Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 32 (1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 32
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 32Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 32

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.84 MB)

Scans (535.87 MB)

ebook (9.90 MB)

XML (1.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 32

(1886)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het masker.
(Vervolg, zie blz. 65.)

Met onstuimigheid drong Ugo er thans bij de onbekende op aan, welke hij in eenen adem zijne beschermheilige, zijn schutsengel, en de hemel weet wat al niet, noemde, om zich nu aan hem bekend te maken.

- Ontroostbaar zoude ik zijn, signora, wanneer ik den naam der verwonderlijke toovenares, die mij hare hulde waardig keurde, niet leerde kennen, wanneer mij de gelegenheid benomen werd, door mijnen dienstiever, gedurende mijn geheel leven, te bewijzen, dat zij geenen ondankbare aan zich verplichtte.

- Stil, stil, excellenza, was haar antwoord. Waaraan weet gij dan, dat ik uw zoogenoemde goede geest ben? Mogelijk is het wel mijne vriendin, - waaraan kunt gij ons onderscheiden?

De signor had zich wel voor een oogenblik van de dames verwijderd en gedurende het spel slechts met eene harer gesproken - daarom verbaasde hem deze onverwachte tegenwerping te meer, en geloofde hij in de eerste oogenblikken werkelijk, dat hij zich tot de verkeerde gewend had, eene dwaling, welke, buiten het reeds vermeld bijzonder gelijkvormig uiterlijk, nog door de gelijkluidende, maar onder het masker licht te veranderen, uitspraak en toon begunstigd werd.

- Ik wijde mijn dienst, antwoordde Ugo, na eene korte poos, aan diegene, welke mij het eerst de eer bewees, mij aan te spreken, en wanneer mijn gehoor mij niet geheel bedriegt, zijt gij dat, madonna!

- Het zal u mogelijk berouwen, hernam het aangesproken masker, hetwelk werkelijk de door den pratriciër bedoelde was, het bedriegelijkste aller zintuigen vertrouwd te hebben. Maar het zij zoo, ik neem uwe dienstaanbieding aan, zonder te willen beslissen, of ik ze aan den tik met den waaier of aan mijn geluk in het spel te danken heb. Desniettemin raad ik u, onbaatzuchtig als ik ben, om het toch niet geheel bij mijne gezellin te verkerven. De tijd kan komen, dat gij uwen misslag zoudl betreuren. Wij beide schijnen elkander volmaakt te gelijken, en evenwel...

- Bestaat er, viel de andere haar lachend in de rede, een aanmerkelijk onderscheid tusschen ons. Eene van ons namelijk heeft rechtmatige aanspraak om voor schoon gehouden te worden, terwijl de andere verschrikkelijk leelijk is. Zie dus wel toe, signor Ugo, dat gij de goede keus doet, en niet de kraai in plaats van de duif vangt.

- Paris had eene gemakkelijke keuze, hernam de edelman, toen de godinnen, door zich dienstvaardig in hare ware gedaante te vertoonen, hem allen twijfel ontnamen. Ik durf mij slechts op een geheim gevoel des harten verlaten, en dit, signora, spreekt ten uwen gunste. U, madonna, zou ik den appel reiken, wanneer ik daardoor uwe vriendin niet vreesde te beleedigen.

- Toch niet, antwoordde de versmade vroolijk.

- Maar bedenk, dat wij u bij uw woord houden.

- Daarom smeek ik u. Maar hoe, vroeg Ugo ongeduldig, zal zich dit liefelijkste aller raadsels oplossen? En waaraan ken ik de beheerscheres van mijn hart weder?

De eerste dame reikte den jongeling een schitterenden diamanten ring, en verzocht om een gelijk teeken van hem.

- Bedenk, signor Ugo, dat gij voortaan uw geheel leven aan de eigenares van dezen ring gewijd hebt, en dat, wanneer da begeerte, om het voorwerp uwer keuze nader te leeren kennen, overmorgen niet reeds bekoeld is, gij ten tien ure des nachts voor de kerk van San Giovanni e Paolo, dicht bij het standbeeld van den veldheer Coleoni, verwacht wordt. Eene gondel zal op het aangeduide uur landen. De gondelier geeft u het woord: ‘Il passo.’ Gij geeft het wederwoord: ‘Per amore.’

- Een kwaadvoorspellend herkenningsteeken, madonna, antwoordde Ugo.

- Zijn dan alle verliefden niet min of meer dwaas? En nu, vaarwel!

- Maar uw geld, signora?

- Overmorgen zullen wij wel afrekenen. Tot dien tijd, adio!

De maskers verwijderden zich, wenkten hem met den waaier een afscheidsgroet toe en verdwenen in het gedrang.

Wanneer ik voor elke verwensching, welke van vroeger

[pagina 75]
[p. 75]

tijd af, door wachtenden, over de lengte en de traagheid van den tijd is uitgesproken, slechts eenen centissimo had, ik zoude in staat zijn, de republiek Venetië met de drie aanhoorige koninkrijken Cyprus, Candia en Morea, van welke blijkbaar niets is overgebleven dan de drie roode masten voor de St.-Marcuskerk, te kunnen koopen. In alle geval zou signor Ugo Gricci het grootste deel tot dit fonds hebben bijgedragen, en dat enkel en alleen van verwenschingen, in die twee dagen uitgebraakt. Zijn ongeduld was zonder grenzen. Den volgenden morgen dwaalde hij alle kerken van Venetië, des avonds alle schouwburgen rond, om de geheimzinnige onbekende te vinden - zij bleef onzichtbaar. Hij speelde en won - maar kon van innerlijke onrust nergens rusten noch duren. Hij moest zich zelve vragen, hoe het toch toegegaan was, dat hij zoo plotselings zulk een hevigen hartstocht voor eene onbekende, welker gelaat hij niet eens aanschouwd had, had kunnen opvatten; hij bleef zich het antwoord verschuldigd, zonder dat zijn liefdegloed in het minste bekoeld werd. De eenvoudige oplossing van het raadsel was, dat de geheimzinnige verschijning zijne nieuwsgierigheid opgewekt, zijne verbeeldingskracht ontvlamd, en hij zich zelve zoo lang voorgepraat had, dat hij smoorlijk op de onbekende verliefd was, tot hij zelve hieraan, als aan een evangelie, geloofde - eene zelfmisleiding, welke mag gerekend worden, tot de erfzonden van ons geslacht te behooren.

Op den dag, voor de samenkomst bepaald, stond signor Ugo weder aan den ingang der St.-Marcuskerk, tegen eenen pilaar geleund, en beschouwde nauwkeurig alle, naar de mis gaande, Venetiaansche vrouwen. Te dien tijde droeg het vrouwelijk geslacht nog algemeen de gelijkvormige vesta di Zendala, eene op zich zelve zeer loffelijke gewoonte, welke, tot groot verdriet van vaders en echtgenooten, door Parijsche en Weener modes verdrongen is, maar welke op dien morgen den verliefden Ugo tot vertwijfeling bracht. Honderdmaal stak hij den vinger uit, om haar het wijwater aan te bieden, en honderdmaal liet hij de hand weder zinken.

Eindelijk fluisterde hem eene stem de woorden in het oor: ‘Excellenza, ik verzoek u om een oogenblik gehoor.’ De edelman zag ontevreden om. Het was een klein, behoeftig gekleed man, met geen zeer aanbevelingswaardig gelaat, welke hem, terwijl hij zich op de teenen verhief en uitrekte, aansprak. De cavalier, die in den kleine eenen spion van het heilig officie, of ten minste eenen koppelaar vermoedde, wendde zich verachtelijk van hem af, zonder hem een antwoord waardig te keuren.

- Excellenza, fluisterde het manneke weder, heden verschijnt zij niet.

- Wie? Zij? vroeg de patriciër, van wie spreekt gij? Wat hebt ge met mij te doen?

- Verwaardig u slechts mij te volgen, illustrissimo!

De kleine trippelde vooruit, en plaatste zich onder het portaal van het paleis van den doge, in eene der nissen, waar de openbare schrijvers gewoonlijk hun bureel plegen te houden, doch die thans, ter gelegenheid van vastenavond, verlaten waren. Vreesachtig zag hij naar alle zijden rond, of hij ook beluisterd werd, en zegde daarna: ‘Ik herhaal het u, excellenza, gij wacht heden te vergeefs. Zij kan thans de kerk niet bezoeken.’

- Bij alle duivelen, wie bedoelt gij met uw zij?

- Wie anders dan het zwarte masker, genadige heer, dezelfde, welke u in het spel een ongehoord geluk aanbracht.

- En hoe weet gij dit? Hoe heet zij? Spreek! Haar naam weegt tegen tien zecchinen op.

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken