Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 30 (1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 30
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 30Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 30

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.03 MB)

Scans (460.14 MB)

ebook (7.65 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

verhalen
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 30

(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Eene oude gebeurtenis.
(Vervolg van blz. 158.)

Wie weet, wat er zoude gebeurd zijn, wanneer Laetitia niet op eenen schoonen dag te Rome gekomen was, en op de Montonoraplaats, tegenover den schouwburg van Marcellus, hare asperges en salade te koop geboden had. Juist was zij bezig, hare door de zonnehitte verwelkte groenten met het water uit de nabijzijnde fontein te bevochtigen, toen uit het paleis een deftige stoet van ruiters naderde - aan welks hoofd zich de blonde Giorgio, in het zijden wambuis en mantel, met wuivende vederen, en het ridderlijke zwaard op zijde, bevond. De korf ontzonk aan hare hand.

- O, heilige moeder Gods! zuchtte zij, wat beduidt dit? Bedriegen mij mijne oogen? Als 't u belieft, sprak zij, tot een bij de fontein staanden persoon, zeg mij toch, wie is de ruiter, op dat statige paard, die daar zooeven voorbijreed?

- Wel komaan, dien pleegt ieder knap meisje te kennen, even als hij wederkeerig allen kent. Het is de prins Orlando Savelli, de jonge erfgenaam.

Laetitia schudde zwijgend het hoofdje; zij moest zich vergist hebben. Toen zag de vorst nog eenmaal om en sprak zacht eenige vluchtige woorden tot een in de poort staanden dienaar - deze was niemand dan de hatelijke Pagnotto. Nu bleef haar geenen twijfel over - zij was schandelijk bedrogen, en haar bruidegom het slachtoffer van den huichelaar geworden.

Als eene razende liep Laetitia over het plein en door de straten. De hartstochtelijkheid van een zuidelijk hart kent geene palen. Het draaide haar alles als nevel voor het gezicht - de doek is aan den onstuimig hijgenden boezem der achtelooze ontgleden, de zilveren naald de haarvlechten ontvallen, die nu als zwarte baren haar achterna golven. Onwillekeurig richt zij hare schreden naar de poort. Reeds heeft zij het Vaccinoveld bereikt - daar valt haar blik op den toren des Kapitools en met bliksemsnelheid vaart haar de gedachte door de ziel: Naar den senator, naar den oppersten rechter van Rome. Reeds had zij in vliegende haast de trappen beklommen, toen de uitroep: ‘Laetitia! mijne Laetitia!’ haar oor trof. Zij ziet op - een bleek, verwilderd gelaat staart door de traliën van den onderaardschen kerker - zij herkent het, het is dat van haren Mario. - Zij vliegt naar hem toe, omklemt de gekruiste stangen en drukt haar van woede en verrukking gloeiend gelant tegen 't koude ijzer. Tranen ontsprongen aan hare oogen en vloeiden over de brandende wangen. Zuchten, verwenschingen, uitroepingen der zaligste bedwelming verdringen zich op hare lippen - doch langeren tijd heeft zij noodig, eer zij de gedane ontdekking, haren argwaan van het dubbele bedrog, kan uitstamelen. Thans varen alle furiën der woede in den gevangene. Krampachtig schudt hij de traliën zijner gevangenis - hij knarst op de tanden - zijne oogen rollen door het hoofd - hij wordt doodsbleek. ‘Wraak! bloedige wraak!’ barst hij uit. ‘Neen, niet naar den senator, Laetitia! Denkt gij, dat de trotsche nobile gevoel heeft voor den gekromden, vertredenen worm? Wraak aan den vorstelijken huichelaar, aan den duivelschen koppelaar! Ik moet vrij zijn - nog dezen nacht. Spoedig, meisje, eene vijl. Verberg ze en reik ze mij in het voorbijgaan toe, zoodra het uur der rust voor de lansknechten geslagen heeft. Om middernacht ben ik in Ariccia.’

Hij was er ook.

Zonder de minste gedachte te voeden, dat een, voor de minnenden gelukkig, toeval zijn snood gesponnen plan verijdeld had, reed de prins, onder het geleide van Mephistopheles Pagnotto, in den avond van den volgenden nacht, naar Ariccia. Met verbazing bemerkten zij, dat het, tot nu toe onbewoond gebleven huis van Mario Camucci, helder verlicht en met menschen omringd was. Uitgelaten vroolijke knapen zwaaiden juichend, vonken om zich verspreidende, harstfakkels langs de straat, schoten pistolen af, of wierpen sissende voetzoekers in de lucht. De vrouwen verhieven zich op de teenen, om door het venster te zien, en binnen klonk het vroolijke geluid der mandoline, het klinken der schellen van de rinkelbom, het juichen der vroolijke menigte. De vragende blikken der ruiters ontmoetten elkander. Toen trad de oude Romagnoli met zijne vrouw buiten de deur en begroette de aangekomenen met een trouwhartigen handslag: ‘Gij komt als geroepen, om luister aan ons feest bij te zetten, mijne goede heeren en vrienden! Stijgt af en treedt binnen. Heden is het de trouwdag onzer Laetitia. In den vorigen nacht keerde Mario uit het verwenschte Rome terug - de arme jongen heeft lang genoeg in den kerker moeten smachten - en waarom? Och, Sanguinaccio di Dio! - Alleen, omdat hy de lansknechten - ha, de duivel moge hen halen! - spitsboeven had genoemd. Wat! Drie maanden gevangenschap voor het spreken der waarheid? Het was niet meer dan billijk, dat wij aan zijn verlangen voldeden en hem dadelijk bruiloft lieten vieren. Maar komt, stijgt van de paarden.’

- Doe het, principe, fluisterde Pagnotto zijnen heer heimelijk in het oor. Toon een blij gelaat, bij het slechte spel, dat de duivel zelf ons moet doorgeschud hebben. Schep moed - er is nog niets verraden - nog hebben wij niets verloren.

- Hebben wij niets verloren? gromde Orlando tandenknarsende. En wat is er dan thans nog te winnen?

- Eene bekoorlijke vrouw - mogelijk nog de bruid. Voor middernacht kan nog veel gebeuren.

De jongeling volgde zijnen geleider in het vertrek. Daar voerde het gelukkige paar, onder het aanhoudende evviva- en bravi-roepen der aanwezigen den saltarello uit. Met gebogen

[pagina 167]
[p. 167]

hoofd en bevallig gekromden arm dartelden Mario en zijne schoone, welker bekoorlijke gedaante zich bij den sierlijken dans nog verleidelijker vertoonde, rond. Met de linkerhand in de zijde geplaatst en met de rechter den zijden doek zwaaiende, nu eens den geliefde te gemoet glijdende, dan schaamachtig vliedende, om hem weder met van geluk en teederheid schitterende oogen te naderen, zweefde zij met betooverende bevalligheid over den grond. Orlando bevond zich in eene onbeschrijfelijke gemoedsbeweging. De kwellingen eener versmade liefde, de woede, van, zoo na aan het doel, alles mislukt te zien, woeste, hevige begeerten kruisten zich onstuimig in zijnen boezem. Met starren blik en gebalde vuist stond hij op den drempel. De op angstigen toon uitgesproken aanmoediging van Pagnotto ging, zonder dat hij het hoorde, aan zijn oor voorbij.

De dans was geëindigd, Mario ging ongedwongen naar den vorst toe, reikte hem de hand en gaf hem op hartelijken toon zijne blijdschap over zijn bezoek te kennen. Niemand konde in zijne trekken lezen, wat in de ziel van den naar wraak dorstende omging - maar nog had het uur der vergelding niet geslagen, Laetitia's oogen schoten vuur uit, toen zij den huichelaar ontdekte; doch spoedig tot zich zelve komende, heette ook zij hem welkom, en brak daarna spoedig het gesprek af, om zich weder bij haren echtgenoot te voegen.

Onophoudelijk klimperde de citer, klonk de rinkelbom, vormden zich paren in reien tot den dans, gedurig ging de beker vol schuimenden Allaanschen wijn rond. Laetitia rustte van den dans. Als eene slang kronkelde zich Orlando achter haren stoel, de tong weigerde hem haren dienst, bij de beschouwing van het frissche, liefdeademende wezen.

- Heb ik dat aan u verdiend? fluisterde hij haar eindelijk met bevende stem toe. Kondet gij zoo valsch zijn? Wat beloofden mij uwe blikken niet, toen ik nog alleen om u was? - Toen deden zij mij het schoonste en eenigste geluk op deze aarde hopen.

 

Langzaam wendde Laetitia het donkere, vlammende oog naar den smeekende om.

- O, Laetitia! sta mij slechts een kwartier gehoor toe. Thans - nu zijn wij in het gewoel onopgemerkt - slechts eenige vluchtige oogenblikken. Mijn leven, mijne zaligheid hangt van uwe toestemming af. Laetitia, ik bemin u zoo teeder, zoo innig!

Het meisje schudde nadenkend het hoofd; dan, eensklaps besloten, antwoordde zij op scherpen toon:

- Het zij zoo. Verlaat thans het vertrek. Verwacht mij binnen een half uur aan de Romaanschepoort, drie huizen van hier. Ga, maar wees stilzwijgend.

Met een van vreugde schitterend gelaat stamelde de verleider zijnen dank voor deze ongehoopte gunst uit, en drong door de menigte naar buiten. Met onuitsprekelijke verachting staarde de bruid den vertrekkende na, sprak zacht eenige woorden tot haren bruidegom, en verdween, weinige oogenblikken daarna, met hem in een zijvertrek. De jubelkreten der jonge feestgenooten volgden de zioh verwijderenden. De gasten vertrokken allengskens en alles hernam zijne vorige stilte.

Met een van ongeduld kloppend hart wachtte de prins aan de poort.

Een zwaar onweder trok over de vlakte; zijn geelachtige gloed spiegelde zich in de zee, verlichtte het woeste landschap met zijne op zich zelven staande pijnboomen, schilderachtige bouwvallen en vervallen wachttorens, terwijl de stralen van den bliksem nu en dan het toen reeds vervallen stamhuis der Savelli's aan den berg, voor een oogenblik uit den duisteren nacht als een reusachtig spook deden te voorschijn komen.

Somber denkende staarde de jonge Orlando in de diepte aan zijne voeten en wendde dan weder den donkeren blik naar de straat en het in den nacht verzonkene huisje van den gehaten Mario.

De tijd, binnen welken de schoone bruid verschijnen zoude, was reeds vervlogen.

- Zonde zij mij willen bedriegen? mompelde hij zacht bij zich zelve, terwijl hij strak voor zich heen blikte. Maar, waartoe dan die dadelijke toestemming? Neen, weg met allen twijfel! Zij zal woord houden, zij komt. Reeds erken ik haar wuivenden sluier, haar witten doek. Laetitia! mijne geliefde!

Met uitgebreide armen ijlde hij de geliefde te gemoet, drukte haar onstuimig aan zijn hart; maar nu voelde hij zich door eene gespierde vuist gegrepen - een dolk doorboorde zijnen nek. Zuchtende zonk hij op den grond.

Toen men den volgenden morgen het lijk vond, klaagde ieder eenstemmig den boozen Pagnotto, welke, uit rechtmatige vrees voor eene bloedige vergelding, des nachts gevlucht was, van moord aan. Dat Mario Camucci, in het gewaad zijner bruid vermomd, de daad volhracht had, kwam niemand in de gedachten - allen toch hadden den gelukkige, met zijne schoone Laetitia, het bruidsvertrek zien binnentreden, en geen hunner wist, welke aanleiding tot wraak de vermoorde hem gegeven had. Eerst op zijn sterfbed bekende hij zijne misdaad.

 

einde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken