De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 14
(1901)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–¶ Kunstnieuws ✠¶ Het dichterjubileum van H. Sienkiewicz te Warschau ❧Niet de Polen zal het verwijt treffen, dat zij hun dichters laten ....sterven en begraven, zonder hun ooit, op enigsins plechtige wijs, de dank en de hulde gebracht te hebben, waarop degenen, die schoonheid gaven in de woordmuziek van eigen taal, in elk beschaafd land, en wel het allermeest in een land waar de nasjonale taal verdrukt wordt, ten allerminste evenveel recht hebben als een komponiest, een schilder, een beeldhouwer van talent, de ontdekker van enig noch onbekend bacillus of enig nieuw serum, of een polietiek aanvoerder van groot of klein formaat. Zij wachten niet, de Polen, om hun poëten te vereren, dat dezen stokoude, versleten, uitgeputte ouderlingen zijn, die noch alleen met schuddebollend hoofd en op wankelende voeten kunnen luisteren naar tot hun eer geblazen feestfanfaren; zij wachten noch minder, dat de dood hun hand voor immer verstijft, om alsdan met dubbele, maar bitter ieroniese kwistigheid, bloemen te strooien op... hun graf - met of zonder zerk. - Ik denk aan Gezelle, voor 't allereerst openbaar als groot gehuldigd.. als koud dood man; aan Sleeckx, die noch steeds wacht op de allereerste betoging, hem waardig; aan... anderen noch: Vuylsteke, de Geyter!... Henryk Sienkiewicz mag, ondanks al de opgang, door zijn Quo vadis gemaakt, in werkelikheid niet hoger staan dan Ebers of Dahn en lang niet zo hoog als Scheffel; dit heeft zijn taalgenoten van elke staatkundige richting niet weerhouden, met gretigheid de 30e, ik zeg de dertigste verjaring van zijn schrijverschap aan te grijpen, om hem te vieren. En hoe zij hem gevierd hebben? - Niet als een arm, of - zo dan ook rijk en weelderig - als een houvast en gierig volk; niet als een ras van kruidenieren, droogstoppels, pintheukers en duitenklievers; maar als een van goeden en groten huize, als edelen en magnaten, kortom, op waarlik vorstelike wijs. Bisschop Ruszkiewicz, die, N.B., niet geaarzeld had het voorzitterschap aan te nemen van het inrichtings-komieteit, leidde de plechtige godsdienstoefening, die in de Kruiskerk plaats greep; in het Raadhuis werd de jubielaris overhandigd de oorkonde, waarbij hem het landgoed Oblegorek, eens het eigendom van zijn famielie, werd aangeboden. Geheel het verarmde en geteisterde, het verminkte en verscheurde Polen door tastten de lieden diep genoeg in hun zakken, om.... het volle miljoen roebels bijeen te brengen, waarvoor dit koninklike geschenk werd aangekocht. Afgevaardigden van alle denkbare verenigingen defieleerden - na deze overhandiging - vóór de dichter heen, aangevoerd door de leden van het eerste wetenschappelik lichaam van het land, de Warschouwer Akademie. 's Avonds had in de grote schouwburg een galavoorstelling plaats, waarna een zanggedicht werd ten gehore gebrocht en een stuk opgevoerd, geschreven op motieven, ontleend aan Sienkiewicz'werken. Ook de letterkundige vereniging van Warschau gaf een avondfeest. Eindelik ontving de dichter noch een penhouder, bezet met edelstenen, en 20.000 roebel waard. Toen de Vlamingen van Beers vierden, - vierden, bij eufemisme, - boden | |
[pagina 126]
| |
zij hem.. zijn borstbeeld..., een weinig beduidend bronsje en een ets... Het gedenkteken, dat zij hem oprichtten, kostte.... ongeveer de helft van die Poolse penhouder! Toch is België een bloeiend, nijver en handelrijk land! En Polen?... Zeker vers van Albrecht Rodenbach luidt: ‘Eilaas! Waar is den Oudren fierheid nu gevaren!’ | |
¶ Shakespeare in Duitschland ❧In de nieuwe Duitse Theateralmanak komt een statiestiek voor van de voorstellingen van Shakespeare's meesterwerken in Duitsland gedurende negentien jaar, van 1. Januarie 1881 tot 31. December 1899. Othello werd met 1932 voorstellingen het meest gegeven; dan volgen Hamlet, De Getemde Feeks, De Koopman van Venetië, Romeo en Julia. Eenmaal, in 1881, werd Eind goed al goed gegeven; Troïlus en Cressida driemaal. | |
¶ Zwart-en-witkunst te Berlijn ❧In het Berlijnse prentenkabienet werd in December een tentoonstelling van moderne etsen, litho's, enz, geopend. Er waren oriezjieneele etsen van Liebermann, Sattler, Skarbina, Leistikow, van de Worpsweders Owerbeck, Hans am Ende, Mackensen en Vogeler; verder van Leibl en anderen. Ook reproduktieve etsen waren er, o.a. Geyger's ets naar Botticelli's Lente en Köppings ets naar Rembrandt's Ansloo. | |
¶ Een Rabelais teruggevonden? ❧Te München bij de antiekwaar Rosenthal zou het vijfde gedrukte boek van Gargantua et Pantagruel van Rabelais ontdekt zijn. Men kende dit vijfde boek slechts door een uitgaaf in 1564, elf jaar na de dood van Rabelais verschenen. Als tietel draagt het boek: ‘Cinqième livre des faits et dictz du noble Pantagruel, auquel sont comprinz les grands abus et désordonnée vie de plusieurs Estatz de ce monde, composez par M. Françoys Rabelays, docteur en médecine et abstracteur de quintescence. Imprimé en l'an mil cinq cents quarante-neuf.’ Door vele biebliografen wordt de echtheid van deze vondst voorlopig in twijfel getrokken. | |
¶ Cimarosa & Bellini herdacht ❧Te Wenen was een komieteit gevormd, om de honderdste verjaardag van Cimarosa's dood te herdenken op 11. Januarie van dit jaar. Zoals men weet, was deze komponiest kapelmeester aan het hof aldaar en schreef hij er zijn meesterwerk, Il Matrimonio segreto, en andere minder bekende opera's. Deze opera zou nu in het Ietaljaans worden opgevoerd en tevens een Cimarosa-tentoonstelling worden gehouden, waarvoor reeds vóór Nieuwjaar veel autografen en andere biezonderheden waren verzameld. Te Catana wordt een Bellini-eeuwfeest ingericht, dat hoofdzakelik zal bestaan in een tentoonstelling van Belliniana en uitvoeringen van zijn muziek-gewrochten. Een gedenksteen zal in het geboortehuis van den komponiest van Norma worden geplaatst. | |
¶ Ex-librissen ❧In het Ex-libris-Journal, Januarie 1901, lazen wij: ‘De heer Andrew Lang is een veelzijdig schrijver en een man van enige betekenis; maar ten aanzien van de graagte en de smaak, waarmee boekplaten-verzamelaars zich aan hun liefhebberij overgeven, is hij niet gunstig gestemd. Anders zou hij wel het hiernavolgende niet hebben geschreven: Het schijnt, dat de ex-librissenliefhebbers sinds korte tijd in twee kampen verdeeld zijn: de enen hebben boekplaten lief als voorwerpen van schoonheid, de anderen stellen er prijs op om wille van de zeldzaamheid. Ik wenste, dat er zulke verzamelaars niet waren! Een ex-libris is van bijna geen belang dan in het boek, waar de eigenaar het in geplakt heeft. En is die eigenaar nu een belangwekkend man, dan gaat door het ex-libris die waarde ook op het boek over; boek en plaat, gescheiden, verliezen alle belang. De fantastiese hedendaagse boekplaten, verbeeldings-voortbrengsels, worden op de duur vervelend en prikkelend voor wie ze bezit; dikwels worden ze vervangen door andere. | |
[pagina 127]
| |
De echte boekplaten, op enkele moderne uitzonderingen na, zijn heraldies Echte wapenkunde verdient altijd ontzag. De luchte dingetjes, niet groter dan postzegels, in handen van Franse verzamelaars, zijn prettig en onschadelik; die beslaan niet zo maar méer dan de helft van de binnenzij van een boekenomslag. Met de hand geschreven bezits-aan duidingen kunnen wel interressant zijn. Zo heb ik John Wilkes “Theocritus” de “Montaigne” van Drummond of Hawthornden, de “Journée Chrétienne” van Léon Gambetta, een boek (ik herinner me niet welk) van Napoleon de Derde, en een vlugschrift van Molière, voorzien van de N van Napoleon de Eerste en van een adelaarskop; ook noch een menigte boeken met Sir Walter Scotts handschrift, - het waren geschenken voor vrienden, - en Keats' eerste boekdeel Poems (1817) met de stempel van een gekkenhuis. Ik wil wel hopen, dat geen mens zulke dingen uitscheurt om ze in albums te plakken gelijk onze ex-liebrissen-verzamelaars.’ Deze zinsnede komt voor in Longman's Magazine, Jan. 1901, in het gedeelte onder de hoofding ‘At the Sign of the Ship’. Schrijver voert niets aan tot staving van zijn eerste bewering, die in tegenspraak is met de waarheid, heel en al. - Wij verwijzen hem naar de Rede van onze VoorzitterGa naar voetnoot(1) in ditzelfde nummer van het Journal. Wat het overige aangaat, dat hebben wij meer gehoord, maar toch hoopten wij, zij het dan ook flauwtjes, dat 's schrijvers gevoelens zich zouden wijzigen bij diepere kennis van onze liefhebberij.’ - | |
☘ Een mijn van antieke meesterstukken ❧In de zee bij Cerigo, het oude Kutera, werd een ontdekking gedaan, die van het hoogste belang is voor oudheidkenners en kunstenaars. Een duikende sponsvisser stiet op bronzen voorwerpen op aanzienlike diepte. De Atheense overheid werd van het geval op de hoogte gebracht en de nasporingen, die onmiddellik ingesteld werden, brachten reeds veel gewichtings aan 't licht in weerwil van het slechte weer en de ontoereikendheid van de middelen. Op die plaats moet een met kunstwerken van waarde geladen vaartuig gezonken zijn Enige fragmenten ervan werden teruggevonden tussen de overblijfsels van de lading. Mogelik is het wel hetzelfde schip, waarop Sulla verscheidene meesterstukken van de Griekse kunst aan boord had gebracht, om ze naar Rome te voeren, en dat, naar Lucianus, verging niet verre van kaap Maleus. Het merkwaardigste en schoonste van de teruggevonden stukken stelt, in levensgrootte, een jonge man voor, in wie men de god Hermes wil herkennen. Het stuk is in brons. Hoofd, armen en schouders bleven ongeschonden; benevens de twee benen, werden brokstukken in voldoende aantal aangetroffen, om het beeld schier geheel te herstellen. De gestalte staat op de linkervoet, de rechterarm uitgestrekt. Waarschijnlik hield de hand een kroon of offernap vast. De uitvoering wijst op de school van Praxiteles; het hoofd gelijkt aan dat van Hermes van Olumpia, maar bezit krachtiger trekken. Een zweem van melankolie verzacht er de edele, waardige uitdrukking van. Het beeld moet dagtekenen uit de vierde eeuw vòor de kristene jaartelling. Xusippsoof een leerling, moet er de vervaardiger van zijn. Is die veronderstelling juist, dan is het stuk een onschatbaar eksemplaar van de bronzen beelden uit dit tijdperk, waarvan er enkel kopijen in ons bezit zijn. Onder de teruggevonden voorwerpen valt ook noch aan te stippen een jonge man, die op de rechterknie leunt en vóór zich uitkijkt met gespannen aandacht. Het hoofd draagt korte en gekrulde haren. De leden aan de rechterzij en het grootste gedeelte van de romp zijn zeer wel bewaard gebleven en getuigen van de bewonderenswaardige vaardigheid van den maker. De erg gehavende linkerarm was blijkbaar opgeheven, ofwel om met de hand de ogen tegen het licht te beschutten, ofwel om een aanval af te slaan. Dit beeld moet deel uitgemaakt hebben van een atleten- | |
[pagina 128]
| |
groep; het verraadt zijn herkomst uit de school van Rhodos, en werd naar alle schijn gebeiteld in de eerste helft van de tweede eeuw vòor Kristus. De nasporingen worden voortgezet. | |
☘ Prijzen van Hollandse en Vlaamse schilderijen in de 18e eeuw ❧In 1770 werd de schilderijen-verzameling van La Live de Jully openbaar verkocht. Rubens' Femme en blanc ging 200 liv.; van Dijck's portret van Snijders 12070 liv.; Rembrandt's Portrait de Femme 1850 liv. 15 s.; Teniers' Fête Flamande 6800 liv. 19 s.; een Zeetje van van de Velde 3100 liv. In 1777 kwam onder de hamer de verzameling van Randon de Boisset, een goed vriend van Greuze en Boucher. De Twee Wijsgeren van Rembrandt, nu in 't Louvre, werden voor 10900 liv. verkocht. | |
☘ Een valse Raphaël ❧Te Berlijn is dezer dagen verkocht een zogenaamde ‘Maagd’ van Raphaël, welke door professor Louis Nicole in 1885 voor 100.000 gulden van een zekere heer Müller te Wiesbaden gekocht was. Een rijk Ameriekaan zou besloten hebben, het schilderij voor een zevenmaal hoger bedrag aan te kopen; doch de miljoneer overleed en de koop mislukte. Sedert is de ‘Maagd’ als een onechte Raphaël herkend en, in veiling gebracht, is het doek weer in het bezit van zijn oorspronkelijke eigenaar Müller teruggekomen, die er echter ditmaal niet meer voor betaalde dan 3500 gulden. |
|