Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 28 (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 28
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 28Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 28

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (12.15 MB)

Scans (491.47 MB)

ebook (8.94 MB)

XML (1.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

verhalen
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 28

(1882)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 144]
[p. 144]

Kunstdieverij.

In het begin dezes jaars werd door den heer Carl Brun, uit Zurich, in het kunstblad van den heer E.A. Seeman, te Leipzig, eene zeer belangrijke studie gegeven, naar aanleiding van eene oneerlijke daad, die een paar honderd jaren geleden begaan werd en tot nog toe niet of niet geheel in het licht was gesteld. De heer Ad. Siret, bestuurder van het Journal des beaux-arts, bewerkte voor zijn blad eene vertaling van het merkwaardig stuk van den heer Carl Brun en stelde ons zeer welwillend in staat de daar bijgevoegde afbeeldingen onder de oogen onzer lezers te brengen. Maar allereerst gelieve men die afbeeldingen, ieder op zich zelve, nauwkeurig te beschouwen, zoo in hare hoofdomtrekken als in hare onderdeelen.



illustratie
Muurschildering van Andreas Mantegna 1430 + 1505.


Dan geve men zich de moeite, de eene plaat met de andere te vergelijken: de samenstellingen, in haar geheel genomen, de onderwerpen, de gronden waarop zij werden uitgewerkt en ingedeeld, de figuren, de bijhoorigheden enz., enz.

Om dit een en ander gemakkelijker te maken, werden de platen hierboven over elkaar geplaatst.

Reeds bij eene zeer oppervlakkige beschouwing ontvangt men den indruk, dat de voorstelling op de eene plaat sprekend gelijkt aan die der andere, ten minste over het geheel genomen.

Gaat men de platen in omstandigheden na, dan komt men tot de gevolgtrekking, dat de eene samenstelling of eene herhaling is van de andere of ten minste eene gewijzigde omwerking daarvan.

Inderdaad is dit laatste het geval en het was om zulks handtastelijk aan te toonen, dat de heer Carl Brun de twee platen tegenover elkander stelde en de studie schreef waarvan wij hier gewagen.

Van eene oneerlijke daad, zooals wij reeds hooger zeiden, is hier zeker de rede.

Hij, ten wiens nadeele de daad werd gepleegd, is de uitstekende Italiaansche schilder en plaatsnijder, Andreas Mantegna, in het jaar 1430 geboren en in 1505 overleden.

En de kunstenaar die zich aan de bedoelde oneerlijkheid gelegen liet, is de bekwame Duitsche plaatsnijder D. Hopfer, van wien vele platen tot ons gekomen zijn, waarop het jaartal 1527 voorkomt. Van omstreeks denzelfden tijd (1520-1523) heeft men een groot getal platen van twee andere Duitsche plaatsnijders van denzelfden naam: Lambrecht en Hieronymus Hopfer. De heer Carl Brun betoogt, dat geen van de drie Hopfers eene eerste plaats kan bekleeden, hoeveel vaardigheid en niet te miskennen bekwaamheid zij ook in hun vak bezaten. Volgens hem, waren vooral Lambrecht en Hiero-

[pagina 145]
[p. 145]

nymus Hopfer droge en harde plaatsnijders, al bezaten zij dan ook eene kunstvaardigheid die in vele opzichten buitengewoon mocht worden genoemd, terwijl het buitendien hunnen platen noch aan zwier noch juistheid ontbrak. Van vinding of eigenaardigheid schijnen zij evenwel geen blijk te hebben gegeven. De heer Carl Brun komt tot de gevolgtrekking, dat zij hun vak meer als een handwerk of ambacht dan als een tak van fraaie kunst beoefenden en beschouwden. Hij noemt tevens eenige meesters, waaronder Antoon van Brescia, Albrecht Durer, Rafaël, Campagnola en Lucas Kranach, van welke de beide laatstgenoemde Hopfers zich voor platen, door hen gegraveerd, onderwerpen uit hunne tafereelen toeëigenden, zonder eenige aanwijzing van oorsprong.



illustratie
Plaat van. D. Hopfer, naar den afdruk uit de bibliotheek van Weenen, xvie eeuw.


De derde van de Hopfers, D. Hopfer namelijk, wordt door den heer Carl Brun als de beste en de eigenaardigste van de drie vooropgesteld; maar andermans goed scheen ook voor hem groote verleidingen te hebben.

Brun noemt, als door hem in meerdere of mindere mate geplunderd of bestolen, Albrecht Durer, Burgmair, Rafaël en bovenal den voornoemden Italiaanschen meester Andreas Mantegna. D. Hopfer zou begonnen zijn met het ‘vrijpostige’ gebruik van Mantegna's sterkwaterplaten, die hij, met zeer veel kunde, in haar geheel, eenigszins gewijzigd, of wel grootendeels navolgde. Onder andere dergelijke nabootsingen, door hem, als werk van eigen vinding, in de wereld gezonden, noemt de heer Carl Brun Mantegna's Zeegodengevecht en Bacchusfeest.

In zijn opstel weidt de heer Brun het breedvoerigst uit over de diefte die D. Hopfer aan Mantegna zou hebben gepleegd, door het maken, onder voorgeving als zijnde het eigenaardig werk, van eene gewijzigde nabootsing van eene der vier muurschilderingen waarmede Andreas Mantegna de Sint-Jacobuskerk te Padua heeft versierd. De gravuur, op onze blz. 144, geeft eene getrouwe voorstelling van het tafereel van den Italiaanschen meester, waarop de Heilige Jacobus voor den rechter verschijnende is afgebeeld.

D. Hopfer, deze schildering bedrieglijk nateekenende ter vervaardiging van de plaat, die men hierboven teruggegeven ziet, schijnt zijne veranderingen zoo te hebben aangelegd en berekend, dat de samenstelling zou kunnen doorgaan als verbeeldende Christus voor Pilatus. In sommige catalogussen vindt men haar dan ook opgegeven onder dezen titel.

Na kennisneming van vorenstaande beknopt overzicht van 's heeren Bruns doorwrochte studie en de beschouwing der twee samenstellingen, gelooven wij niet dat iemand zal aannemen dat in deze aan toevallige samentreffing gedacht worden kan.

[pagina 146]
[p. 146]

Verre vandaar gelooven wij, dat een ieder toegeven zal, dat Hopfer inderdaad zich aan het eigendom van een hoog boven hem staanden kunstbroeder vergreep, zoodat de heer Carl Brun te recht een streng vonnis over hem mocht vellen, wegens deze onder alle hemelstreken, ten allen tijde en in iedere omstandigheid laakbare daad.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken