Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 33 (1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 33
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 33Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 33

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.38 MB)

Scans (475.86 MB)

ebook (8.24 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

verhalen
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 33

(1887)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Dood van N. De Keyser.

‘Medeburgers, De befaamde schilder Nicasius De Keyser is op Zaterdag, 16 Juli, ten 9 ure 's avonds, overleden. De stad betreurt den dood eens meesters, die meer dan eene halve eeuw aan het hoofd der nationale kunstschool heeft gestaan en die gedurende bijna 25 jaren de koninklijke academie van beeldende kunsten van Antwerpen waardiglijk heeft bestuurd.’

Deze bekendmaking werd den 18n Juli vanwege het gemeentebestuur van Antwerpen in de stad aangeplakt. Terzelfder tijd werd op het stadhuis en op Onze-Lieve-Vrouwetoren de rouwvlag geheschen.

De door de familie rondgezonden doodbrief luidde als volgt:

‘De heer Emiel De Keyser, de heer en mev. Ernest De Keyser en hunne kinderen, de heer Raymond De Keyser, mej. Maria De Keyser, de heer Arthur Goemaere en mev. Arthur Goemaere geb. Gabriella De Keyser en hun zoon vervullen den droevigen plicht, u kennis te geven van het overlijden van hun vader, schoon- en grootvader, den heer Nicasius De Keyser, weduwenaar van mev. Bella Telghuys, historieschilder, eerebestuurder van de koninklijke academie van schoone kunsten van Antwerpen, voorzitter van het academisch lichaam sedert zijne stichting, lid van de koninklijke academie van België, grootofficier van de Leopoldsorde, lid van de orde van Verdienste van Pruisen, commandeur van de orden van Frans-Joseph van Oostenrijk, van de Eikenkroon der Nederlanden, van den Witten Valk van Saksen-Weimar, officier van het Legioen van Eer, ridder van de orden van den Nederlandschen Leeuw, van Sint-Michiel van Beieren, van de Kroon van Wurtemberg en van de Poolstar van Zweden, ondervoorzitter van de Koninklijke Maatschappij ter Aanmoediging der Schoone Kunsten, briefwisselend lid van de Koninklijke Maatschappij (lees van de koninklijke commissie) der monumenten, briefwisselend lid van het Instituut van Frankrijk, en lid van menigvuldige Belgische en vreemde academiën, geboren te Santvliet den 26n Augustus 1813, overleden te Antwerpen, Zaterdag 16 Juli 1887, na bediend te zijn van de HH. sacramenten der Kerk. UEd. is verzocht in den lijkdienst, die zal plaats hebben Woensdag, 20 Juli, ten 11 ure 's morgens, in de parochiale kerk van den H. Laurentius. Men zal zich vereenigen aan het sterfhuis, Warandestraat, 15, ten half elf. De begrafenis zal geschieden in den familiekelder te Santvliet. Dat zijne ziel in vrede ruste.’

De roemrijke historieschilder, wiens gezondheid sedert lang zeer wankel was geworden, zonder dat hij zich nochtans door ziekte op zijn leger gekluisterd vond, stierf op het schoone buitengoed, dat hij na zijne ontslaggeving als bestuurder van de Antwerpsche academie, in de Warandestraat nr 15, had betrokken. Geboren te Santvliet, den 26n Augustus 1813, mocht hij den ouderdom van 74 jaren, min eenige weken, bereiken. Hij genoot niet slechts het voorrecht oud te worden, zonder veel ziekte te hebben gehad; maar hij mocht daarbij dit ander onwaardeerbaar voorrecht smaken, zijnen roem niet te hebben overleefd en tot den einde toe in bezit te zijn gebleven van onverzwakte werkkracht en onverflauwden werklust. Wat de meer dan zeventigjarige kunstenaar schilderde, was nog steeds den grooten De Keyser waardig en kon de vergelijking doorstaan met de beste gewrochten uit den besten tijd zijns levens. Nicasius De Keyser mag inderwaarheid een gezegend kunste-

[pagina 129]
[p. 129]

naar worden genoemd. Zijne lange loopbaan is zoo welvervuld als schitterend geweest. Zijne gewrochten werden en worden nog bij voortduring zoo hoog gewaardeerd, dat het eene zeldzaamheid mag worden genoemd er een van aan te treffen op publieke veilingen.

De stad Antwerpen mag er dan ook geluk worden over gewenscht, dat zij zich eene gansche reeks prachtige schilderingen van zijne hand wist te verwerven, waarvoor in het nieuwgebouwd wordend museum eene bijzondere pronkzaal wordt ingericht, zooals die bestaat in het tegenwoordige museum.

Gedurende 33 jaren, dat ons tijdschrift wordt uitgegeven, heeft de redactie gelegenheid gehad, om den uitstekenden meester in zijn werken en streven, als het ware voet voor voet na te gaan, en deze aangename en verheffende taak is trouw vervuld geworden. Op honderd en meer bladzijden van de Vlaamsche School, in den loop van omtrent het derde eener eeuw, vindt men De Keysers roemrijken arbeid geboekstaafd. Wij gelooven niet, dat er iets overgeslagen is, van wat hij merkwaardigs heeft voortgebracht, portretten uitgezonderd, welke niet alleen niet werden tentoongesteld, maar wier uitvoering ook niet altoos bekend werd gemaakt. De portretten van De Keysers hand zijn zeer talrijk en zij zullen in de toekomst veel bijdragen tot zijnen roem.

In haren jaargang 1855, blz. 49 en vgg., heeft de Vlaamsche School eene uitgewerkte verhandeling van den heer P. Genard over den voortreffelijken schilder en tevens zijne goed getroffene afbeelding opgenomen.

De Keyser is met vorstelijken praal begraven. Er waren ettelijke duizende personen, uit alle standen van de samenleving opgekomen, om hem de laatste eer te bewijzen.

De slippen van het baarkleed werden vastgehouden, aan de linkerzijde, door de heeren F. Van Kuyck, voorzitter van de afdeeling beeldende kunsten van het Verbond voor Kunsten, Letteren en Wetenschappen; J. Dyckmans, bij ontstentenis van den heer J. Rousseau, algemeen bestuurder voor schoone kunsten aan het ministerie; Juliaan De Vriendt, voorzitter van het hooggesticht van schoone kunsten te Antwerpen; H. Hymans, voorzitter van de Oudheidkundige Academie van België; K. Verlat, bestuurder van de koninklijke academie van schoone kunsten; Robert, onderbestuurder van de klasse der schoone kunsten van de koninklijke academie van België; graaf A. Le Grelle, lid van den bestuurraad van de Antwerpsche academie; aan de rechterzijde, door de heeren Jac. Cuylits, voorzitter van de Koninklijke Maatschappij tot Aanmoediging der Schoone Kunsten te Antwerpen; G. de Pret Roose van Calesberg, voor de koninklijke commissie van monumenten; L. de Burbure, ondervoorzitter van de commissie van het museum van oudheden te Antwerpen; generaal P. Henrard, secretaris van de Academie van Oudheidkunde; J. Schadde, secretaris van het academisch lichaam te Antwerpen; L. de Wael, burgemeester van Antwerpen.

De heer K. du Bois, gouverneur der provincie Antwerpen, had in den lijkstoet plaats genomen aan het hoofd van den bestuurraad der koninklijke academie van schoone kunsten.

Nadat het lijk buiten het sterfhuis was gebracht, werd door soldaten van het 5e regiment van linie een geweersalvo gelost. Buiten een detachement van het 5e linie, vormden compagniën van het 13e en 14e, van de genie, de kanonniers en den trein, mede deel van den stoet.

De lijkdienst, in de St.-Laurentiuskerk, welke niet groot genoeg bleek te zijn, om al de opgekomenen te bevatten, was eerst ten 1 uur afgeloopen.

De troepen, die het lijk uitgeleide deden tot aan den weg naar Santvliet, hebben een afscheidssalvo gelost, toen zij, aan het noordeinde der stad, halt maakten, om terug te keeren.

Te Santvliet werd het lijk ingehaald door de gemeenteoverheid en de plaatselijke geestelijkheid.

Overeenkomstig den schriftelijk uitgedrukten wensch van den overledene, werd zijn stoffelijk overschot in zijn familiegraf geplaatst, zonder dat te dezer gelegenheid redevoeringen werden gehouden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken