Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
West-Vlaanderen. Jaargang 12 (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 12
Afbeelding van West-Vlaanderen. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

West-Vlaanderen. Jaargang 12

(1963)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 297]
[p. 297]

Embryonnaire geschiedenis van het museumwezen



illustratie
De cliches werden bereidwillig ter beschikking gesteld door de Uitgeverij De Sikkel, Antwerpen, terwijl voor de tekst geput werd uit een studie van de hand van F. Smekens, Conservator van de Oudheidkundige Musea. Antwerpen: ‘Oorsprong, rol en inrichting van het moderne museum’ Bibliotheekgids, jaargang XXXVI, nrs. 5-6, september-december 1960.


Nu zo ongeveer 2.500 jaar geleden kende onze planeet haar eerste museum: onzijdige nieuwigheid op een vrouwelijke plaats geïnnoveerd door een man. In zijn nieuw paleis stelde Nebukadnezar (regerend van 605 tot 562 v. K.), machtig koning van het tweede Babylonisch rijk, oude en uitheemse curiosa ten toon en toegankelijk. Men mag aannemen dat veeleer drift naar uitstraling van macht en aanzien tot deze schepping zal geleid hebben, dan wel de gedachte aan volksopvoeding bij voorbeeld. In Griekenland, waar steden en tempels uiteraard als musea waren, moet nochtans reeds een diepere gedachte hebben bestaan: de Atheners stichtten hun Pinacotheek, in de Propyleeën. De kunstlievende burgers van de Hellenistische periode legden hun verzamelingen systematisch aan, en Caesar richtte tentoonstellingen in onder speciaal daartoe op het Capitool gebouwde portieken. Later schonk Caesar zijn eigen verzameling aan de tempel van Venus Genitrix. Op de drempel der Middeleeuwen staan dus bij de activa der museologische verworvenheden: publieke toegankelijkheid, systematisch verzamelen, maecenaat.

Met de middeleeuwen concentreert zich, zoals bekend, alle artistieke bedrijvigheid hoofdzakelijk rond kerken en abdijen, terwijl later patriciërs verzamelingen gaan aanleggen tot eigen genoegen en sprekend bewijs van hun welvarendheid, in navolging van wat kerkelijke en wereldlijke machthebbers hen voordeden. Maar daarmee was men niet op weg naar het begrip ‘museum’. In Italië werd deze weg terug gevonden: Cosimo de Medici stelde anno 1445 zijn bibliotheek toegankelijk voor vorsers; anno 1475 stelde Paus Sixtus IV op het Capitool een eerste openbaar museum ter beschikking van het publiek. Overal ontstonden intussen, aan keizerlijke en koninklijke hoven, schatkamers. Voor een groot deel zijn zij de kern geworden van grote musea van nu. Zo ook de schatkamer van Maximiliaan I, mede-grondlegger van het kunstbezit der Habsburgers, nu te Wenen in de ‘Alte Burg’. Naaststaande illustratie toont genoemde schatkamer, getekend door Albrecht Altdorfer (1515) in zijn ‘Ehrenpforte’.

 

Rond deze tijd ontstaan ook, vooral in Beieren en in Saksen, de ‘Kunst- und Wunderkammern’. Ook deze kabinetten liggen vaak aan de oorsprong van een hedendaags museum. Merkwaardig is wat intussen te Verona gebeurt, waar het onder Duitse invloed ontstane Museo Moscardo toegankelijk wordt gesteld tegen betaling van een inkomprijs.

[pagina 298]
[p. 298]


illustratie

Langzamerhand wordt dus wel een en ander in de opvatting gewijzigd. In Frankrijk wordt door Hendrik IV een grote stoot gegeven, wanneer in het Louvre de Salle des Antiquités wordt ingericht, waarna Lodewijk XIII een Cabinet d'Armes installeert... en Richelieu zijn persoonlijke verzameling aan de koning legateert ‘pour qu'elle puisse non seulement servir à sa famille, mais au public’. Nadat Mazarin zijn rijke verzameling en bilbliotheek heeft geopend voor belangstellenden ‘afin d'épargner à la jeunesse française les longs voyages qu'il lui faut faire en Italie pour se perfectionner en la sculpture’, en in 1681 Colbert de opvatting van Richelieu verwezenlijkte door de installatie van de grote Galerie in het Louvre - alwaar de mooiste schilderijen uit de koninklijke verzameling waren bijeengebracht - kon men zeggen dat de verworvenheden van de klassieke oudheid terug waren verworven. Dit was nochtans lang niet een algemeen verschijnsel: vrijwel alle keizerlijke, koninklijke, hertogelijke en andere adellijke ‘galeries’ - zoals ook die van Aartshertog Leopold-Willem, hiernaast afgebeeld in reproduktie van een werk van David Teniers de Jonge (1610-1690) - waren slechts open voor hoog en voornaam bezoek.



illustratie

De 18e eeuw bracht de eerste teoretische benadering aangaande het kunstverzamelen: van C.F. Neickel verscheen anno 1727 te Leipzig een ‘Museographia’ - waarvan hierbij het titelblad gereproduceerd -, dat werkelijk een handleiding mag heten voor het toenmalig museumwezen, en bovendien een paar nieuwigheden bracht. Zo onder meer voorzag Neickelius in een werktafel in het midden van de expositieruimte, waar referentiewerken konden geraadpleegd worden. Terwijl musea die meer op de natuurwetenschappen waren ingesteld, aldus over enige richtlijnen konden beschikken, ook wat de ordonnantie in de opstelling betreft, was dit niet het geval voor de kunstmusea, waar de artistieke wanorde estetisch hoogtij vierde.

Alweer is het Italië dat hier een stap dichter zet in de richting van de hedendaagse museologische beginselen. En Charles de Brosses (1709-1777), literator uit Dijon, zwaait in zijn ‘Lettres familières sur l'Italie’ het wierookvat over een paar van de door hem in dat land bezochte musea: ‘car ce n'est point ce fatras de peintures l'une sur l'autre, mélangée sans ordre, sans goût, sans cadre et sans intervalle, ce qui étourdit la vue sans la satisfaire’. Men kan aan de bedenking niet weerstaan: hoe lang is dat niet nog zo geweest? Maar er zijn nog andere lichtpunten in de 18e eeuw. Markiezin de Pompadour bracht Lodewijk XV er toe een deel van de te Versailles bewaarde schilderijen en tekenin-

[pagina 299]
[p. 299]
gen te exposeren in het Paleis de Luxembourg...

illustratie

en er werd zowaar een gids voor uitgegeven die overigens meerdere herdrukken beleefde.

Niets nieuws onder de zon, mag wel gezegd worden. Ook niet wanneer in herinnering wordt gebracht dat op het einde van de 18de eeuw het Museo Pio-Clementino in het Vaticaan bij gelegenheid ook 's avonds werd open gesteld, en verlicht door fakkels!

 

De Franse revolutie brengt een doorbraak op het stuk van overheidszorg. In 1791 wordt besloten tot oprichting van het Musée Central des Arts, in 1793 concreet vorm gegeven als Musée de la République... waar de drie laatste dagen van elke decade het publiek gratis toegang heeft. Nadien beveelt Napoleon, in feite om het door artistieke oorlogsbuit volgepropte Louvre te ontlasten, de oprichting van tientallen musea in Frankrijk en de veroverde gebieden.

 

Ook de 19e eeuw brengt enkele apporten op het actief: met de industriële revolutie komt ook het sociaal aspect aan bod, met een uitgesproken educatief karakter dan nog, en de overheidszorg zet nu ook definitief door. Zeer merkwaardige mijlpaal in de geschiedenis van het museumwezen is in dit verband het besluit van het Engels Parlement ten jare 1835, waarbij een ‘Select Committee on Arts and Manufactures’

illustratie

wordt gesticht ‘to enquire into the best means of extending a knowledge of the arts, and of the principles of design among the people (especially the manufacturing population) of the Country’. Uit dit initiatief kwam uiteindelijk anno 1909 het Victoria and Albert Museum te Londen tot stand, dat nu geldt als het toonaangevend museum in het domein der toegepaste kunsten.

Ook van wetenschappelijke zijde komt een stoot naar moderne museumopvattingen: niet alleen is wetenschappelijke studie aanleiding tot systematisch verzamelen, doch ook voor het inrichten van grote tentoonstellingen waar bruikleenbezit uit openbare en particuliere verzamelingen tijdelijk bijeengebracht wordt - zoals de grote kunsttentoonstelling te Manchester anno 1857 - en in die geest ook de grote catalogussen doel ontstaan, die echte studieboeken zijn, waarmee het accent op het wetenschappelijk karakter van musea en tentoonstellingen nadrukkelijk bevestigd wordt.

Met dit nadelig gevolg evenwel: dat de musea en de tentoonstellingen, door hun haast ziekelijk overdreven drang naar volledigheid en hun overladen onrustige opstelling wel de specialisten en de liefhebbers en desnoods zelfs de snobs aantrekken, doch de oningewijden, de grote massa

[pagina 300]
[p. 300]


illustratie

afschrikken. Op het actief van grote tijdelijke tentoonstellingen meet eerlijkheids- en volledigheidshalve nog vermeld worden dat ook zij meermaals aanleiding zijn geworden tot de stichting van nu met faam omringde musea.

 

Het aantrekken van het groot publiek zou een taak worden voor de 20e eeuw. Door aantrekkelijke, functionele en

illustratie

duidelijke opstelling. Dat dit niet alleen in kunstmusea noodzakelijk was kan even aangewezen worden door de illustratie van een oude opstelling van de Salle Albert Lhomme van de Société d'étude des sciences naturelles d'Elbeuf, en van een nieuwe opstelling in de Landscape Hall van het Museum of Natural History te New York.

illustratie

Zover staan wij nu: dat zelfs kinderen, in het kader van hun onderwijsprogramma, actief bij het museumleven betrokken worden... maar zover als in het Musée des Arts Décoratifs te Parijs, met zijn Atelier des moins de 13 ans, neen, zover zijn wij in ons land lang nog niet.

A.C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken