Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaamsche Arbeid. Jaargang 14 (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaamsche Arbeid. Jaargang 14
Afbeelding van Vlaamsche Arbeid. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van Vlaamsche Arbeid. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.79 MB)

ebook (5.08 MB)

XML (1.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 14

(1924)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 385]
[p. 385]

Aanteekeningen

American Journal of Archaeology, I, 1924.

- Leicester B. Holland geeft in dit amerikaansch tijdschrift een belangrijke bijdrage over de resten van het Pre-Erechteum. Hij heeft namelijk de grondvesten onderzocht van het thans nog bestaande gebouw op den Acropolis te Athene en is tot de conclusie gekomen dat onder het in de late vijfde eeuw vóór Christus opgerichte tempeltje, Myceensche en klassieke constructies aanwezig zijn die gespaard bleven en die de lijnen hebben aangegeven van den lateren bouw. De orientatie van dit Pre-Erechteum is in het huidige monument ook bewaard gebleven. Walton Brooks Mc Daniel heeft het over The holiness of the Dischi Sacri en hij beweert dat die ronde terra-cotta platen die hoofdzakelijk in Taranto gevonden werden alles behalve heilige doeleinden hadden, maar veeleer als zegels of fabrieksmerken werden gebruikt.

 

In LA NOUVELLE REVUE FRANÇAISE, 1 September 1924, schrijft de fransche kunstschilder André Lhote naar aanleiding van de Zwitsersche tentoonstelling te Parijs het volgende over Holbein: ‘L'art de Holbein est tout entier d'analyse patiente; il repose sur un respect total de l'objet, sur un goût du particulier, de l'individuel, qui s'exprime pleinement dans ses admirables portraits, brossés d'un pinceau déférent et précis, et où la recherche du caractère parvient presque involontairement au grand style, malgré la notation des détails les moins propres à embellir un visage. Sa réussite est moins certaine lorsqu'il éprouve le besoin de dramatiser volontairement son sujet, comme dans son Christ mort, où l'on est bien obligé de constater que ce tour de force, cette merveille de “réalisation” confine au trompe-l'oeil et nous mène, dans tous les cas, à la limite extrême de l'art. Voici donc un peintre choisi, par les artistes et les critiques d'art suisses, comme un maître incarnant une des vertus les plus profondes de la race: la passion de la réalité, plastique et psychologique’. Over den duitsch-zwitzerschen schilder Hodler zegt hij: ‘Ses violentes nudités contrastent singulièrement avec la prétention symbolique qu'affiche leur auteur; elles étonnent nos yeux habitués à des formes plus transposées et déçoivent notre esprit entraîné à des exercices ou plus rigoureusement réalistes ou plus radicalement idéalistes. On pense malgré soi que Le Poussin, à qui il faut toujours revenir en matière d'éloquence picturale, avait, lui aussi, d'ambitieux desseins. Il désirait, lui aussi, donner des passions et des souffrances humaines une représentation émouvante. Mais ses personnages, lorsqu'ils illustrent une fable, ne cessent pas d'être fabuleux. On n'éprouve pas, devant ses tableaux, la sensation d'avoir, à chaque coin de rue, rencontré ses modèles. Son effort se développe logiquement, dans un sens unique. Chez Hodler, au contraire, les personnages sont nettement décalqués sur le réel, et comme plaqués ensuite sur une trame symboliste’.

[pagina 386]
[p. 386]

ROEPING, Aungustus 1924. - Hein Hoeben beoordeelt het jongst verschenen boek Branding van Pieter van der Meer de Walcheren, waarin onze medewerker zijne studies uit de oude-Nieuwe-Eeuw-kolommen gebundeld heeft: ‘Zijn gespierd proza is vol leven en beweging. Korte trippelende, suggestieve zinnetjes wisselen af met zware, stroeve, hoogten-beklimmende perioden, waar woorden in te gloeien staan als vlammen. Nooit wordt hij muf of vervelend, al keert een origineel beeld ook al eens een paar keer terug! Steeds blijft zijn dictie malsch en frisch en soms van diep-innerlijke werking. Zijn uitingwijze is echter minder keurig en verzorgd en af, dan die van Willem Nieuwenhuis, die een gewetensvolle vijler en opsmukker is. Wel benadert hij meer de onmiddellijkheid en geeft meer inhoud, want zijn werk staat gespannen van gedachten! De geestesaristocraat komt in hem tot uiting in de abstracte woordkeuze, die nooit banaal of alledaagsch wordt. Scherp onderscheidt hij zich hierdoor van essayisten als Querido en Van Deyssel, die om een “beau mot” gaarne een gedachte verminken. De fransche elegance in soepele kleur, fijnen vorm en karig beeld fonkelt meest in “Gaudete” en “Uit Ticino”, die stilistisch een edele bekoring inhouden. Voor allen, die zoeken “naar verdieping en verruiming van inzicht op de vele problemen van kunst en gedachte” zal Branding een blijde openbaring zijn’.

 

HET GETIJ, Nr. 7/8, brengt volgende nota van Ernst Groenevelt over Nieuw-Nederlandsche bouwkunst: ‘Van alle kunsten is in ons land de bouwkunst wel de meest gerespecteerde in het buitenland. De oorzaak daarvan acht ik gelegen in de omstandigheid, dat het juist de bouwkunstenaar is, die door middel van plastiek onzen tijd in haar cultuur-historische beteekenis heeft vastgelegd. Bouwkunst is bij uitstek de kunst, welke zich tot de gemeenschap wendt en door haar wordt beter dan door eenige andere kunst van onzen tijd bevestigd, dat zij - de kunst - het Heden registreert. Zoo vindt onze democratische tijdgeest in de gemeenschap bij uitnemendheid zijn bevestiger. Men moet slechts de democratie van onzen tijd, die alles wegvaagt, wat niet tot het streng noodzakelijke behoort, realiseeren om op te merken, dat het niet de drang naar schoonheid is, doch de harde noodzakelijkheid, die doet bouwen. Voeg daarbij de omstandigheid dat juist de bouwkunstenaar meer dan eenig ander artiest beperkt wordt in zijn scheppingen én door materiaal én door gebruikseischen en ge zult de sleutel hebben gevonden van het geheim der grootheid van de moderne bouwkunst’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken