Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
West-Vlaanderen. Jaargang 8 (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 8
Afbeelding van West-Vlaanderen. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

West-Vlaanderen. Jaargang 8

(1959)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 232]
[p. 232]

Vakliteratuur voor kunstenaars

Winkler Prins van de kunst

Bij de uitgeverij Elsevier Amsterdam-Brussel verschijnt momenteel dit standaardwerk, dat, om het maar ineens te zeggen, enig is, althans in het Nederlandse taalgebied, en zeer goed de vergelijking kan doorstaan met de grote encyclopedische werken over kunst, die in het buitenland verschenen. Deze Winkler Prins van de Kunst is ontworpen op drie delen; tot op heden zijn twee delen verschenen; een deel A-E en een deel F-ON. (Prijs per deel: 480 F, 440 F voor leden van de W.P.-stichting). De delen I en II bieden reeds ten overvloede een beeld van de absolute bruikbaarheid van deze monumentale uitgave.

Het gehele redactiewerk werd geleid door Dr. W.R. Juynboll voor Nederland en door Prof. Dr. V. Denis voor België. Onder hun leiding hebben 90 deskundigen samengewerkt en een encyclopedie samengesteld van driemaal meer dan 600 bladzijden, met meer dan 12.000 trefwoorden en illustraties in kleuren, foto's, tekeningen en kaarten, samen 300 bladzijden beslaande.

Dit standaardwerk is eigenlijk meer dan een naslagwerk. Het is dit evenwel in de eerste plaats. Maar wij willen speciale aandacht wijden aan twee eigenschappen, die van dit werk iets bijzonders maakten.

Vooreerst is daar het compendium als inleiding opgenomen in het eerste deel, bevattend een aantal verhandelingen, die het trefwoordensysteem eigenlijk doorbreken en op zich zelf een korte doch indringende behandeling motiveerden. Zo vinden wij in dit gedeelte zeer interessante en verhelderende essays over volgende onderwerpen: kunstgeschiedenis, muselogie, tentoonstellingswezen, kunstkritiek (in theorie en in de praktijk), integriteit van de beeldende kunst, natuurwetenschappelijk onderzoek, conservatie en restauratie, kunstonderwijs in Nederland en in België, auteursrecht op kunstwerken, bibliotheken en kunstinstituten, en een opgave van literatuur. Dit compendium wordt besloten met een aantal zeer overzichtelijke historiografische tabellen. De eigenlijke encyclopedie (per letter) neemt dan een aanvang. Hier willen wij als tweede grote verdienste even onderlijnen dat praktisch na iedere bepaling een literatuuropgave volgt, waar de belangstellende nadere gegevens kan opdoen voor verdere studie. Zodoende is dit boek niet alleen naslagwerk geworden, maar, zoals het overigens hoort, een zeer degelijk en uitgebreid werkinstrument zowel voor de specialist als voor de leek.

Ten slotte wordt aan belangrijke onderwerpen of kunstenaars in de loop van deze encyclopedie bijzondere aandacht geschonken. Bij deze onderwerpen aansluitend wordt dan de illustratie overvloedig. Zo vermelden wij in de twee reeds verschenen delen: Afrikaanse kunst, Apocalyps, Apollo, Babylonische kunst, Barok, Basiliek, Beeldhouwkunst, Bernini, Boeddhistische kunst, Boekband, Boekomslagen, Boerderijgebouw, Bosch, Bouworde, Bramante, Brons, Bruegel, Byzantijnse kunst, Ceramiek, Cézanne, China, Christus, Delacroix, Donatello, Dürer, Van Dijck, Egypte, Email, Empire, Expressionisme, Etruskische kunst, Van Eyck, Glas, Gotiek, Goya, Griekse kunst, Impressionisme, India, Japanse kunst, Maniërisme, Meubel, Michel-angelo enz... Wij deden alleen een greep in een serie onderwerpen, die wegens hun internationaal belang uitvoerig zijn behandeld.

Een dergeljk werk moet men leren kennen en waarderen met het gebruik. De enkele steekproeven die wij namen, wijzen alvast op de grote betrouwbaarheid en bruikbaarheid van dit werk. Het is niet alleen een werk dat ten volle past onder de rubriek ‘vakliteratuur voor kunstenaars’, maar dat wij ook gaarne aanbevelen aan de weetgierige kunstminnaar en dat ons uiterst geschikt voorkomt voor school- en openbare boekerijen.

De boeken zijn uitgegeven onder een fris omslag en met een stevige linnen band. De typografie is, zoals bij alle WP-boeken, uiterst verzorgd, duidelijk en net. Het werk is geïllustreerd met talrijke zwart-wit reproducties, die oordeelkundig zijn gekozen en een aantal perfect geslaagde kleurplaten.

De betekenis van de kunst in het menselijk leven

Over dit onderwerp, dat herhaaldelijk opduikt in artistieke tijdschriften en op allerhande studiedagen en gedachtenwisselingen is zopas een belangrijk werk verschenen: The art, artist and thinkers- An inquiry into the place of the arts in human life - A symposium edited by John M. Todd - (Longmans, Green and Co, London, 346 blz, geïllustreerd, 35/-).

Dit is een soort verslagboek van een meeting over het onderwerp in de Downside Abbey, waar geregeld over diverse onderwerpen wordt van gedachten gewisseld. Het bevat in een eerste deel volgende bijdragen, waarvan sommige bijzonder belangwekkend zijn en ook een klankbodem hebben in Vlaamse artistieke middens: De vrijheid van de verbeelding, een vrij delicaat en complex onderwerp dat hier met uiterste genuanceerdheid wordt behandeld door Alan Pryce-Jones, de uitgever van The Times Literary Supplement; de oorsprong van de christelijke kunst in de eerste vijf eeuwen van onze tijdrekening (Lilian Gunton); geloof en werken in de middeleeuwse kunst (Eric John, universiteitsprofessor te Manchester); dit historisch onderzoek wordt afgesloten met een hoofdstuk over de moderne tijden (Joseph Rykwert).

Het tweede deel van het boek brengt dan een aantal belangwekkende getuigenissen van kunstenaars zelf over de rol en de plaats van de kunst in hun leven en denken. Zo komen achtereenvolgens aan de beurt Saunders Lewis (dichter uit Wales); Mary Drage (ballerina van de Royal Ballet Company); David Galliver (oratorio en Lieder-zanger bij de B.B.C.); Edward Wright (kunstschilder en leraar aan het Royal College of arts); Antonia White (romanschrijfster, over de problemen waartegenover de christelijke auteur zich geplaatst ziet); Peter Watts (beeldhouwer); Alec Robertson (muziekcriticus); J.M. Cameron (filosofieprofessor te Leeds met een zeer eigenaardig fijnzinnig essay over de taal als communicatiemiddel tussen

[pagina 233]
[p. 233]

kunstenaar en kunstkritikus); Lance Wright (uitgever van The Architectural Review, over de zichtbare kunsten als media); Arnold Haskell (directeur van Sadlers Wells Theatre Ballet geeft hier bedenkingen als toeschouwer van balletten); Robert Waller (B.B.C-medewerker schrijft over de massamedia); tenslotte vinden wij in dit buitengewoon belangwekkend tweede gedeelte beschouwingen van Dr. John Marshall over de fysische gesteltenissen nodig voor het ontmoeten van kunstwerken en van Dr. Rita Page Barton, die als psychotherapiste artistieke activiteit inschakelt in haar methodes om geesteszieken te benaderen en te genezen.

Het laatste deel van dit boek bevat dan meer filosofische beschouwingen en een lezenswaardig theologisch epiloog van Dom Sebastian Moore.

Een belangrijk boek voor alwie iets meer wil vernemen over de geheimzinnige en zo vaak miskende wereld van ideeën en gevoelens die achter waarachtige kunstwerken schuil gaat.

fb

Mode en action painting

De jongste afleveringen van het maandschrift L'Oeil bevatten opnieuw enkele belangrijke artikelen. Zo signaleren wij in het maartnummer een zeer goed geïllustreerde bijdrage over de Piëta van Saint-Germain-des-Près, een van de belangrijkste en meest omstreden schilderijen van het Louvre, en een tweede artikel over de situatie van de hedendaagse schilderkunst in Spanje, waarbij Madrid en Barcelona beslist de toon aangeven: texturologie en tachisme in Spanje ingevoerd door Tapies, hebben er blijkbaar een grote aantrekkingskracht op jongere artisten. Voorts onderlijnen wij, na een overzicht van de zijdekunst, die sinds eeuwen haar hoofdstad te Lyon heeft, een flink geschreven en origineel verluchte studie over de mode en de evolutie van het kunstvak dat wij modeontwerp heten. De modeontwerpers, die sinds eeuwen de vrouw op haar best zetten, hebben niet altijd indirect invloed uitgeoefend op de kunstschilders. Ze zijn dan ook niet indirecte kunstenaars, maar, naast berekening, snobisme en succeszoekerij die wij al even zeer in de kunst terugvinden, hebben enkele uitstekende modeontwerpers direct medegewerkt om het aanzien van de vrouw te verhogen. Het kan niet geloochend dat dit op zichzelf evenzeer tot het domein van de kunst kan gerekend worden. Met lezenswaardige details wordt de historiek van de modeontwerpers geschetst vanaf Charles-Frédéric Worth, die het vak ‘uitvond’ tot de hedendaagse groten als Dior, die overigens ook kostuums voor toneel en ballet ontwerpt.

Het aprilnummer van dit fraaie tijdschrift wordt geopend met een uitstekende studie over de Brabantse retabels van de hand van Graaf de Borghgrave d'Altena en bevat ook een interessant artikel over Marc Chagall.

In ditzelfde nummer doet de bekende kunstschilder Georges Matthieu een boekje open over zijn theorieën en over de hedendaagse kunst in het algemeen. Matthieu is, zoals men weet, de man die ‘schildervoorstellingen’ geeft, in een speciaal pak gestoken, zijn verf mengt en bereidt op de grond om ze daarna op het vóór hem rechtstaande paneel te gooien. Zo deed hij te Düsseldorf onlangs en verkocht dan zijn werken tegen 3.000 DM per lopende, meter. Kort geschetst gaat hij uit van de idee dat het scheppingsmoment altijd onberekenbaar is en objectief beschouwd is dat juist. Welnu, zegt Matthieu, ik weiger alle voorbereiding, alle erin-komen, en spits mijn volle aandacht en energie toe op het eigenste moment van de creatie. Hij geeft dan ook grif toe dat sommige van zijn werken echte mislukkingen zijn, en over de andere laat hij het oordeel aan ons over. Het is de theorie, die eigenlijk in Amerika is ontstaan bij figuren als Pollock en De Kooning, maar die in Matthieu een voorvechter heeft gevonden en een theoreticus. Hij heeft deze theorie trouwens zeer lezenswaardig en gefundeerd ingekleed in een essay ‘Vers une nouvelle structuration des formes’ dat verscheen in de jubileumuitgave van de Etudes Carmélitaines ‘Structures et Liberte’ (Desclée De Brouwer, Brugge, 1958).

Met bijdragen als de laatste over action painting vinden wij het tijdschrift L'Oeil terug op de barricade (het bruggenhoofd?) van de avant-garde. (Voor België en Nederland: L. Possemiers, 87, L. Lepoutrelaan, Brussel 6. Jaarabonnement 544 F - P.C. nr. 216.48 - Giro 14.57.52).

Hans von Dettelbach
Breviarium musicae
Probleme, Werke, Gestalten.

Hans von Dettelbach is een bekende Oostenrijkse muziekkriticus, die vooral door zijn radiokronieken naam heeft verworven. Zijn boek is een zeer vlot leesbaar werk dat zich niet tot de muziekhistoricus maar tot de leek richt. von Dettelbach begrijpt volkomen de kunst om zijn mateloos enthousiasme voor de grote muziek van alle tijden mede te delen. Hij laat daartoe zeer wijselijk alle zuiver technische vraagstukken ter zijde, of beter gezegd hij slaagt erin een zeer diepzinnige analyse van het kunstwerk door te voeren zonder daarbij gebruik te maken van de dieventaal die de critici gewoonlijk aanwenden. Immers de muziekkritiek is, evenmin als de litteraire en plastische kritiek, nog steeds niet bevrijd van de wijsgerig-wetenschappelijke ziekte, die door de duitsers in de mode werd gebracht en reeds zoveel geschaad heeft aan de kunst van heden.

Meer dan vijftig der belangrijkste musici van de laatste eeuwen worden aldus door von Dettelbach behandeld en niet alleen gekarakteriseerd maar bovendien ook gesitueerd in het geheel der kunst- en kultuurbeweging van hun tijd; voortdurend maakt de schrijver verwijzingen naar letterkunde en schilderkunst, aldus de muziek bevrijdend uit het isolement waarin zij te dikwijls wordt gedrongen. Een isolement dat overigens begrijpelijk is door de uitzonderlijke rijkdom van de muziek zelf, waardoor haar beoefenaars ertoe verleid worden er de rest van de wereld en van de kunst om te vergeten.

Het Breviarium musicae verscheen als een der afleveringen van het verlopen jaar van de Billige Reihe der Wissenschaftliche Buchgesellschaft (Hindenburgstrasse, 40, Darmstadt; 500 blz., DM 11,50).

A.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken