Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 6 (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 6
Afbeelding van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.34 MB)

Scans (386.48 MB)

ebook (10.52 MB)

XML (0.84 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 6

(1893)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 83]
[p. 83]

Tweede tentoonstelling van ‘L'Association pour l'Art’

Treedt men deze tentoonstelling binnen met de verwachting er schilderijen, in den gebruikelijken zin van het woord, aan te treffen, en met oogen gewend aan gewone tentoonstellingen, dan zal men zich stellig ergeren over het stelselmatig uitmiddenpuntige, het moedwillig buitensporige van meer dan een uitgestald werk.

Maar, zoodra men zich afvraagt of het wezenlijke kunst is, al wat in andere zoogezegde kunsttentoonstellingen aan de wanden opgehangen wordt, banaal alledaagsche tooneeltjes, min of meer behendig weergegeven, dan wijzigt zich eeniger mate de eerste indruk. En, zij die aannemen dat een geschilderd paneel eerst en vooral een versierend voorwerp zijn moet, dat in onze grijze luchtstreek en in onze donkere huizen vroolijk van kleur en vroolijk van lijn dient te zijn, zal zich een bijzonder denkbeeld vormen van het doel der kunst, of allerminst van eene harer zijden.

Het is niet eene stelling, die wij hier verdedigen, alleen halen wij eene beschouwing aan die kan verdedigd worden.

Wat er van weze, onbetwistbaar is het, in elk geval, dat er meer kennis, meer talent, meer smaak in een woord meer kunde noodig is om een verdienstelijk tapijtwerk te vervaardigen, dan om een middelmatig portret in olieverf op een geplamuurd paneel te schilderen.

Het eerste behoort tot de kunstnijverheid, zal men zeggen, terwijl het tweede, niettegenstaande zijne geringere waarde, gewoonlijk met den naam van kunst bestempeld wordt.

Waar nu de kunstnijverheid eindigt en de zuivere kunst begint, ziedaar eene vraag die moeilijk op te lossen is, juist omdat de eene zoo nauw aan de andere grenst, dat zij op zeker punt samenvloeien, en omdat er geen maatstaf bestaat om zulke zaken te meten.

De verklaring, die ons het dichtst bij de waarheid schijnt, is deze. De Kunst stelt de natuur voor zooals zij is, of allerminst volgens den indruk, dien de kunstenaar ervan ontvangt, of de wijze waarop hij ze opvat. De kunstnijverheid maakt gebruik van de afbeelding van allerhande voorwerpen, ook menschen, dieren, planten, enz., als versiering van hare voortbrengselen.

Daarvan, met het oog op de besproken tentoonstelling, eene andere verdeeling: Beeldende kunst, aan den eenen kant, - versierende kunst, aan den anderen.

Het hoofddoel, de oorsprong der beeldende kunst is wel degelijk, (en dit heeft zij gemeens met andere kunsten: de muziek, de letterkunde, de beeldhouwkunst) het vertolken van een gedachte, een gevoel; terwijl versierende kunst zeer wel kan bestaan en groote verdiensten bezitten zonder die gedachte of dit gevoel; haar hoofddoel zijnde het oog te streelen door vorm en kleur.

Eene modiste die, dank aan haren goeden smaak, aan hare fijngevoeligheid van kleur en toon, van vorm en lijn, den bevalligsten dameshoed vervaardigt, heeft een meesterstuk voortgebracht, maar is daarom geen kunstenaar.

Deze benuttigt, wel is waar, al wat zijn schoonheids-gevoel hem ingeeft, maar niet als doeleinde zijner pogingen, wel als middel, om zijn gewrocht te voltrekken, dat in de eerste plaats een voortbrensel is van zijnen geest, evenveel als van zijne handen en zijne oogen, de vertolking van een gedacht of van een gevoel, dat ook door het gesproken woord zou kunnen uitgedrukt worden.

Wat dus hoofdzaak is bij beeldende kunst wordt bijzaak bij versierende kunst, en omgekeerd wat van bijkomend belang is bij de eerste, alhoewel zeer gewichtig, wordt het bijzondere oogwit bij de tweede; deze houdt meer bepaaldelijk van de middelen van uitvoering en het uiterlijke van het werk.

Dit gezegd zijnde, wordt het veel gemakkelijker een onpartijdig oordeel te vellen over de verzameling werken welke l'Association pour l'Art te zien geeft.

* * *

Eene eerste kritiek die wij uit te brengen hebben geldt eene princiepskwestie:

Het is natuurlijk dat een plateelbakker, bij voorbeeld, in zijne werking beperkt door den aard zelven der behandelde grondstof, zich met de eenige kleuren waarover hij beschikt behelpen moet; en zooals overigens de vroegere Delftsche potbakkers, die beroemde meesters in het vak, deden, blauwe molens met gele wieken, blauwe boomen met roode stammen, gele schuitjes met blauwe zeiltjes voorstellen moeten, wijl zij slechts beschikken over blauw, geel en rood. In hetzelfde geval bevinden zich glasschilders, brandververs en andere versierders, die af te rekenen hebben met de werking van het vuur op de gebruikte kleuren, meestal uit metaalstoffen samengesteld.

Maar wij begrijpen niet welke reden er bestaat om blauwe boomen en schepen met purperen zeilen, varende in geel water, op een doek te schilderen, zooals Theo. Van Rijsselberghe doet, wanneer men een zoo rijk paneel als het zijne hanteert. - En, van een ander standpunt beschouwd, eene nevenstelling van roode, gele en blauwe stippels, brengt toch nooit op het oog de gewaarwording van wit teweeg, al weet men ook dat, theoretisch gesproken de zeven kleuren van den regenboog uit de drie grondkleuren samengesteld zijn, en dat, als men een vlak, met die kleuren bemaald, snel beweegt, hunne versmelting wit schijnt te zijn.

Het stelsel waarop die manier van schilderen berust is dus valsch, en de hardnekkigheid waarmede het doorgedreven wordt is waardig van eene betere zaak.

Dezelfde opmerking geldt, gedeeltelijk, voor de paneelen van Georges Morren. Waarom, terwijl hij zijne heulbloemen in hunne natuurlijke kleur en vorm afbeeldt, moet hun loof zoo onwaar zijn?

Het geschilderde glasraam van H. Thys alhoewel zeer smaakvol, schijnt ons ook te zondigen tegen den eigenlijken aard van dit werk.

In vroegere tijden, toen de glasnijverheid nog zulke groote vorderingen niet gedaan had als op onze dagen, bestond er noodzakelijkheid, om eene raam van zekere

[pagina 84]
[p. 84]

afmeting te vervaardigen, deze saam te stellen uit verscheidene kleine stukken. Die stukken werden gewoonlijk iets grooter gegoten dan ze eindelijk blijven moesten, en zooveel mogelijk, volgens de lijn der teekening, op maat gekapt en door looden banden saamgevoegd. Het metalen net dat daaruit ontstond bracht lijnen en kronkels te weeg die veel bijdroegen om het algemeen effekt der glasraam te verhoogen.

Het besproken werk nu, is samengesteld uit stukken welke zonder noodzakelijkheid, dunkt ons, de hoekigste vormen aannemen, zonder rekening te houden van de teekening; en de voegen ervan, in stede van bij te dragen tot de harmonie van het geheel, werken deze op de ongelukkigste wijze tegen.

In het opzicht van de eenvoudigheid en zuiverheid van het procédé steken Van de Velde's boekversieringen scherp af tegen hoogergemelde werken. Zijn tapijt diende in een ander midden geplaats te worden, om er niet zekerheid te kunnen over oordeelen.

Zeer merkwaardig zijn de wandpapieren van de engelsche fabrikanten Jeffrey & Co, waarvan de patronen geleverd zijn door Walter Crane, Lewis Day en andere decorateurs van groote verdiensten.

Niet minder belangwekkend, voor vakmannen, de verzameling prenten van fransche teekenaars in l'Estampe originale vervat; de gesteendrukte plakkaten van Ibels, de Toulouse-Lautrec, Maurice Denis, de houtsneden van Lucien Pissaro en de waterverfschilderingen van Ribe-Roy en Paul Signac; het gleiswerk van Thesmar en Finch; het tin van Charpentier, enz., enz.

De versieringspaneelen van Thorn-Prikker, van P. Ranson, H'Enneïrda en andere meer, zijn allersmaakvolst en fijn van kleur en lijn; maar onderzoek niet wat ze voorstellen, bepaal u bij de vraag of ze harmonieus zijn; bepaal u bij die vraag voor de meeste voorwerpen uit deze tentoonstelling, en ge zult deze alsdan verlaten met het gevoel dat eene prachtige verzameling bloemen teweeg brengt, indruk die u stellig lang zal bijblijven.

Hierdoor steekt zij scherp af, te haren voordeele, tegen zoo menig klein of groot salon, dat met evenveel opgeblazenheid aangekondigd wordt, en dat men meer dan eens verlaat zonder er een enkel beeld van in den geest mede te dragen.

Of deze nieuwe uiting van l'Association pour l'Art eenen stap vooruit is op kunstgebied? Wij meenen het niet; maar wij aanzien ze als eene protestatie, een opstand, eene werking tegen veel wansmakelijks, dat niettemin de gunst en zoowel de geldelijke als de zedelijke ondersteuning van het groote publiek geniet, en dat is eene verdienste.

 

De poging is misschien verkeerd, en wij zijn overtuigd dat zij het is, alhoewel de strekking nog niet tot hare volkomene ontwikkeling gekomen is, en steeds een tijdperk van tasten en beproeven doorleeft.

Wij noemen ze verkeerd omdat zij uitheemsch is en anti-nationaal.

L'art n'est d'aucun pays is eene waarheid voor zooveel het kunstgewrocht voltrokken is, omdat elk wezenlijk meesterstuk in alle landen begrepen en genoten kan worden; maar het is even onbetwistbaar dat tijdens zijne wording elk kunstwerk, als een boom, zijne gezondste en rijkste sappen put uit den grond waarop het geteeld wordt, en dat, zonder nationaliteit, geene kunst bestaan kan; dat leert de geschiedenis.

En wat zien wij hier gebeuren, en ook elders waar er sprake is van nieuwe richting. Niet minder dan 26 op 36 tentoonstellers zijn buitenlanders, te weten: 23 Franschen, 1 Hollander, 1 Engelschman, 1 Japaan uit verleden eeuw, en de weinige Belgen volgen deze na, or laten zich door hen inspireeren.

De Vlaamsche aard onzer bevolking is wars van die vreemde inmenging, en daarom wellicht geniet deze argumentation pour l'art niet meer bijval. Zou dit ook de oorzaak niet zijn der gehechtheid van ons volk aan de kunstwerken die den stempel dragen onzer eigene school, zelfs aan die van geringere waarde?

Onze kunstenaars vergeten het toch niet! Zoo zij de voorlichters van hun volk willen zijn, wat eigenlijk hunne zending is, dan moeten zij in dit volk zelf de bestanddeelen hunner kunst putten. Dat is zoo geweest in alle tijdvakken en in alle landen, dat zal zoo immer zijn. Het schijnt wel overbodig die waarheid door voorbeelden te staven, deze zijn te overvloedig opdat eenieder er niet dadelijk één voor den geest hebbe.

Overigens ons kindeken, hoe klein ook op de wereldkaart, is groot genoeg door zijne kunst om er fier op te wezen, en den schitterenden schat, die onze voorouders ons nalieten, te eerbiedigen en hem te doen gedijen, zonder aan anderen daarom iets te moeten ontleenen. En al geldt het hier ook meer bepaaldelijk versierende kunst en kunstnijverheid, toch mag dit grondbeginsel der natonaliteit niet uit het oog verloren worden.

Waarom toch elders gaan zoeken wat ten onzent zoo overvloedig voorhanden is.

Gansch onze Vlaamsche Schilderschool is samengesteld uit decorateurs van eerste gehalte, die eenen machtigen invloed uitgeoefend hebben op de versierders van allen aard; leveren de werken onzer miniaturisten en opluisteraars van handschriften, onzer plaatsnijders, glasschilders, tapijtwevers, ijzer- en goudsmeden, borduurwerkers, steenkappers, enz. enz., niet eene onuitputtelijke bron op van kunstzin en goeden smaak, vatbaar voor modernisatie, voor verdere ontwikkeling en voor toepassing bij kunstversieringen van welken aard ook?

L'Association pour l'Art overwege de spreuk die eens de titel was eener andere kunstenaars-vereeniging hier te Antwerpen: Wees U zelf.

P.B.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken