Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
West-Vlaanderen. Jaargang 12 (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 12
Afbeelding van West-Vlaanderen. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

West-Vlaanderen. Jaargang 12

(1963)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

vakliteratuur

dhr. O. Vanneste. Dat deze belangrijke persoonlijkheden niet geaarzeld hebben hun medewerking te verlenen, is een bewijs te meer voor de ernst en de degelijkheid van het voorgestelde standaardwerk, dat keurig werd uitgegeven, in vol linnen band met goudstempel op rug en omslag, gezet in goed leesbare letter op uitstekend papier, een werk dat wij graag warm aanbevelen en waarvan wij - verwijzend naar de woorden van de Heer Gouverneur in zijn inleiding - de realisatie volmondig toejuichen, omdat het ertoe bijdraagt West-Vlaanderen, binnen en buiten zijn provinciegrenzen, beter te doen kennen, ‘in een tijd, waarin het begrip “public relations” van zo overwegend belang is geworden’.

j.v.r.

Kunstpockets

Gids voor de kunst in België. Redactieleiding Piet Baudouin. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, Prisma 850, 1963; 243 blz., 152 platen en 19 plattegronden en kaarten; 20 F.

Voor de Noordelijke Nederlanden bestaan heel wat dokumentaire uitgaven, die het kunstbezit inventariëren en aan het groot publiek op beknopte en ordelijke wijze voorstellen. Wij denken aan de uitgaven: De Nederlandse Musea (Staatsdrukkerij en uitgeversbedrijf, Den Haag), Gids der beeldende kunst en bouwkunst in Nederland (ibidem), Guide to Dutch Art (ibid.), en vooral dan de Prismapocket 500 ‘Gids voor de Nederlandse kunst’. De Zuidelijke Nederlanden kunnen thans, dank zij de uitgeverij het Spectrum, eveneens over een dergelijke gids beschikken.

De conservator van het Sterckshof te Antwerpen, Dr. Piet Baudouin, had de leiding van deze uitgave waaraan volgende competente kunstkenners hebben medegewerkt: Prof. Dr. R. Lemaire (Univ. Leuven), Dr. G. Gepts (Sch. K., Antwerpen), Dr. W. Vanbeselaere (Hoofdcons. Sch. K., Antwerpen), graaf Ph. d'Arschot, L. De Pauw-De Veen (Prentenkab., Brussel), G. Faider-Feytmans (Mariemont); ook Dr. L. Devliegher, inspecteur van het kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, stond de opstellers ter zijde.

Er worden hoofdstukken gewijd aan de Bouwkunst (11-74), de beeldhouwkunst (75-93), de schilderkunst (97-136), de prentkunst (137-146), de kunstnijverheid (147-158). Verder een overzicht van de belangrijkste musea van het land, een aantal stadsplattegronden met beschrijving der belangrijkste monumenten en verzamelingen (Antwerpen, Bergen, Brugge, Brussel, Doornik, Gent, Leuven, Luik, Namen, Tongeren), en een overzicht van de onderscheiden provincies op gebied van het kunstpatrimonium. De laat-

[pagina 290]
[p. 290]

ste hoofdstukken (163-243) hebben dus een nogal nadrukkelijk toeristisch karakter. Het geheel is uiterst nauwkeurig en betrouwbaar en is wat taal en stijl betreft zeer zakelijk en wetenschappelijk gehouden; de medewerkers hebben zich volstrekt van alle lyrisme gewacht; zelfs eenvoudige begeestering is hen volkomen vreemd. De nuchterheid van de betogen is natuurlijk niet van aard om het kunstgevoel op te wekken of om zelfs maar artistieke nieuwsgierigheid te scheppen; gelukkig is de illustratie zeer rijk en spreekt zij voor zich zelf. Zij is, volgens de inleider, slechts bedoeld ‘als aperitief om u aan te sporen op bezoek te komen’; in feite doet ze niet alleen als aperitief dienst, maar ook als peper en zout en saus en kaas en wijn en ijsroom, want dat alles is er nodig om degelijke eetwaren te appreciëren; de opstellers zelf hebben er slechts aan gedacht degelijke waren op te hopen, het gewone euvel van lieden voor wie kunst een wetenschap is, of een administratieve sector; in beide gevallen wordt de kunst-bewondering dikwijls uitgeschakeld.

Een dergelijk werk zou moeten kunnen toevertrouwd worden aan wetenschapsmensen, die tevens letterkundigen zijn. In Frankrijk zou dit mogelijk zijn, bij ons niet. Alles samen genomen is het dan bijgevolg toch nog verkieslijk het door wetenschapsmensen te laten doen; als men nagaat wat letlerkundigen schrijven als zij het gebied der schone kunsten betreden...

 

Charles Wentinck, Moderne kunst in Noord en Zuidnederlandse musea. Uitg. W. De Haan / Standaard, Grote Phoenix Pocket 78, 1962, 136 blz., 68 afb., waaronder een drietal kleurplaten.

 

De titel van dit boek is eigenlijk nogal bedriegelijk. In feite gaat het over de grote Noordnederlandse musea (Stedelijk te Amsterdam, Kröller-Müller te Otterlo, Gemeentemuseum te Den Haag, Boymans-van Beuningen te R'dam, van Abbe te Eindhoven, Gemeentemuseum te Arnhem, Groninger Museum, Kasteel Nijenhuis te Heino) met een supplementje over de musea van Schone Kunsten te Brussel, Antwerpen en Luik, die samen 32 blz. krijgen van de 136.

Bovendien wordt ons door de auteur, die journalist is, dichter en kunstcriticus volstrekt geen volledige en nauwkeurige beschrijving gegeven der collecties, die hij wil presenteren. Hij blijft bij een korte, vage inleiding over het besproken museum, waarop telkens de bespreking volgt van enkele doeken, die men in dit museum aantreft, waarbij het de schrijver duidelijk meer te doen is om de frappante zegging dan om de eigenlijke beschrijving en interpretatie van het werk. De literatuuropgave herleidt zich tot de geschriften van de heer Wentinck zelf voor wat het Nederlands taalgebied betreft. De taal is die welke de Nederlanders graag gebruiken als zij het over kunst hebben; een goochelen met wijsgerige begrippen, met vreemde, vooral Franse woorden. Laat een Godfried Bomans eens zijn talent aanwenden om de blaaskakerij van onze Nederlandse kunstcritici te gispen; hij zou voorwaar een goede dienst bewijzen aan de plastische kunsten in onze lage landen.

En toch, en toch, als men dat alles vergeet, kan men aan dit werkje veel genoegen beleven omdat het ons in direkt kontakt brengt met waarachtige kunstwerken. Maar de keuze dezer werken is zo dat precies dié worden behandeld, welke voor de gewone bezoeker het gemakkelijkst te begrijpen zijn: op een paar Mondriaans na wordt geen enkel abstract doek besproken; onze Noorden Zuidnederlandse musea bezitten er nochtans vele. Er komt ook geen enkele Permeke voor in de reeks.

De uitgever noemt dit boekje een handleiding voor de moderne kunst en een museumgids. Het is noch het ene, noch het ander, wat het toch niet belet een genoeglijk boekje te zijn.

 

J. M. Richards, Moderne Architectuur. Uitg. W. De Haan/Standaard, Phoenix-Pocket 57, 1961; 152 blz., 48 illustraties.

 

In 1959 verscheen van dit werk de oorspronkelijke uitgave bij de Penguin Book Ltd.: ‘An Introduction to Modern Architecture’ en kreeg onmiddellijk een groot sukses zoals meerdere andere synthesen, die in deze reeks zijn uitgekomen. Drs C.J. Peeters bewerkte het boek op pasende wijze voor Nederland, waarbij hij ook enige aandacht vertoond heeft voor de zuidelijke Nederlanden, o.m. bij de keuze van het illustratiemateriaal. De voortreffelijke vertaling is van J. Van Nieuwenhuizen.

De structuur van het boek is van zulke aard dat men tot een klaar begrip van de hedendaagse bouwkunst gebracht wordt door de logische ondergrond en de chronologische ontwikkeling ervan stelselmatig te bestuderen. Hierbij wordt afgerekend met het modernisme, het pseudo-moderne, dat de moderne architectuur zoveel schade doet. Deze kitsch is gebaseerd op het commercieel uitbaten van het nieuwe, wijl de echte moderne kunst de ware problemen aanpakt, zoals: de nieuwe materialen, het functionalisme, het streven naar soberheid. Een beknopte maar degelijke bibliografie vergroot de bruikbaarheid van dit werk, dat de eigentijdse architectuur als een grote eenheid leert begrijpen, waarvan enkele grote figuren de grote lijnen hebben weten vast te leggen.

A.S.

Tijdschriften

Biekorf
Westvlaams Archief

3, Lentemaand 1963: De weg terug (André Demedts vertelt over zijn kinderjaren, vooral rond de figuren van zijn grootouders en overgrootvader) - Het leen ‘Brischelier’ van het prinselijk leenhof van de Burg te Brugge (Jos de Smet) - Het volksonderwijs te Pittem. De private scholen of bijscholen van 1810 tot 1872 (Val. Arickx) - Het verrijzenisspel te Damme van 1411 tot 1554 (R. Vandenberghe en Ant. Viaene) - Het gebed van Keizer Karel in de leurhandel te Brugge, 1718 (Joz. Geldhof) - Mengelmaren (o.m. over J. Penninck ‘Het St.-Janshospitaal’, B. Machiels ‘Kent U Wenduine’, G.P. Baert ‘Heksenprocessen in de Leiestreek’, K. De Lille ‘'t Manneke uit de Mane’, In memoriam O'Flanders, Ary Sleeks en zijn Oostendse monografieën, Eg. I. Strubbe ‘De metamorfoses van de Bakelandt-figuur’, B. Janssens de Bisthoven ‘De abdij van de Duinen te Brugge’).

 

4, Grasmaand: De Gilde van de schermers te Brugge 1444-1905 met in bijlage een chronologische lijst van schermersgilden in Vlaanderen (Ant. Viaene) - In Diksmuide voor de oorlog van veertien (oude Diksmuidenaars aan het woord; genoteerd door M. Cafmeyer) - Jagersmis (E.N.) - Wolven in West-Vlaanderen in de late M.E. (J.A. Maertens) - Jan-Baptist Dhont van Kruishoutem als soldaat van Napoleon gevallen in Spanje 1810 (G.P. Baert) - Laatste koordendraaiers te Oekene (F.M.W.) - Mengelmaren.

 

5, Bloeimaand: Alfons Van Hee en Guido Gezelle (zeer interessante gegevens en anekdoten over deze twee Westvlaamse figuren verzameld door Karel M. De Lille) - In Diksmuide voor de oorlog van veertien (vervolg en slot der gesprekken met oude Diksmuidelingen door M. Cafmeyer) - De hofsteden Schoeringen en Trente te Zuienkerke in 1400 (V.D.E.) - Naamgeving in Veurne-Ambacht in 1423 (Antoon Viaene) - Lichten op rood. Aantekeningen bij Jacques Toussaert, ‘Le sentiment religieux en Flandre à la fin du moyen âge’ (belangrijke historische rectificaties aangebracht door Antoon Viaene; in latere nummers te vervolgen) - Oude grafzerken uit Hemelsdale als bouwmateriaal te Diksmuide in 1580 onder calvinistisch bewind (E.N.) - Mengelmaren met o.m. een gedicht van Raf Seys opgedragen aan Marcel Vande Velde.

 

(Red. en beheer: A. Viaene, Annuntiatenstr. 82, Brugge; 125 F, Pc. 2335.37, A. Viaene).

[pagina 291]
[p. 291]

Verslagen en mededelingen van de Leiegouw, jg. V, afl. 1, 1963

Inhoud: Priesters in het concordatair bisdom Gent (Drs. L. Preneel); De dispensator van de graaf van Vlaanderen (Drs. E. Warlop); Flandrina, eerste abdis van Marke, en het tiend van Bredene (Dom N. Huyghebaert c.s.b.); Een antifeministische cantilene uit de XVIIde eeuw (Drs. M. Cloet); Door het Kortrijks taalmuseum (Dr. J. Soete en Drs. F. Debrabandere); Volkssagen in de West-Vlaamse Leiestreek (Lic. C. Speecke); Het kinderspel in Menen (Lic. E. Verbeke); Een opdracht van Kortrijkse erfscheiders in 1455 (G. Pottie); Joannes de Neufvillette (J. Delbaere); Het portret van Mevrouw Katerine Doens (A. Deschrevel); Aantekeningen over de aardappelteelt in Kanegem, omstreeks het midden van de 18de eeuw (Dr. C. De Rammelaere); De abij van Zonnebeke en Kortrijk (J. De Cuyper); Een Marialied uit Bissegem (A. Bruggeman); verder de gewone rubrieken.

Abonnement: 150 F, giro 48.65.04.

Ons Erfdeel

driemaandelijks cultureel tijdschrift, zesde jaargang, nr. 3, maart 1963.

 

In dit zeer verzorgde en ruim geïllustreerde nummer wordt de aandacht vooral getrokken door de Franse vertaling van ‘Het Uur U’ van Martinus Nijhoff (Franse titel: ‘L'Heure H’). Ze is van de hand van de in Parijs woonachtige dichter André Piot. Naast de Franse werd de originele, Nederlandse tekst van Nijhoffs bekende vers afgedrukt. Het geheel wordt ingeleid door ‘een klein kommentaar’ van Prof. Dr. Karel Meeuwesse. André Piot geldt in Frankrijk als een der bekwaamste vertalers van vreemde poëzie. Na bundels ‘Poèmes d'Espagne’ en ‘Poèmes Russes’ gaf hij enkele jaren geleden ook een verzameling Nederlandse verzen uit: ‘Poèmes de Hollande’. Gedurende de laatste drie jaar heeft Piot bovendien in ‘Ons Erfdeel’ ruim 50 gedichten van levende Nederlandse, Vlaamse en Zuidafrikaanse dichters in Franse vertaling gepubliceerd, o.m. van A.R. Holst, G. Achterberg, A. van Duinkerken, J. van Nijlen, N.P. van Wyk Louw, J. Engelman, A. Demedts, P. Kemp, D. Opperman, A. van Wilderode, M. Coole, H. van Herreweghen, J. de Haes, P.G. Buckinx en L. Vroman. De redactie van ‘Ons Erfdeel’ is van plan ook in de toekomst met deze reeks vertalingen voort te gaan om daardoor in franstalige gebieden enige belangstelling voor de moderne Nederlandse poëzie te wekken.

Ons Erfdeel, nr. 4, juni 1963.

 

Inhoud: ‘Het Eiland der beminden’ (Adr. Roland Holst - vert. André Piot); Het misverstand omtrent Conscience (Ger. Schmook); Taalstrijd en Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen XVI (Luc Verbeke); Quarante ans au service de la Flandre VIII (Dr. J.E. van den Driessche); Die digteres Elisabeth Eybers (Lorenz Schultz); Enkele ervaringen van een Duits neerlandist (K.H. Kauls); ‘Picasso’ (Marcel Coole - vert. André Piot); De Friese Beweging en de Friese taal (Josef Kempen); In de rand (André Demedts); De hedendaagse muziek in Vlaanderen (Drs. W. Dehennin); De vertaler André Piot (Jozef Deleu); verder de gewone rubrieken.

Abonnement: 100 F (steun: 150 F) op giro 58.93.45 t.n.v. Jozef Deleu, Menensestraat 67, Rekkem (W.-VI.).

Kortrijk

tweede jaargang, nr. 2, mei 1963.

 

Inhoud: Editoriaal: Een internationaal Koorfestival (Hubert Sap); Museummeditatie (Hilaire Gellynck); ‘Singhet’ twintig jaar; Kalender der zomerfeesten; Internationaal Koorfestival (Maurits Denaux); De Ruiterclub Gulden Spoor jubileert.

 

Abonnement: 25 F - per nr. 5 F - giro: 10.31.84.

Brugge

eerste jaargang, nr. 2, maart 1963.

 

Inhoud: Gesprek met Hugo Claus (J. Vercammen); Van museum tot museum (J. Fontier); Jeugd en Muziek te Brugge (H. Sabbe); Brugse floraliën (J. Leys); Kroniek van het Huidevettershuis (A.M. Botte); Uit het dagboek van een toneelkijker (W. De Becker); Twee publicaties over Brugge (R. Dusauchoit); De vrienden van de Stedelijke Musea (A. De Jaeger); Toneelleven te Brugge (K. Rotsaert); Logboek en Kalender van de culturele bedrijvigheid.

 

nr. 3, mei 1963

 

Inhoud: De Broederschap van het H. Bloed, een kaste? (Dr. A. Janssens de Bisthoven); Van Museum tot museum (J. Fontier); Kroniek van het Huidevettershuis (A.M. Botte); Rainer M. Rilke te Brugge; Het numismatisch bezit van het Gruuthusemuseum binnenkort opnieuw ten toon (J. Taelman); Op exploratie door de jongste aanwinsten van de stadsbibliotheek (J.V.D.); Logboek en Kalender.

 

Abonnement: 120 F - P.C.R. nr. 1785.28 Kredietbank Brugge, voor rekening nr. 200/13/7000.

Kultureel jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen

Voor kort verscheen het kultureel Jaarboek 1961 van Oost-Vlaanderen, dat uit twee zware boekdelen bestaat; het is het vijfde van de derde reeks en wordt als naar gewoonte uitgegeven door de Provinciale Kommissie voor Kulturele Aangelegenheden, onder de leiding van Dr. Grypdonck.

In het eerste deel van de eerste band is een studie van Prof. Em. De Keyser over ‘Levende folklore’. Het tweede deel bevat o.m. een studie met foto en reproductie van mooie dierentekeningen van Rome-prijswinnaar Van Meirvenne. Onder de bijdragen, die het derde deel uitmaken is de belangrijkste deze van Dr. Paul Huys over Servaes; zij is goed geschreven en flink geïllustreerd en behandelt naeen: Sint-Martens-Latem, De landschapschilder, De religieuze kunstenaar, De portrettist, De mens en de kunstenaar. Deze veel omvattende studie (van blz. 65 tot 198) is een waardevolle aanwinst voor de Servaeskennis. Het waardevolle dezer studie berust vooral op het feit dat zij voor een goed deel uitgaat van de verklaringen die Servaes zelf over zijn werk gaf aan Georges Chabot. Spijtig genoeg was zij reeds in 1961 een beetje verouderd vermits zij geen rekening schijnt te houden met de monografie van Dr. Stubbe over Servaes, noch met het nummer van ‘West-Vlaanderen’, dat in 1961 eveneens aan Servaes gewijd werd; bovendien schijnt de schrijver niet bekend met een zeker aantal werken, die hij te Brugge in de Servaes-retrospectieve van het CVKV had kunnen aantreffen, zoals de tekeningenreeks voor ‘Jean-Luc’ van Ramuz (verz. Dr. Rombouts, Hasselt). Enkele keurbladzijden van Oostvlaamse schrijvers sluiten deze bijdragen af. Verder bevat het eerste deel ook nog gegevens over tentoonstellingen, Kultuurdagen en provinciale prijskampen, enz. ingericht door de provincie; een overzicht dat blijk geeft van een zeer intense activiteit, die het provinciebestuur tot eer strekt.

De tweede band van het Jaarboek werd zoals in 1960 gewijd aan de Inventaris van de Wind- en Watermolens van Oost-Vlaanderen, met een zeer uitgebreide reeks fotos. De inventaris biedt een rijke schat aan geschiedkundige gegevens en berust hoofdzakelijk op de opzoekingen van de vriendenkring van het Gentse personeel van het kadaster. Ook in onze provincie werd reeds veel over dit onderwerp gepubliceerd, zonder dat een volledige synthese uitgewerkt werd. Een uitgave die zeker bij de specialisten welkom zal zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken