Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 32 (1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 32
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 32Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 32

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.84 MB)

Scans (535.87 MB)

ebook (9.90 MB)

XML (1.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 32

(1886)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 78]
[p. 78]

Het masker.
(Vervolg en slot; zie blz. 75.)

De bespieder meesmuilde listig, toen hij de goudstukken in zijnen zak líet glijden: ‘Excellenza, gij verplicht mij door het rijke geschenk tot dankbaarheid en oprechtheid. Het zoude een Judasstreek zijn, u slechts het geringste te verbergen. Weet dan: de onbekende dame is Theresa Foscari, weduwe van den proveditore Diego Mazzini. Van haren rijkdom hebt gij gewis gehoord, even zoo zeker van de gestrengheid, waarmede de afgestorvene zijne vrouw behandelde. Zoo lang hij leefde, durfde zij geene schrede over den drempel zetten. Men heeft veel gemompeld van jaloersche grillen, waarmede de zalige zich gekweld had - ik kan het u anders verhalen. De eenige reden, waarom de proveditore donna Theresa gehuwd had, was haar onmetelijk vermogen; waarom hij haar als eene Turksche slavin bewaakte, was - hare leelijkheid. Ja, excellenza, de afgestorvene schaamde zich, aan de zijde zijner vrouw gezien te worden.’

- Mensch, gij liegt! riep de patriciër en greep den kleine driftig bij de keel.

- Jozef! Maria! gij wurgt mij, excellenza! Is dat de dank voor mijne oprechtheid? Laat mij los, ik bezweer het u! Wel, ging hij voort, terwijl hij adem haalde, hoe kan men zoo driftig zijn? Dat is niet beleefd, genadige heer! Kan ik het helpen, dat donna Theresa eenen baard op de bovenlip en eene moedervlek op de linkerwang heeft?

- Maar hare leest, hare houding, hare lokken?..

- Laten niet het minste te wenschen over, viel het mannetje in. Maar daarom gaat donna Theresa ook niet dan gemaskerd op veroveringen uit. En bovendien: Luigi Mazzini, de broeder van den afgestorvenen proveditore, is thans staatsinquisiteur. Er ligt hem om de erfenis dus veel aan gelegen, dat zijne schoonzuster niet voor de tweede maal huwt. Bedenk u, welke ernstige gevolgen voor u uit deze kennismaking kunnen voorvloeien, en hoe gemakkelijk het voor zijne excellentie zoude zijn, den onwelkomen zwager eene vrije woning onder de Looden Daken aan te wijzen. Maar nu van het overige gezwegen! voor tien zecchinen heb ik genoeg gezegd. Onze rekening is effen. Uw onderdanigste dienaar!

Met deze woorden ontsnapte de vertrouwde, even als eene hagedis, en liet den patriciër in de grootste verwarring achter.

De opgaven van den bespieder hadden, helaas! maar al te veel waarschijnlijkheid. De rijkdom van den afgestorvenen proveditore, evenals van de familie Foscari, was algemeen bekend, en even zoo was ook de onzichtbaarheid van donna Theresa reeds lang een onderwerp voor de spotternijen der lediggangers van Venetië geweest. Slechts al te wel herinnerde hij zich, hoe zij hem op hare leelijkheid voorbereid had en dacht aan de samenkomst, wanneer zij, onder bescherming van den nacht, het voornemen scheen te hebben, hare bedriegerij voort te zetten. Zijne eerste gedachte was, niet naar de kerk van San Giovanni en Paolo te gaan, en elke latere uitnoodiging onbeantwoord te laten. Dan brandde hem echter weder het ongelukkige goud, dat hij van haar in handen had, op de ziel. In zijne ontevredenheid beschouwde hij dit als handgeld, waarmede zij hem had willen koopen. De winst van den vorigen dag had hem gelukkig in staat gesteld, zich van de hatelijke verplichting te ontslaan. Hoewel hij alle reden had, om zijn gunstig gesternte te prijzen, dat hem aan de strikken eener onbevallige, leelijke vrouw en de gevaarlijke vervolgingen van haren zwager had doen ontkomen, smartte hem evenwel de verijdeling van den schoonen droom, waaraan hij zich zoo voorbarig overgegeven had, nooit minder diep. Hij was in vertwijfeling.

Bij den klokslag van tien ure stond de mismoedige Ugo bij het voetstuk van het aangeduide ruiterbeeld. Het plein voor de kerk was verlaten. Alle leven en beweging hadden zich naar het middenpunt der dominante, de St.-Marcusplaats en de Piazetta, welker muren de, naar eene hevige branding gelijkende, vastenavondvreugde weerkaatsten, teruggedrongen. Zeldzaam slechts zag men een geheel verborgen masker langs de kaai sluipen; nog zeldzamer schoot eene snelle, bonte gondel voorbij - doch eindelijk vertoonde zich, na een eeuwigdurend wachten, eene zwarte donkerkleurige gondel. Zij landde. De gondelier sprong aan land, ging naar den patriciër toe, en fluisterde de woorden: ‘Il passo.’

- Hij spreekt maar al zeer waarheid, mompelde Ugo bij zich zelve. Ik ben een dwaas - maar nog is het tijd om terug te keeren.

Nog eenmaal vroeg de gondelier, twijfelende of hij den rechten persoon voor had: ‘Il passo?’ - ‘Per amore?’ was het doffe antwoord. - ‘Volg mij, excellentissimo, gij wordt in de gondel verwacht.’

Ugo Gricci sloop door de deur en voelde zich door twee mollige armen omslingerd. ‘Stil, stil, mijn geliefde!’ waren de eenige woorden, welke de schoone fluisterde. Eene ondoordringbare duisternis heerschte in de kajuit. De waarschuwingen van den bespieder, zijne eigene voornemens, waren geheel uit het geheugen van signor Ugo weggewischt. Besluiten nemen en uitvoeren zijne twee zaken, en zeker is het, dat de man die de verzoeking wederstaat, na den heiligen Antonius nog moet geboren worden.

Twee uren waren voor de minnenden, in een zoet gesprek over gelukkige en gelukkigmakende liefde heengesneld. De gondel landde weder aan de kaai.

- En wanneer zal ik u wederzien, mijne geliefde? vroeg Ugo bij den afscheidsgroet. Wanneer zal ik, gelukkige, uw lieftallig gelaat aanschouwen?

- Morgen, mijn leven, zal het raadsel zich oplossen. Morgen, op ditzelfde uur, zult gij mij bewijzen of uwe liefde oprecht is.

Dat de jonge man het niet aan verzekeringen en bezweringen van de oprechtheid van zijnen hartstocht liet ontbreken, laat zich licht begrijpen.

- Morgen, morgen, herhaalde de schoone en verwijderde hem van zich. Wij moeten nu scheiden. Vaarwel!

Bedwelmd door het geluk der liefde, ijlde de nobile naar zijne woning. De nacht ging voor hem voorbij in wakend droomen over die zalige uren van hoopvolle liefde. Met afkeer drong hij de weder ontkiemende herinnering aan de boosaardige inblazingen des bespieders terug. Hij had zich te zalig gevoeld, om zijn geluk niet volkomen te wanen.

- Neen, riep hij uit, alleen eene jeugdige, schoone vrouw is in staat zoo te beminnen. Wee den vervloekten bedrieger, zoo hij mij ooit weder in handen valt. Eene afstraffing zal het

[pagina 79]
[p. 79]

loon zijn voor de belastering eens engels. De schaamtelooze hond sprak van eenen baard. Het was eene helsche leugen - maar dit valsche weefsel zal ik verscheuren, den nijd van een boosaardigen mededinger ontmaskeren - ik wil - ik moet.

De dweepende wartaal van de alleenspraak eens opgewonden minnaars behoeft niet verder te worden herhaald. Het zij genoeg te weten, dat signor Ugo verliefder dan ooit opstond, en reeds drie kwartiers voor den vastgestelden tijd, aan het voetstuk van het ruiterbeeld van den ouden Bartolomeo Coleoni als een schildwacht op en neder draafde.

De zoo reikhalzend verwachte gondel naderde eindelijk. De patriciër gunde zich nauwelijks den tijd, om het herkenningsteeken uit te stamelen, stortte in de gondel en - vond ze ledig. De gondelier trok en schudde den sprakelooze bijna een kwartier aan den arm, om hem te beduiden, dat de madonna hem in hare woning verwachtte, voor hij de blijde boodschap begreep. Toen was hij weder van verrassing en ongeduld buiten zich zelve. Men verhaalt, dat hij zijne voeten en zijn Spaanschen rietstok vast op den grond drukte, om de gondel toch feller voort te stuwen. Waarlijk, donna Theresa had geen ongelijk, toen zij den jongen man de woorden: ‘de dwaas uit liefde,’ tot verkenningswoord gaf.

De gondel slingerde zich door de met den zwarten sluier des nachts bedekte kanalen en onder de Ponte de Sospiri heen, naar buiten; de Riva degli Schiavone, het Dogenpaleis, de Zecca schitterden van den flikkerenden gloed der rondom in ijzeren ringen brandende fakkels. Nu eens door het roodachtige schijnsel bestraald, dan weder in diepe schaduw gehuld, zwierden duizende maskers langs de kaai, en, evenals het doffe geloei van een naderenden storm, gleden de suizende, verwarde stemmen der uitgelatene menigte over de golven. Enkele starren wiegden zich spiegelend in den vloed, waaraan ieder riemslag, in de wateren gedaan, phosphorische lichtstrepen ontlokte. De gondel vloog over het Kanaal, roeide om de Dogana en landde aan den zuidelijken oever der Guidecca.

- Altijd rechttoe! riep een der condottieri den uitstijgende toe.

Ugo snelde door den tuin. Bonte, lichtende glazen bollen slingerden zich als festoenen door de boomen heen en verspreidden een vreemdsoortig licht over de, tusschen de bloeiende boschjes zich vertoonende, marmeren beelden, en op de zich naar de starren verheffende stralen der fonteinen.

De patriciër betrad den drempel van het marmeren paleis - geen levend wezen liet zich zien. Zware zijden stoffen, edelgesteenten, verguldsel, door meesterlijke handen vervaardigde schilderstukken, vertoonden zich in alle pracht aan de muren. Zonder zich aan de beschouwing der rondom verspreide schatten op te houden, ijlde signor Ugo haastig door de rijen van de zalen, waarvan ieder de voorgaande in pracht en luister overtrof, rukte eindelijk de laatste deur open - en aanschouwde de beheerscheres van dit tooverpaleis. Zij rustte in eene nis op een met goud doorwerkten divan. Vreemde, zeldzame bloemen wiegden en bogen van alle zijden hare schitterende kelken, even alsof zij hare koningin wilden huldigen, op en neder. Hetzelfde zwarte gewaad, waarin Ugo haar voor de eerstemaal aanschouwd had, omsloot hare schoone leden, maar ook evenals toen, bedekte het halve masker en de kostbare bonta haar gelaat.

De jonge Gricci vloog naar de geliefde toe, zonk voor haar op de knieën en drukte de blanke hand, aan welker vinger zijnen ring glinsterde, vurig aan zijne lippen.

- Theresa! zuchtte hij, in zalige verrukking, tooveres, hoe bovenaardsch schoon zijt gij. Werp uw masker weg en laat mij uw bevallig gelaat in al zijne bekoorlijkheid aanschouwen.

- Eisch het niet, leven van mijn leven, antwoordde Theresa, ik smeek u. Uwe liefde zal verkoelen, wanneer gij mijn gelaat aanschouwt. Och! moet ik dan de smartelijke bekentenis herhalen, dat ik niet schoon ben?

- Geliefde! riep Ugo uit, hoe kunt gij uwe eigene bekoorlijkheid lasteren! Neem het weg, dat nijdig masker, ik bezweer het u.

- Wat zoude ik u kunnen weigeren, mijn vriend? zuchtte donna Theresa, en maakte de banden van het masker los.

Als door den bliksem getroffen, deinsde de patriciër eenige schreden terug. Ach! de bespieder had de vreeselijke waarheid gesproken: donna Theresa was leelijk, afschuwelijk leelijk. Noch de vuurroode moedervlek op de linkerwang, noch de donkere, zich op de bovenlip uitspreidende schaduw was verdicht. Door welke boosaardige tooverij bekwam eene zoo schoone gedaante een zoo misvormd gelaat? Ugo bedekte zijn gelaat met beide handen; hij dacht aan den vorigen avond in de gondel, aan zijne gedroomde zaligheid - alles, alles was vernietigd!

- Wat is het, mijn Ugo, mijn dierbare vriend? vroeg donna Theresa, en breidde hare armen verlangend naar den terugbevende uit. Hoe! mijn voorgevoel is dan bewaarheid? Uwe liefde is vervlogen, nu gij mij ziet, zooals ik ben! Ugo, het is niet mogelijk! Ik bemin u meer dan mijn leven! Mijne goederen, mijne schatten zijn alle de uwe - neem alles - maar, in Gods naam, verlaat mij slechts niet!

- Ik ben de ongelukkigste sterveling, zuchtte de patriciër; ik ben strafbaar, daar ik de zalige misleiding moedwillig vernietigde - maar ik kan u niet door bedrog misleiden, madonna! Behoud uwe schatten - vaarwel - en vergeet eenen ondankbare.

Als een vertwijfelde stormde hij het huis uit, en ijlde, zich diep ongelukkig gevoelende, langs den oever. Toen traden twee mannen van een onheilvoorspellend voorkomen uit de duisternis te voorschijn, en grepen signor Ugo woest aan.

- Wat wilt gij? Wien zoekt gij? vroeg hij, terwijl hij de hand aan den dolk sloeg.

- U, excellenza! in den naam van het heilig officie, gij zijt onze gevangene; geef u gewillig over.

Had de smadelijke misleiding niet de kracht van den nobile gebroken, hij zoude bezwaarlijk zoo gewillig aan dezen eisch voldaan hebben. Door smart nedergebogen, ontgleed zijne hand aan het wapen, en zonder een woord te spreken, liet hij zich door de dienaren des gerechts binden en blinddoeken. Zij voerden den gevangene in eene gondel, en landden na een half uur aan; signor Ugo klom verscheidene trappen op. Het rammelen van een bos sleutels gaf de nabijheid van den gevangenbewaker te kennen; een verroest slot werd geopend - de deur sloot zich achter hem. - De patriciër bevond

[pagina 80]
[p. 80]

zich, in een zwak verlicht vertrek, alleen, en door zijn ongeluk diep ter nedergedrukt, zonk hij op eene houten bank neder.

Slechts korten tijd werd hij aan de deemoedige beschuldigingen van zijn geweten overgelaten, toen de deur der gevangenis andermaal geopend werd en een bejaard man, in de kleeding der senatoren, het vertrek binnentrad.

- Ugo Gricci, begon de vreemdeling, de staatsinquisiteur Luigi Mazzini staat voor u, de zwager der ongelukkige vrouw, die door uwe razernij onze familie onteerde. Hoor, wat ik u te zeggen heb: Het staat alleen aan u, uwe vrijheid weder te verkrijgen, of jaren lang onder de Looden Daken te versmachten. Mijne bespieders hebben mij van alles onderricht - loochenen kan u niet het geringste doen winnen. Op mij, als broeder van den in het graf beleedigde, en als inquisiteur, rust de dubbele verplichting iedere schending der eerbaarheid te straffen; voor het heilige gerecht zal ik de zottin aanklagen, en er sterk op aandringen, dat zij in de kloosterlijke eenzaamheid hare lichtzinnigheid boete. De eerwaardige vaders onzer doorluchtige republiek zullen geene zwarigheid maken, om aan mijn billijk verlangen te voldoen. Wilt gij voor het gerecht de waarheid spreken, wilt gij bekennen, op welke wijze gij door mijne schoonzuster misleid zijt, dan sta ik borg voor uwe vrijheid, maar alleen ook door deze openlijke bekentenis, kunt gij dezelve verwerven. Wat kiest gij?

- Ik zoude de aanklager van eene vrouw, van eene ongelukkige minnende worden? riep de vertoornde Ugo. Is zij niet reeds door mijn terugtreden ongelukkig genoeg, en mijne getuigenis zoude haar bovendien aan de wraakzucht harer vijanden opofferen? Zoek elders uwe verraders. Ga! over mijne lippen komt geen woord ten nadeele der ongelukkige!

Toen vloog de deur open, en eene jonge, engelachtig schoone vrouw wierp zich aan de borst des jongen edelmans.

- Ik ben diegene, riep zij, welke gij weigerdet te verraden, welke u boven alles lief heeft, de ware Theresa Mazzini. O, vergeef het mij, dierbare vriend, dat ik het waagde, u op de proef te stellen, dat ik de overtuiging wenschte te hebben, of uwe liefde de rijke erfgename of de geliefde vrouw gold. - Mijne oudere, ongehuwde zuster, deze mijn edele zwager Luigi, bewilligden er in, de rollen in dit door mij uitgedacht spel op zich te nemen. De bespieder, de vermeende dienaars van het gerecht zijn mijne dienstboden, deze gevangenis is mijn huis - van nu af het uwe. Wilt gij u over deze vreemde luim vertoornen, mijn Ugo? Ik was immers al te zeker, dat gij de proef zoudet doorstaan, dat ik mij in u niet bedrogen had?

Donna Theresa bad niet te vergeefs. De vreugde van aan een dreigend gevaar ontkomen te zijn, en eene schoone, rijke, teederminnende vrouw verworven te hebben, kunnen iemand gemakkelijk tot verzoening stemmen. Het huwelijk werd na Paschen voltrokken.

Ik meen reeds in het begin van dit verhaal gezegd te hebben, dat deze geschiedenis voor omtrent 150 jaren plaats gehad heeft. In den tegenwoordigen tijd zoude het al zeer aardig klinken, wanneer men van eenen jongen man wilde vorderen, eene rijke erfgename af te slaan, al was zij dan ook zoo oud als Mathuzalem, en leelijker dan eene meerkat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken