Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 3 (1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 3
Afbeelding van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.79 MB)

Scans (392.29 MB)

ebook (8.94 MB)

XML (0.77 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 3

(1890)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Lord Salisbury over beschermde kunst.

Op een feestmaal dezer dagen in de Royal Academy te Londen gevierd en voorgezeten door Sir F. Leighton sprak de markies van Salisbury over bescherming der kunst door den Staat. Zijne redevoering is hoogst merkwaardig, misschien meer door den vorm dan door den inhoud, maar beide zijn zoo echt eigenaardig en zoo kenmerkend voor Engelschen humor en voor lord Salisbury's zienswijze, dat wij den lust niet weerstaan er de bijzonderste brok van over te schrijven.

‘Aan ons, zegde de eerste minister tot de kunstenaars, aan ons zijt gij de groote welvaart, welke gij geniet, verschuldigd. Aan ons hebt gij het te danken, dat gij deze prachtige kunstschool hebt kunnen bouwen, en dat gij navolgers hebt, die u door oprechte hulde vleien, maar geene mededingers zijn. Aan ons hebt gij de heerlijke uitslagen te danken, welke gij jaarlijks aan deze muren ten

[pagina 96]
[p. 96]

toon stelt, en gij hebt ons dat to danken omdat wij u aan u zelven hebben overgelaten. (Gelach en toejuiching). Indien wij als toezieners, als oppertoezieners, als regelaars waren opgetreden, indien wij u in al de dwangbuizen hadden gestoken, die de jongste vindingskracht heeft in den handel gebracht, dan zoudt gij nooit die hoogte bereikt hebben. (Toejuiching). Ik heb wel eens hooren zeggen, dat andere landen de kunst op degelijker en passender wijze aanmoedigen, en ik heb ook wel eens den wensch hooren uitdrukken, dat wij hetzelfde zouden doen. Maar ernstig, als een vriend, raad ik u aan zulke wenschen niet uit te spreken. Lokt de plaag niet uit, die maar al te gewillig is om u te bespringen. (Gelach en toejuiching). Gij ziet dat de menschlievende inzichten van broederlijke gouvernementen immer trachten hunne zegeningen wijder en wijder uit te spreiden. Ik bezig het woord “broederlijk,” maar het is onjuist. Wij spreken van moederstad en vaderland, maar als wij onze figuren juist wilden kiezen zouden wij van “grootmoeder de Staat” moeten spreken. (Luid gelach en toejuiching). Wat er van zij, ik hoop vast dat gij nooit, of enkel in ver verwijderde dagen, indien het dan toch moet gebeuren, van zulken bijstand zult te lijden hebben. (Hoor! Hoor!) Maar de tijd kan komen, dat er eene commissie zal ingesteld worden om u te onderzoeken en eene commissie om u herin te richten. (Gelach). En erger dan dat, gij zult hulpgelden bekomen van de staatskas (gelach) en in een commissie van onderstand zult gij ten toon gesteld worden aan het vergrootglas van parlementairen kunstsmaak. (Luid gelach). En gij zelf, heer Voorzitter, of ten minste uwe opvolgers, zullen benoemd worden naar den uitslag van een wedstrijd onder mededingers (gelach) en een bestuur zal u verbieden meer dan acht uren te werken. (Aanhoudend gelach). Dan zal er hier, evenals overal elders, een toeziener komen, en hij zal onderzoeken welke onderwerpen gij behandelt en of uwe modellen wel goed verzorgd worden. (Gelach). De beste wensch, dien ik uiten kan, in dank voor uw goed onthaal, is te hopen, dat uwe toekomst als uw verleden zal zijn, dat gij immer hooger zult reiken in het beoefenen der kunst door het aankweeken uwer eigen gaven, tot het najagen uwer eigen idealen; dat gij moget ontsnappen aan het oppertoezicht van den Staat, hetwelk, ik ben er van overtuigd, ernstig den schitterenden bijval zou tegenwerken, welken wij hier allen bemerken en gelukkig zijn te erkennen. (Langdurige toejuichingen).’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken