij bemint Antonio niet, dien vlijtigen, goeden jongen? Wat hebt gij tegen hem? Wat heeft hij u ooit gedaan?

- Niets, sprak het meisje snikkende. Ik geloof niet, dat hij ooit iets tegen mij heeft gezegd, hetzij goed, hetzij kwaad. Maar toch houd ik niet van hem.

- Goed, maar als gij zijne vrouw zijt, zult gij hem beminnen. Gij zult eerst met hem trouwen en naderhand leeren beminnen. Dus, doe mij geen verdriet aan, meisje; zeg niets meer; gij zult met Antonio veel gelukkiger zijn, dan gij meent.

- Hoe kan een meisje gelukkig zijn met eenen man, dien zij niet bemint?

- Heb ik u niet gezegd, dat gij hem beminnen zult, wanneer hij uw man is? Elke goede vrouw bemint haren man. Kwel mij nu niet langer, Maria, gedraag u verstandig, gelijk gij altijd gedaan hebt; ik zeg u, alles is reeds beslist.

En de kunstenaar keerde naar zijne werkplaats terug.

Maria begaf zich echter naar den hof, om uit te weenen. In een afgelegen gedeelte van het welriekende plantsoen was een zonnig plaatsje, waar Rafaël Morghen zijne schetsen te drogen legde. Was het opzettelijk of toeval, de dochter van Volpato richtte hare schreden naar die plaats, zette zich op een bank neder, die door eenige cypressen werd beschaduwd en liet aan hare tranen den vrijen loop. Niet lang had zij daar gezeten, of zij vernam naderende schreden en in het volgende oogenblik stond de jonge Napolitaan voor haar. ‘Maria, riep hij uit, zoo in tranen? Wat is er voorgevallen?’ En terwijl hij zich op de bank naast haar nederzette, sloeg hij zijnen arm om haar heen en trok haar tot zich. Maria leunde met haar hoofd tegen zijnen schouder en snikte hevig.

- Rafaël, sprak zij al weenende, vader heeft mij aan signor Canova toegezegd.

Den jongen kunstenaar overviel eene huivering van schrik.

- Aan Antonio? riep hij uit. Dat zal toch niet waar zijn, hoop ik!

- Och, zeide Maria, vader is vast besloten. Hij wil er niets tegen hooren inbrengen. Zijne laatste woorden waren: alles is beslist! Er is dus geene redding meer voor ons, Rafaël!

- Geene redding meer, herhaalde Morghen. En gij hebt toegestemd? Doet gij zoo spoedig van mij afstand, Maria? Of bemint gij Antonio misschien? Een ieder bemint hem, en het is ook onmogelijk hem niet genegen te zijn. Ik zelf beminde hem tot op dit oogenblik, maar als hij u aan mij heeft ontnomen...

- Och, Rafaël! gij weet wel, dat dit onmogelijk is; kan ik iemand, behalve u, liefhebben?

- Dan, Maria! dan is alles nog niet verloren. Ik ga dadelijk naar uwen vader; hij houdt veel van Antonio, dat is waar, maar hij houdt ook van mij; hij kent mij zoo veel langer; ik ben een ouder leerling van hem dan hij. Ik zal daarenboven meer invloed op hem hebben, dan Antonio. Want Antonio zal in de kunst zijn eigen weg gaan, terwijl ik op den weg blijf, dien uw vader vóór mij bewandeld heeft. Het zou dwaas zijn, Maria, onze liefde geheim te houden. Reeds lang hadden wij uwen vader er kennis van moeten geven, dan zou er niet gebeurd zijn wat nu voorvalt. Hij zou u aan mij even bereidwillig toegezegd hebben, als hij u aan Antonio heeft beloofd en gij waart dan misschien reeds mijne beminde vrouw geweest. Maar het is nog niet te laat; ik ga onmiddellijk naar uw vader.

Rafaël Morghen verliet de dochter van Volpato niet meer zoo wanhopend, als hij haar had aangetroffen. Hij ijlde naar de werkplaats, waar hij den meester alleen vond. De jonge Napolitaan begon onmiddellijk, zonder melding te maken van Canova, hem zijne en wederkeerig Maria's toegenegenheid mede te deelen, en hij bad hem om zijne toestemming tot hunne verloving.

In diepe plooien was het voorhoofd van den vader saamgetrokken. ‘Dat kan niet zijn, Rafaël, hernam hij. Ik zelf heb eerst dezen morgen Maria aan Canova toegezegd.’

- Aan Antonio, meester? Maar Maria bemint hem niet!

[pagina 133]
[p. 133]

- Dat is zijne schuld niet, jonge vriend, sprak Volpato; zij heeft in dat opzicht niemand te berispen, dan zich zelve.

- Maar zij kan niet gelukkig zijn met eenen man, dien zij niet bemint; en ik verzeker u, meester, gij zult Antonio even zoo min gelukkig maken, als Maria, wanneer gij hem eene vrouw geeft, die hem niet bemint.

- Diavolo! riep de oude man ongeduldig, alweder dat gebabbel over liefde! Ik bemin Antonio niet, zegt de eene. Zij houdt niet van Antonio, herhaalt de ander. Hoe kan ik gelukkig zijn met een man, dien ik niet bemin? roept de eene. Hoe kan zij gelukkig worden met iemand, dien zij niet lief heeft? zegt de ander. Nu vraag ik u, Rafaël, is dat niet voldoende, om een verstandig mensch het hoofd op hol te brengen? Ik zeg u, wat ik ook tot het meisje gezegd heb: zij zal hem beminnen, wanneer hij haar man is.

- Maar zij bemint mij, aldus bleef de Napolitaan volharden bij zijn voornemen, en ik bemin haar, meester! Gij zult haar hart, even als het mijne, breken, wanneer gij ons van elkaar scheidt. Zie, meester Volpato, reeds langen tijd had ik gehoopt het overige van ons leven bij elkaar door te brengen. Het is steeds mijn plan geweest, mij te Rome te vestigen. Ik weet, dat ik de grootste kunstenaar van mijn vak zal zijn. Gij zelf hebt het gezegd en ik gevoel het ook. In hoog gespannen verwachting dacht ik steeds: wat kan ons verhinderen, dat wij, mijn goede oude leermeester en ik gemeenschappelijk werken en ééne familie uitmaken; dat ik, die zijn zoon ben ten opzichte van de kunst, ook zijn schoonzoon word door de liefde tot zijne dochter. Antonio wordt een grooter man dan ik, meester, maar hij zal uw medearbeider niet worden; hij volgt eene geheel andere loopbaan. De wereld is zijne ster. Geef hem uwe dochter, en gij verliest hem en haar; geef haar mij, en gij behoudt ons beide.

- Ik kan niet, sprak Volpato, ik heb mijn woord gegeven; mijn woord is mijn woord. Hadt gij de verledene week, neen, gisteren zelfs nog haar gevraagd, zoo had ik haar u van ganscher harte gegeven, want ik bemin u te zeer, zooals gij wel weet; maar Antonio heeft nu mijn woord.

- Maar, meester, indien gij het zelf waart die met Antonio moest trouwen, zoo kondt gij hem vrij en vrank uw woord geven, en niemand zou eenig recht hebben hieromtrent aanmerking te maken; maar heeft Maria zelve hier ook geene stem? Gij zult haar toch niet zonder hare eigene toestemming willen doen trouwen! Dat is meer, dan waartoe God en de natuur u recht hebben gegeven. Gij zult haar hart niet willen breken, haar ontnemen aan hem die haar bemint, om haar te geven aan een ander, dien zij niet bemint. Dat zou meer dan verschrikkelijk zijn!

- O, groote Jupiter, riep Volpato wanhopend uit; wat moet ik al niet over liefde hooren op dezen gezegenden dag! Kan dan de jonkheid over niets anders spreken! Op alle voorstellen, op alle redenen, op alles wat het gezond verstand kan voortbrengen, hebben zij geen ander woord dan: liefde! en dat antwoord moet alles vereffenen en in orde brengen.

- Het is niet noodig, meester, Jupiter aan te roepen, sprak Rafaël glimlachende, want Cupido is zoo wel een god als hij, en als de dichters niet liegen, dan zijn de pijlen van den blinden knaap gevaarlijker, dan de bliksems van den dondergod. Maar er is een tijd geweest, meester, dat liefde! liefde! ook uw antwoord zou geweest zijn op alle voorstellen, alle betoogen, op alles, wat de wereld verstandige reden wil noemen. Gedenk dien tijd en heb medelijden met hen, die slechts gevoelen, wat gij toen ondervondt.

- En ik zal geen medelijden voor mijn armen Antonio hebben? Is zijn mond de eenige, waarin het woord liefde! liefde! eene onvoldoende reden is? Luister, ik zal u zeggen, wat ik doen wil, hoewel ik vrees, dat ik mijne belofte hierbij te kort doe. Gij en Antonio zult beide een portret van Maria maken, en wie hij ook zij, die haar het best gelijkend voorstelt, hij zal haar hebben; en wat nog meer is, zij zelve zal hierin het oordeel vellen. Hiermede moet gij u tevreden stellen, Rafaël. Ik houd veel van u, dat behoef ik u niet te herhalen, en het zou mij zeer aangenaam zijn, u als deelgenoot in mijne werkplaats te hebben. Gij zijt mijn zoon in de kunst, zooals gij zeidet, en men zal zich Volpato als den leermeester van Rafaël herinneren, terwijl de wereld bezwaarlijk vragen zal, of Canova ook van mij onderwijs in het teekenen heeft genoten. Meer dan ik thans gezegd heb, kan en wil ik evenwel niet doen.

- Ik ben tevreden, meester, en verlang ook niets meer, hernam Rafaël Morghen, met zijn gewoon zelfvertrouwen.

- Houd u maar voor niet al te veilig, jongen. Maria mag u beminnen, zooals gij zegt, maar denk niet dat dit haar in haar oordeel zal besturen. Zij is het kind van een kunstenaar en zal geene goede schilderij slecht, of een slecht schilderstuk goed noemen; zelfs niet uit liefde voor uwen blonden haarbos en uwe breede schouders, Vlaamsche Hercules.

- Zoo ik Hercules ben, meester, is dit eene reden te meer, om Hebe als gezellin te bezitten, riep Rafaël uit, en hij snelde, vol zelfvertrouwen, naar Maria, om haar het besluit van haren vader mede te deelen.

Den volgenden morgen gaf Volpato den jongen beeldhouwer te kennen, dat hij in den Napolitaan een mededinger had, doch sprak niet van Maria's voorliefde voor dezen: Rafaël en Antonio, sprak hij, waren hem even dierbaar; hunne gevoelens tot zijne dochter, meende hij, waren dezelfde, en hij had besloten, beide gelijke uitzichten op de vervulling van hunnen wensch te openen. Wat zijne eigene wenschen betrof, zoo verborg hij zich niet, dat deze geheel ten voordeele van den jongsten leerling overhelden. Daarop verklaarde hij aan Canova, op welke wijze hij thans over Maria's hand beschikt had, en de jongeling was te zacht en te bescheiden, om tegen deze mededeeling op te komen, ofschoon zij tegenstrijdig was met de afspraak van den vorigen dag. Hij nam onmiddellijk genoegen met de voorwaarde. De prijskamp zou zonder uitstel beginnen.

Er werd overeengekomen, dat de schoone bewerkster van den strijd, beurtelings voor de beide mededingers naar hare hand als model zitten zou, om door ieder van hen uitgeschilderd te worden. Het lot bestemde den eersten dag voor Antonio.

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken