Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 4 (1891)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 4
Afbeelding van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.45 MB)

Scans (392.45 MB)

ebook (8.77 MB)

XML (0.84 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 4

(1891)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 183]
[p. 183]

Onthulling van het borstbeeld van Hendrik de Braeckeleer

De onthulling van het borstbeeld van Hendrik De Braeckeleer, door Jef Lambeaux gebeeldhouwd, heeft met groote plechtigheid plaats gehad in het Antwerpsch Museum, op Zondag 1 November 1891.

Talrijke deputaties van kunstenaars uit Brussel, Gent, Luik, Brugge, vereenigden zich in het Kunstverbond, waar zich reeds een groot getal Antwerpsche schilders bevonden.

Prachtige palmen en kronen werden door verschillende kunstenaarskringen aangebracht om aan den voet van het borstbeeld van wijlen De Braeckeleer neergelegd te worden.

In stoet zetten zich die lange schaar op weg naar het Museum, voorafgegaan door de massiers van het Kunstverbond.

Toen de stoet in onzen prachtigen kunsttempel aankwam, bevonden zich de gemeenteoverheden reeds in de trapzaal, waar de onthulling van het borstbeeld moest plaats grijpen.

De plechtigheid werd voorgezeten door den heer schepene De Winter. Aan zijne zijde bevonden zich de heeren schepenen Van den Nest en Gits, de vier zusters van den betreurden schilder De Braeckeleer en zijn schoonbroeder de heer Pieters, majoor der artillerie.

De heer Frans Van Kuyck, voorzitter der afdeeling van beeldende kunsten van het Kunstverbond, sprak namens de Antwerpsche kunstenaars eene redevoering uit waaraan wij het volgende ontleenen:

Drie jaar geleden gingen de meesten onzer hier dicht voorbij, terwijl zij het stoffelijk overschot vergezelden van onzen betreurden Henri De Braeckeleer, naar het Kielkerkhof.

Zooals voor alle artisten van wezenlijk talent, is de faam van den schilder sinds zijne dood slechts aangegroeid. Om aan zijn schoon talent hulde te brengen zijn wij vereenigd in dit Pantheon onzer Onsterfelijken.

Ondanks zijne omgeving en den krachtigen invloed van het genie van H. Leys, wist De Braeckeleer zichzelve te blijven. Geen meester had hem de bewonderenswaardige techniek kunnen leeren, welke hij ontwikkelde in zijne schilderijen, zooals hij zelve niet zou hebben kunnen voortleeren wat hij deed.

Dit tooveren met kleuren en licht, met welk hij de bekwaamste in bewondering brengt, zou kunnen doen gelooven aan een geheim der goden, dat hij alleen heeft weten te onderscheppen.

Bewonder hem in zijne werken, maar tracht nooit hem na te volgen, gij, jonge artist, zoudt slechts eene bleeke weerspiegeling zijn van die schitterende verdwenen ster. Compositie, oorspronkelijkheid en keus van het onderwerp, pracht en nauwkeurigheid in de teekening, moet gij niet zoeken in de voortbrengsels van den meester. Slechts eene snaar heeft bij hem getrild en met zooveel harmonie en begeestering, dat zij het ontbreken der anderen doet vergeten.

Men bewondert eene schilderij van Henri De Braeckeleer, daarover redetwisten doet men niet.

De levensbeschrijving van den overledene is te dikwijls geschreven dan dat ik er hier hoeve op terug te komen. (Zie De Vlaamsche School, blz. 169, jaarg. 1888).

Wij zullen ons bepalen bij de tentoonstellingen, waarin hij zijne schoonste zegepralen behaalde, na de tentoonstelling in 1858 te Antwerpen, waar hij voor de eerste maal verscheen.

In 1872 verwierf hij de gouden medalie in de tentoonstelling te Brussel en het volgende jaar kende hem de jury der wereldtentoonstelling te Weenen eene der hoogste onderscheidingen toe. Zijn inzenden naar den Salon van Parijs, in 1878, was voor hem eene nieuwe overwinning, en die reeks veroveringen werd bekroond in de wereldtentoonstelling te Amsterdam met de eeremedalie.

Het was bij die gelegenheid, dat de stad Antwerpen eenen eerepenning deed slaan om hulde te brengen aan zijn talent, en dat het Kunstverbond zich bij die betooging aansloot en den kunstenaar een eerediploma aanbood.

Helaas, treurig was het voor de kunst, dat die zegepraal, hoewel laat, de laatste was eener zoo schitterende kunstloopbaan.

Het verstand van Henri De Braeckeleer verzwakte voortdurend. De vroeger zoo werkzamen geest verloor weldra den aanhoudenden vlijt, waaraan wij zoovele schoone doeken te danken hebben. Hij werd treurig en neerslachtig, vervaardigde bijna niets meer, dewijl moedeloosheid zich van hem had meester gemaakt om hem niet meer te verlaten.

Eene slepende ziekte deed hem van dag tot dag vervallen en het was den 20n Juli 1888 dat hij bezweek in de volle kracht der jaren, na eenen langdurigen en pijnlijken doodstrijd.

Het land, en vooral Antwerpen, hebben in hem een hunner beroemdste kinderen verloren. Zijn naam heeft eene plaats veroverd in de geschiedenis der kunst van België. Zijn werk zal blijven om te bewijzen dat de Vlamingen van heden nog onder hen koloristen van natuur bezitten, dat men schilder wordt geboren, maar dat men de kunst niet aanleert.

De naam van Leys, Lies, De Braekeleer, Verlat en Linnig, om niet te spreken dan van de dooden, zijn daarvan een sprekend bewijs.

Men heeft aan het publiek zijne onverschilligheid tegenover De Braeckeleer verweten. Daarin ligt niets verwonderlijks. Het begreep hem niet. Het talent van den meester was niet alledaagsch, er was tijd noodig om zijn werk te kunnen begrijpen en die zoo geheel persoonlijke kunst op hare juiste waarde te leeren schatten.

Vandaag, dat de werken des meesters niet meer op onze tentoonstellingen zullen schitteren, is het de plicht der museums er aan te koopen, ten einde niet meer toe te laten dat, dank aan den iever der vreemde verzamelaars, het gemis aan gewrochten van een onzer kunstberoemdheden bij onze kunstminnaars reden tot ontevredenheid geve. Ook drukken wij de hoop uit weldra in onze openbare verzamelingen meerdere stalen van zijn talent te zien, benevens anderen welke er zich reeds in bevinden.

[pagina 184]
[p. 184]

Wat ons betreft, Mijnheeren, wij rekenen op de welwillende medehulp der liefhebbers, die werken bezitten van onzen Antwerpschen meester, om ons te helpen in de moeilijke taak, welke wij ons hebben opgelegd, met het inrichten eener tentoonstelling der werken van Henri De Braeckeleer te Antwerpen.

Bij het verlaten van den doodenakker, waar wij een laatste vaarwel hadden gezegd aan onzen talentvollen makker, hadden wij afscheid genomen onder de belofte dat de naam van De Braeckeleer eens zou gebeiteld worden op een monument opgericht te zijner herinnering. Een voorstel daartoe werd in algemeene vergadering der afdeeling van Plastieke Kunst gedaan, maar over den aard en de plaatsing van het monument was het gevoelen zeer verdeeld, zoodat daaraan geen onmiddellijk gevolg kon gegeven worden en de uitvoering ervan werd verschoven.

De naam van De Braeckeleer werd echter niet vergeten.

Indien Antwerpen altoos onder zijne kinderen kunstenaars heeft gehad die zijne faam vergrootten, hebben daaraan ook steeds verstandige en edelmoedige kunstminnaars medegewerkt.

Antwerpen heeft er altoos aan gehouden het welgelukken zijner artisten te vieren, en de plechtigheid, die ons vereenigt, is er een nieuw bewijs van.

Het is stellig dat in een groot handelscentrum als het onze, somtijds financieele rampen, de gemoederen en de kapitalen komen storen. In die tijden van ramp en ongerustheid wenden de oogen zich af van de kunstwerken, maar zoodra de storm voorbij is, keeren vertrouwen en kalmte weder, en de kunst is de eerste om dit te ondervinden.

Buiten de groote wispelturige massa en de platonische bewonderaars of speculanten echter, vindt men altoos de belanglooze liefhebbers, die waken en geene gelegenheid laten voorbijgaan om te bewijzen wat al belang zij stellen in de kunst en hare beoefenaars.

Bij het vieren van eenen grooten schilder op dezen dag, nemen wij de gelegenheid waar getuigenis af te leggen van al onze bewondering en onze erkentelijkheid aan eenen verlichten beschermer der Schoone Kunsten in den persoon van den heer schepene Van den Nest, die, om het aandenken van eenen grooten schilder te vereeren, aan zijne geboortestad het borstbeeld van Henri De Braeckeleer ten geschenke aanbiedt.

De achtbare schenker, die een plechtig karakter aan de betooging verlangde bij te zetten, heeft niet gemeend in persoonlijken naam het borstbeeld aan de Stad te mogen opdragen. Hij wilde heel het Antwerpsch kunstkorps in de huldebetooging doen deelen, en verzocht een komiteit zich als vertegenwoordiger der kunstkringen aan te stellen, om in gezamentlijken naam het borstbeeld te overhandigen.

Ik geloof hier den tolk te wezen van al die heeren, met den heer Van den Nest warm te bedanken voor dit blijk van liefde voor de kunst en van genegenheid voor de kunstenaars.

In naam van den heer schepene Van de Nest, hebben wij de eer, Mijnheer de schepene van Schoone Kunsten, aan de Stad Antwerpen, welke gij hier vertegenwoordigt, het bronzen borstbeeld aan te bieden van den schilder Henri De Braeckeleer.

Bij het overhandigen van dit werk, dat te danken is aan het schoon talent van onzen medeburger Jef Lambeaux, denken wij u de verzekering te kunnen geven, dat het eene dubbele waarde zal hebben én door den meester dien het vereert én door den meester die het heeft onderteekend.

Namens de Stad bedankte de heer schepene De Winter de inrichtingscommissie en vooral den heer schepene Van den Nest.

Hij zegt, dat de huldebetooging ter nagedachtenis van dien echt Antwerpschen schilder gedeeld wordt door al wie kunstliefde bezit. Hij is ook zeer gelukkig te zien dat beroemde artisten van alle punten des lands toegestroomd zijn om er deel aan te nemen.

Hij verklaart namens de Stad het borstbeeld te aanvaarden en noemt het een werk, waarop Antwerpen terecht fier mag wezen.

De heer Slingenyer bespreekt op zijne beurt de kunstloopbaan van Henri De Braeckeleer en betreurt, dat er zooveel jaren voorbij gingen vooraleer zijne werken naar verdiensten geschat werden. Hij was een echte Vlaamsche schilder, meer nog, een Vlaamsche meester! Eerst toen men in den vreemde, namelijk in de tentoonstelling van Parijs, in 1878, later te Weenen en te Amsterdam zijne werken bekroonde, begon men in ons land het talent van dien artist te erkennen, en daarbij bleef Brussel niet ten achter. Het is dan ook namens de artisten der hoofdstad dat hij een blijk van hulde komt brengen aan Henri De Braeckeleer.

De heer Albrecht De Vriendt, bestuurder onzer koninklijke Academie, sprak de volgende Vlaamsche redevoering uit:

Onze groote mannen vereeren, is de verheerlijking van het vaderland bewerken!

Het is een schoon en indrukwekkend schouwspel, dat wij hier bijwonen. Talrijke kunstenaren en kunstvrienden, uit de voornaamste deelen des lands naar Antwerpen toegestroomd, komen zich voegen bij die onzer stad om hulde te brengen aan de nagedachtenis van een zoo vroeg uit ons midden gerukten kunstbroeder. Zich in verbeelding de gansche rij prachtige tafereelen voorstellende door zijn penseel geschapen en met de overtuiging dat het nageslacht dit oordeel zal bekrachtigen, laten allen een enkelen roep stijgen uit de van geestdrift opzwellende borst: Ja, broeder, gij waart waarlijk groot, waarlijk een meester!

Dat waart gij, Henri De Braeckeleer, en meer nog, een echte Vlaamsche meester, want gij bezaat in hooge mate de hoedanigheden, welke onze oude meesters kenmerken.

Gij wist, door uwe wonderbare fijnheid van gevoel, uit de werkelijkheid de schatten van poëzij te graven, die deze zoo rijkelijk bevat, maar die de natuur maar openbaart aan hem, die haar uit het diepste des harten lief heeft.

De man wiens prachtige beeldtenis wij heden inhuldigen, mogen wij aanzien als een toonbeeld van den nationalen kunstenaar. Getrouw aan zijnen landaard liet hij zich nooit door het uitheemsche schoone verleiden. Hij was een beoefenaar dier kunst, die hare ingevingen put aan zuivere vader-

[pagina 185]
[p. 185]

landsche bronnen ‘de nationale kunst.’ Deze alleen spreekt tot het hart des volks, want zij is het natuurlijk uitvloeisel van zijne eigenaardige ontwikkeling en is dus door den geest des volks zelve, bezield.

De lauwerkroon, welke wij in naam van het Hooger Instituut en van de Academie van Schoone Kunsten aan het voetstuk hechten, waarop het borstbeeld van den betreurden meester prijkt, zij eene betuiging van ons aller bewondering.

Zijn gansche kunstleven strekke tot voorbeeld aan onze jeugd: zijne werken herinneren ons, wat overtuiging en wilskracht vermogen, zijn naam schittere tusschen die der doorluchtigste zonen van het duurbare vaderland.

Dank aan den gevierden beeldhouwer Lambeaux, die zoo voortreffelijk zijne beeldtenis teruggaf, en aan den kunstminnenden heer Van den Nest, die dit meesterwerk aan het Museum schonk.

De heer Maeterlinck legde, namens de Gentsche artisten, eene kroon neder aan den voet van het borstbeeld.

De heer Louis Delmer, van Brussel, sprak daarna eene lange redevoering uit, waarin hij de vroegere miskenning van het talent van Henri De Braeckeleer in somber overdreven kleuren afschilderde en de hulde aan den overledene in een verwijt aan de levenden poogde te doen ontaarden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken