Buitenlandsche Tijdschriften
In Harper's Monthly voor October komt o.a. een aardige beschrijving voor van 't studentenleven te Oxford door Richard Harding Davis. Karakteristiek is vooral beschreven, hoe de studenten bij het verleenen van honoraire graden aan allerlei beroemdheden de plechtigheid telkens verstoren. Een heer, die vóor den aanvang zachtjes een stuk van Chopin zit te spelen, wordt door een van hen verzocht ta-ra-ra-boom-de-ay te spelen. Dan beginnen ze hoeratjes aan te heffen voor de dames, en als de vice-kanselier der Universiteit aan zijn Latijnsche toespraak is begonnen, wordt hij telkens door de studenten in de rede gevallen met uitroepen als; ‘Wees maar niet verlegen, meneer!’ ‘Spreek wat harder, meneer!’ ‘Zeg es, dat is veel te goed om oorspronkelijk te kunnen zijn’; ‘Pas op, meneer, wees voorzichtig, dien regel hebt u uit de grammatica gestolen.’ Maar een ander zegt op toegeeflijken toon: ‘Let maar niet op hen, meneer, ik zal wel naar u luisteren.’ Na een kort poosje zegt hij met een zucht van voldoening: ‘Nu, ik noem 't heusch nog al goed.’ De ongelukkige vice-kanselier wordt meer en meer verlegen en bij 't overslaan van een bladzijde weifelt hij bij 't woordje ut. ‘Ut’ herhaalde hij. Plotseling hadden twintig studenten zich over 't balkon heengebogen. ‘Wees voorzichtig, meneer,’ riepen zij in doodangst, ‘wees voorzichtig. Vergeet den subjunctivus toch vooral niet!’ ‘Gelukkig,’ voegden zij er bij met een zucht van verlichting, ‘hij wist 't, hij wist 't’; maar een scepticus zei somber; ‘Ik geloof niet, dat-i 't wist. De een of ander moet het hem voorgezegd hebben.’ Ten slotte zegt een andere stem verwijtend: ‘Ik vertrouw, meneer, dat u niet te veel
van onzen tijd meer in beslag zult nemen.’ Dan worden de beroemdheden, die de doctoraten verkrijgen, komisch begroet. Een zeer dikke professor uit Dublin wordt, toegejuicht als: ‘the bost Dublin Stout’, terwijl aan een Indischen prins met bruin gelaat gevraagd wordt, of hij heusch Pears soap heeft gebruikt. Daarop volgen echter kreten van Shame! Shame! en de Indische prins krijgt een hoera tot vergoeding van die minder kiesche vraag.
E.B.K..
De Character Sketch, in de Review of Reviews van 15 Sept. door den heer John Underhill loopt over Walter Besant. Ik ontleen er eenige bijzonderheden aan; ten eerste de Elf Geboden voor den letterkundige, door Besant opgesteld:
1. | Oefen u elken dag iets oorspronkelijks te schrijven. |
2. | Kweek de gewoonte van opmerken aan. |
3. | Werk geregeld op vaste uren. |
4. | Lees geen prullen. |
5. | Leg u toe op 't vormen van een styl. |
6. | Tracht dramatisch te zijn. |
7. | Een groote factor van dramatische bekwaamheid is selectie. |
8. | Vermijd de zonde van te schrijven over karakters. |
9. | Tracht nooit eenige manier van leven te beschrijven, die u niet gemeenzaam is. |
10 | Leer zooveel ge kunt omtrent mannen en vrouwen. |
11. | Om een goeden, natuurlijken styl te vormen, en heerschappij te verkrijgen over de taal, moet ge ook poëzie schrijven. |
Omtrent den schrijver zelven zegt de heer Underhill o.a.:
‘Hij is een van de hardst werkende letterkundigen onder ons. Charles Dickens, met wien we meer dan éens den heer Besant vergeleken hebben, was waarschijnlijk de grootste werker van deze eeuw. Maar Besant zou, als de totale som zijner uren bekend kon worden, hem misschien nog