Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 33 (1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 33
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 33Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 33

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.38 MB)

Scans (475.86 MB)

ebook (8.24 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

verhalen
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 33

(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De witte roos. (Vervolg van blz. 64.)

Toen ik 18 jaar oud was, mocht ik voor de eerste maal naar het bal gaan; toen had ik mijn eerste verdriet, namelijk, dat de balnachten te kort duurden. Ik meende wel altijd door te kunnen dansen. Nooit werd ik moede, ik was nooit voldaan van vreugde en genot.

In het begin waren alle dansers mij even lief, ik kon met allen even goed rondspringen, praten en schertsen. Dit veranderde evenwel spoedig. Ik leerde een jongeling kennen, die aan mij, boven alle andere dames, de voorkeur gaf. Hij was een braaf en dapper officier, die bij allen, die hem kenden, bemind en geacht was.

Zoozeer ik tot moedwil en overmoed geneigd was, zoo ernstig, bijna zwaarmoedig was hij. Maar juist door dit contrast met mijn karakter, werd ik tot hem aangetrokken. Het vleide mij, dat ik alleen in staat was, zijn duisteren blik door een enkel woord, door een vriendelijken wenk op te helderen, en er vreugde in te zien doorstralen.

- Gij moet veel bedaarder worden, lief kind, zoo vermaande mij mijne moeder, die spoedig begreep, wat er in mij omging. Wij vrouwen mogen nooit een man laten blijken, wat hij voor ons is, vóór hij onze liefde gevraagd heeft. Men mag wel eenige toegenegenheid laten doorschemeren, maar het niet openlijk toonen.

Ik beproefde wel deze lessen op te volgen, maar het bleef slechts eene proefneming. Ik kon mijn gevoel slechts verbergen, als ik mijne oogen hield nedergeslagen; maar vroeg mij dan Leo - zoo heette de geliefde man - met zijne krachtige, heldere stem: ‘Gij zijt toch niet treurig, juffrouw Lucie?’ dan moest ik opzien, en dan gevoelde ik, dat bij mijn oogopslag, mijne geheele ziel voor hem open lag.

Dikwijls verlangde en verwachtte ik, dat Leo zich verklaren zou, en toch wist ik met meisjesachtige schuwheid hem te ontwijken, als ik vermoedde, dat hij er toe komen zou.

Het werd lente; er zou een buitenfeestje gegeven worden; gisteren was het vijftig jaren geleden.

Ik had mij met bijzondere zorg gekleed, om hem aangenaam te zijn, maar het ééne uur na het andere verliep, zonder dat hij kwam. Ik was diep ongelukkig, ofschoon ik den schijn aannam van vroolijk te zijn.

Eindelijk, toen ik de hoop, om hem te zien, reeds had opgegeven, verscheen de lang verwachte. Een vriend die ver afwoonde had hem een bezoek gebracht en hem opgehouden. Omdat ik zelfzuchtig was, vond ik dit geene geldige verontschuldiging, en ik gevoelde mij beleedigd, dat ik voor een vriend had moeten achterstaan. Nu wilde ik hem toonen, dat ik ook zonder hem vroolijk kon zijn. Ik deed alsof ik zijne tegenwoordigheid niet bemerkte, en schertste en lachte des te meer met andere jongelieden. Ik was uitgelaten vroolijk. Toen ik echter zag hoe treurig mijn gedrag hem stemde, was ik weder verzoend, en ik wilde hem vriendelijk toespreken, toen ik plotseling bemerkte dat zijne oogen met een hartstocht op mij gevestigd waren, als ik nog nooit daarin had waargenomen.

- Ach, sprak ik tot mij zelve, nu eerst weet ik, hoe onuitsprekelijk ik bemind word. Hoe innig en sterk moet zijne liefde zijn, als eene kleine veronachtzaming hem zoo kan aangrijpen.

[pagina 71]
[p. 71]

Ik voelde eene duizeling, en moest beide handen op mijn hart drukken, dat bijna hoorbaar klopte.

Tot hiertoe was het eene stille innige liefde geweest, die mij gelukkig maakte; van dien gloeienden hartstocht, zooals dikwijls in boeken beschreven wordt, had ik niets ondervonden. Daartoe waren onze omstandigheden te gunstig; geenerlei bezwaar werd ons in den weg gelegd. Voor de eerste maal had ik nu een droppel geproefd van dat vergift van den hartstocht, en ik was er door bedwelmd. Ik wond mij al meer en meer op; ik wilde eens beproeven, hoe ver mijne macht reikte.

Ik beminde Leo op dat oogenblik meer dan ooit. De gedachte, dat ik door hem, den ernstigen man, bemind, zoo bemind werd, maakte mij onuitsprekelijk gelukkig. Maar nu wilde ik ook den beker van geluk tot den bodem ledigen, en hoe duisterder zijn blik werd, hoe vaster zijne lippen zich op elkander klemden, des te zaliger gevoelde ik mij door zijne liefde. Daarom werd ik steeds vriendelijker voor de mij onverschillige heeren, en koeler en meer teruggetrokken jegens den geliefden man. Toen wij eindelijk moesten scheiden, had ik slechts een korten, koelen groet voor hem.

Ik kon dien avond bijna het oogenblik niet afwachten, waarop ik mij naar mijne kamer mocht begeven, om daar nog eens in de herinnering die laatste uren te doorleven. Toen ik wat kalmer werd, gevoelde ik wel eenig leedwezen over het onrecht, dat ik Leo had aangedaan, maar ik zou het later met verdubbelde liefde goed maken.

Toen ik gereed was om naar bed te gaan, klopte ons dienstmeisje aan mijne kamerdeur. Zij vertelde mij, dat zij, toen zij aan de pomp water haalde, den luitenant gezien had, die haar een briefje en twee rozen gegeven had om mij te overhandigen.

Niet zonder verwarring, nam ik het briefje en de rozen, eene roode en eene witte, van haar aan, en opende na haar vertrek met bevende handen den brief van Leo.

‘O, Lucie, zoo schreef hij, sedert eenige dagen beheerscht mij een angst, dien ik te vergeefs tracht te overwinnen of te verklaren. Zou het een voorgevoel geweest zijn van hetgeen ik dezen avond door uw gedrag heb ondervonden? Heb ik te vroeg gehoopt, door u gelukkig te zullen zijn, en was, hetgeen ik voor liefde hield, misschien slechts eene voorbijgaande ingenomenheid, of nog erger, een spel met mijne liefde? Maar neen, aan deze gedachte, die uwer onwaardig is, wil ik niet toegeven. Ik kan evenwel den twijfel, die mij pijnigt, niet langer verdragen; daarom smeek ik u, mij morgen, wanneer ik, bij het aanbreken van den dag uwe woning voorbij kom, een teeken te geven of mijne liefde beantwoord wordt of niet. Als ik de roode roos aan uw venster zie, zal mij dit een teeken zijn, dat ik met uwe ouders mag komen spreken; zie ik de witte, dan is mijn geluk vernietigd.’

Langen tijd nog zat ik met dit briefje in de hand, lezende en opnieuw herlezende.

(Wordt voortgezet.)

Indien de raaf zich stil kon houden, wanneer zij eenigen buit gevonden heeft, zoo zou zij meer te eten en minder te vechten hebben.
Horatius.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken