Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
West-Vlaanderen. Jaargang 8 (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 8
Afbeelding van West-Vlaanderen. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

West-Vlaanderen. Jaargang 8

(1959)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 362]
[p. 362]

Vakliteratuur voor kunstenaars

Les arts de l'espace

Henri van Lier: Les arts de l'espace. Collection Syntèses contemporaines - 400 pp - 61 reproducties - Editons Casterman, Tournai - 96 F.

 

Dit is een zeer belangrijk, uitermate overzichtelijk en ook heel goed geschreven boek over de kunsten van de ruimte: schilderkunst, beeldhouwkunst, bouwkunst en decoratieve kunsten. Een werk dat ongetwijfeld, met de in het vooruitzicht gestelde vervolgen Les arts du temps en Les nouvelles chances de l'humanisme, naast Dialogue avec le visible (Huyghe) en Les voix du silence (Malraux) een vaste plaats krijgt in de al vrij grote bibliotheek over het mysterie van de kunst. De auteur, normaalschoolleraar Henri van Lier, verbindt in zijn werk een klare filosofische geest met een gevoelvolle kunstkritiek; hij blijkt vertrouwd zowel met de grottekeningen als met de meest vooruitstrevende uitingen van de hedendaagse beeldende kunst; alle stromingen benadert hij met een even open objectiviteit; bij iedere stroming of kunstwerk peilt hij op eenvoudige en klare wijze naar het geheimvolle dat ieder echt kunstwerk in zich bergt. Aan zijn boek gaf hij een woord van Picasso als motto mee: ‘J'ai voulu par le dessin et la couleur, pénétrer toujours plus avant dans la connaissance du monde et des hommes’. Het komt er inderdaad niet op aan het procent eiwit te kennen dat de primitieven in hun verf mengden, noch de laatste details van Van Goghs amoureuze bevliegingen, noch de prijzen die grote werken op veilingen halen; het wezen van de kunst ligt in de mens zelf, elders dus en dieper.

De auteur motiveert waarom hij zijn werk met de schilderkunst begint en hij bespreekt uitvoerig de fundamentele houdingen die men tegenover een schilderij kan aannemen (het beschouwen van een schilderij en het literaire onderwerp ervan; de estetische ervaringen en het formeel-absolute; de ontmoeting van de mens met het picturale onderwerp), terwijl hij voorts de hele schilderkunst in een overzicht van een honderd bladzijden op originele en werkelijk meesterlijke wijze syntetiseert en classificeert. Aldus gaat hij te werk ook voor de sculptuur, de bouwkunst en de zogenaamde toegepaste kunsten. Het boek wordt besloten met een wijsgerig perspectief; de auteur beschrijft op duidelijke wijze de plaats van de kunst in het geestesleven, de waarde en het wezen van de creatie, de begrenzing van de kunst. Tenslotte omschrijft hij nog het begrip ruimte en stelt hij de kunsten van de ruimte naast de kunsten van de tijd hierbij wel en terecht onderlijnend dat iedere kunstvorm een ruimtelijk en een tijdelijk karakter bezit.

Het boek is geïllustreerd met een ‘géographie de l'art contemporain’: 60 illustraties die de evolutie van de jongste halve eeuw duidelijk schetsen. De vele goede dingen die wij van dit boek hebben gezegd lijken ons geenszins overdreven: Les arts de l'espace is geschreven door iemand die de zaken niet wil compliceren - Wie een inzicht wil krijgen in het fenomeen van de hedendaagse beeldende kunst kan aan deze zuivere bron terecht.

L'art d'Eglise

Het jongste nummer (107) van L'art d'Eglise (St.-Andriesabdij, Brugge 3) is van uitzonderlijk belang voor de hedendaagse gewijde kunst in ons land. Het bevat voor de eerste maal architecturale verwezenlijkingen van eigen bodem, die zonder twijfel op het peil van de meeste geslaagde kerken van Frankrijk, Duitsland en Zwitserland komen te staan; het monasterium van de Monialen-Clarissen te Oostende (zie ook West-Vlaanderen, nr. 45, blz. 216-218) en de kerk van de Verrezen Kristus te Tubize. De jonge intelligente redacteur van het tijdschrift, Dom Frederik De Buyst, schrijft over de Oostendse realisatie. Hij noemt dit werk van het uitstekende artistenteam, Felix, Martens, Bonduel, het jongste en meest revolutionnaire bouwwerk in Vlaanderen en het eerste dat in de hedendaagse beweging der moderne architectuur plaats neemt. Zijn betoog, waarin hij ook de historiek van dit geval opneemt en de zin ervan op duidelijke en persoonlijke manier ontleedt, wordt op buitengewoon fraaie wijze geïllustreerd met een stel ronduit prachtige foto's van de gebouwen en de kunstwerken van dit complex. Over de kerk van Tubize schrijft Don Samuel Stehman een korte bijdrage eveneens met treffende foto's geïllustreerd. De architect van deze nieuwe kerk - de Zwitser J. Ellenberger in samenwerking met A. Marin van Tubize - vertrok hier van de idee: verzameling van de parochiegemeenschap rond het altaar: de kerk is dus rond, het altaar praktisch in het midden, de bidbanken eromheen geplaatst. Dit complex omvat voorts een kleine sacramentskapel (waarin een uitstekend glasraam van Michel Martens), onder de kerk (met aparte ingang) een feestzaal en kleinere zalen voor bijeenkomsten. Naast de kerk, de vallei dominerend, staat een ranke, open toren; in de tuin nabij de ingang een groot houten kruis met Kristusfiguur, een werk van Michel Martens, die ook de ingangsnissen van de kerk met grote mozaiekcomposities heeft gedecoreerd. Deze kerk ontstond dank zij de energie van pastoor Lagasse, die met dit gebouwencomplex voor de kleine industriestad Tubize de kern voor een parochie heeft gemaakt. Dat hij hiervoor op uitstekende bouwmeesters en artiesten heeft beroep gedaan, mag wel onderlijnd worden en stuurt op navolging aan.

Het probleem van de gewijde kunst en van de kerkelijke bouwkunst speciaal wordt steeds door meer mensen aangevoeld en besproken. Daarom komt dit nummer van L'Art d'Eglise (voortaan met Nederlandse vertaling van de artikels) beslist op zijn tijd. Wij geloven dat de beide besproken realisaties ook in de wereld de aandacht van de geïntereseerden zal wekken.

fb

[pagina 363]
[p. 363]

Michel Ragon
Le livre de l'architecture moderne

Michel Ragon heeft reeds een zekere bekendheid verworven met een aantal meest-synthetische werken, op het gebied van de schilderkunst, de literatuur en de architectuur, die hij naast een viertal romans liet verschijnen. Vooral zijn L'aventure de l'art abstrait trok de aandacht, o.m. wegens de scherpe reactie die tegen dit boek werd gevoerd door Seuphor e.a. Zijn mooi uitgegeven handboek van de hedendaagse architectuur zal niet zozeer de vakman aanbelangen, omdat het litterair en vulgariserend is opgevat. Maar voor de leek is het een uitstekende inleiding evenals voor de plastische kunstenaar, die voortdurend met de problemen van de architectuur geconfronteerd wordt. Ragon onderzoekt eerst de ‘regionalistische’ opwerpingen tegen de ‘internationalistische’ moderne bouwkunst; daarna onderzoekt hij hoe de ingenieurs, met de aanvoer van nieuwe materialen en nieuwe technieken, en de plastische kunstenaars, met de aanvoer van nieuwe vormen, de architectuur van heden hebben doen ontstaan; daarmede zijn de grondslagen gelegd voor de geschiedenis ervan.

Afzonderlijk bespreekt hij vervolgens de streving naar industrialisatie van de bouwkunst en de grondbeginselen van het urbanisme; de ‘modulor’ en de ‘cité radieuse’ van Le Corbusier spelen hierbij een grote rol; ook de individuele woning kreeg heden een totaal vernieuwd uitzicht, waarbij o.m. de beginselen van de ‘industrial design’ van toepassing zijn. Het functionalisme van de hedendaagse architectuur heeft voor gevolg dat zij een verschillend gelaat aanneemt naargelang zij voor de godsdienst, het toneel, de industrie, de handel of de openbare diensten aangewend wordt. Alle deze aspecten vormen afzonderlijke zeer lezenswaardige hoofdstukken in het boek van Ragon.

Het hoofdstuk over de geschiedenis der architectuur, dat overzichtelijk is gehouden, wordt door de twee slothoofdstukken aangevuld. Het eerste bespreekt uitvoerig de zes grootste architecten der laatste decennia: F.L. Wright, Auguste Perret, Walter Gropius, Mies van der Rohe, Le Corbusier en Richard Neutra. Vervolgens behandelt hij de toestand van de architectuur in de voornaamste landen; de pionniersrol van België wordt onderlijnd... evenals de tegenwoordige achterstand.

Om de moderne bouwkunst te beoordelen moet men haar eerst begrijpen; in dit opzicht zal Le Livre de l'architecture moderne grote diensten kunnen bewijzen. Het boek is met passie geschreven en gaat niet achteruit voor de moeilijkheden en bezwaren der grote massa; de grote massa is nu eenmaal niet een juiste waardemeter: Nous habiterions encore les cavernes, s'il y avait eu un Gallup à l'âge de pierre (P. Gaxotte).

(Edition Laffont, Paris; 356 blz., rijk geïllustreerd).

A.S.

Moderne gewijde kunst

In de reeks Je sais - je crois verschenen twee deeltjes over gewijde kunst, die eigenlijk best in één band hadden kunnen verwerkt worden.

M.-C. Laurent verzamelt er onder de de titel Valeur chrétienne de l'art een aantal nuttige, maar tamelijk disparate gegevens. Comment est née l'idée contemporaine de l'art chrétien is de opgave van het eerste hoofdstuk, dat ons terugvoert naar het begin der negentiende eeuw. Aan Chateaubriand komt de eer toe de gewijde kunst, die in diskrediet was gevallen, terug op het voorplan te hebben gebracht doordat hij aantoonde hoe de gotiek aansluit bij de natuur, welke op dat ogenblik in het middenpunt der belangstelling stond. J.K. Huysmans onderlijnde vooral de symbolische elementen in de gotische kathedraal, ten onrechte meent de schrijver. Rodin zag er het hoogtepunt in van de arbeid, de stielkennis, de concrete observatie der werkelijkheid; hij verwaarloosde daarom de religieuze betekenis niet: J'ai toujours confondu l'art religieux et l'art; quand la religion se perd l'art se perd. In Engeland brengt Ruskin nieuw enthousiasme en ook in Spanje, Italië en Duitsland voelt men stilaan een kentering. Le Corbusier zou echter met zijn Quand les cathédrales étaient blanches pleiten voor een eigentijdse gewijde kunst, vijftien jaar voor hij deze idee zou bewerkstelligen te Ronchamp. Tenslotte legt André Malraux de vinger op de kwaal der gewijde kunst sedert de Renaissance; het teloorgaan van het geloof en van de zin voor het Gewijde.

Het tweede hoofdstuk onderzoekt enkele afzonderlijke problemen op het gebied van de gewijde kunst: de betekenis van de kunst voor de godsdienst en van de godsdienst voor de kunst, de kunst in dienst van de bijbel, van de geloofsleer, de zedenleer, de liturgie; dit alles wordt vooral nagegaan in het teken van het verleden. Daarop volgen dan concrete toepassingen van de aldus bepaalde grondbeginselen op de tegenwoordige tijd: de actuele crisis van de gewijde kunst, de betekenis van enkele franse realisaties zoals Assy, Audincourt, Vence, Ronchamp, het kruisbeeld van Germaine Richier.

In het hoofdstuk Signification chrétienne de l'art contemporain wordt dieper nagedacht over de speciale moeilijkheden, die zich tegenwoordig stellen voor de gewijde kunstenaar. Hoe kan abstracte kunst gewijde kunst zijn? Waarom is godsdienstige kunst nog geen gewijde kunst en waarom is alle gewijde kunst niet noodzakelijk godsdienstig? Hoe zal de gewijde kunst in deze tijd van individualisme gemeenschapskunst zijn?

Spijts de wanordelijkheden der voorstelling biedt het boekje van M.-C. Laurent een goede initiatie, zowel voor wie aan gewijde kunst doen moet, als voor wie begrip wil tonen voor de hedendaagse strevingen op dit gebied; vooral aanbevolen aan wie opdrachten geven moet om kerken of kapellen op te richten, te herstellen of te versieren. Het boekje kan bijdragen om veel misverstand te vermijden.

 

(Reeks Je sais - je crois. Encyclopédie du catholique au XXe siècle, Douxième partie: Les arts chrétiens, n. 121, Arth. Fayard, Parijs, 1959; 120 blz., 350 f. F.).

 

*

 

Un art sacré pour notre temps van Madeleine Ochsé is degelijker gebouwd, overzichtelijker en toch grondiger. Het werkje is ook concreter en direkter geschreven, maar steunt

[pagina 364]
[p. 364]

nochtans minder op persoonlijke inzichten. Het biedt een beknopte, maar boeiend en met passie voorgedragen geschiedenis der gewijde kunst sedert de franse revolutie tot op onze dagen, met het accent op de architectuur, de kerkbouw.

De tijd van de Franse revolutie en van het keizerrijk is gekenmerkt door een blinde aanbidding voor de griekse en romeinse stijlen en alles wat ermede verband houdt; slechts weinig kerken worden gebouwd en de oude gotische monumenten worden verafschuwd.

Onder de restauratie en tijdens de regering van Louis-Philippe wordt er integendeel veel aan religieuze architectuur gedaan; het academisme moet nu stilaan wijken voor de gotiek. Het overal verspreide katholieke renouveau huldigt nochtans ook de oud christelijke basiliekstijl.

Weldra heeft de gotiek het pleit gewonnen: de middeleeuwse archeologie beheerst de architectuur volkomen: Viollet-le-Duc voert een ware kunstdictatuur. Men maakt zelfs passepartout modellen van neo-gotische kerken, ten behoeve van jonge architecten. De enige weerstand die de gotiek ondervindt komt van de verlate verdedigers van het academisme. Er gingen wel stemmen op die het pasticheren van het verleden afkeuren, maar men was totaal onmachtig iets nieuws te scheppen.

Deze onmacht is nog duidelijker in het tweede deel van de negentiende eeuw. Herhaalde goedgemeende pogingen worden gedaan om op basis van het eclectisme iets werkelijk eigentijds te bouwen, maar keer op keer mislukten deze pogingen: aldus Notre Dame van Fourvières te Lyon, Lourdes, Montmartre... Huysmans, de grote bewonderaar der gotische kathedralen uit het verleden verklaart: Les architectes élèvent des monuments dont les parties, empruntées à tous les âges, constituent dans leur ensemble les plus serviles parodies, qui se puissent voir. De archeologie heeft de architectuur gedood.

Eerst bij het vinden van nieuwe technieken door de ingenieurs, en bij het vinden van nieuwe vormen door de decorateurs (modern style) zouden de architecten eindelijk uit het slop geraken, waarin de archeologie hen had gebracht: Gaudi in Spanje (H. Familie, Barcelona), Wagner in Oostenrijk, Denis in Frankrijk, Cingria in Zwitserland luiden de nieuwe gewijde kunst in. In 1922 kent men de eerste werkelijke belangrijke realisatie: Notre-Dame de Raincy van Auguste Perret, in de Parijse banlieu.

De experimenten volgen elkaar nu vlug op; zij zijn zeer ongelijk van waarde en het monsterachtige komt veel voor. Maar men is op de goede weg. In Frankrijk breekt na de tweede wereldoorlog een kubistisch offensief door en ziet men de grootste meesters der schilderkunst (Matisse, Bonnard, Léger, Lurçat, Richier, Bazaine, Manessier, Rouault e.a.) hun beste krachten wijden aan de kerkbouw en de kerkversiering. Ook in andere landen gebeurt dit, vooral in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. La grande querelle de l'art sacré passioneert de hele kunstwereld, die vroeger voor de gewijde kunst slechts misprijzen overhad. De Amerikaanse architecten, met Wright en Breuer aan het hoofd treden eveneens naar voor met plannen voor kerkbouw. Het hoogtepunt dezer nieuwe renaissance wordt gerealiseerd te Ronchamp door Le Corbusier.

Zuiverheid, soberheid, waarheid zijn voortaan de grondslagen van de moderne kerkbouw geworden; aldus kan de gewijde kunst van heden een voor onze tijd aangepast gelaat bieden aan het eeuwenoude christendom.

Madeleine Ochsé weet van deze ontwikkelingsgeschiedenis een verhaal te maken dat vlot leest als een boeiende roman, spijt de clichés, waarvan de franse katholieken een overdadig gebruik maken zoals: message, témoignage, carrefour, engagement e.a. Het is ook merkwaardig hoe zij poogt rechtvaardig en mild te zijn ten opzichte van de verleden eeuw, wat meestal niet het geval is in werken van dit soort.

 

(Ibidem, n. 128; 140 blz., geïllustreerd, 350 f. F.).

A.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken