Zij die de gewoonte hebben, te oordelen naar het gevoel, begrijpen niets van de dingen die beredeneerd worden, daar zij eerst met één blik willen doordringen en de gewoonte niet hebben, grondbeginselen te zoeken. De anderen die integendeel de gewoonte hebben naar grondbeginselen te redeneren, snappen niets van de gevoelsdingen, daar zij daarin grondbeginselen zoeken en het vermogen niet hebben met één blik te zien.
Bl. Pascal
esthetische voorlichting, vermits hij naast zijn leeropdracht niet minder ervoor te zorgen heeft dat het kind een persoonlijkheid blijve.
Er hoeft een misverstand weggeruimd alsof het welslagen van die vorming afhankelijk zou zijn van de min of meer grote tekenvaardigheid van de leerkracht. Het gaat niet om zijn voorbeeldige tekenvaardigheid, maar om zijn opwekkend geloof in de waarde van het vrij tekenen en kleuren door de kinderen. Een tweede misverstand is te geloven dat tekenen zaak is van uitzonderlijke begaafdheid. Wie is uitzonderlijk begaafd om letters en cijfers te leren schrijven? Met minder dan de helft van de inspanning die eenieder moest over hebben om letters en cijfers te leren schrijven kan beslist eenieder voldoende behoorlijk leren tekenen om, naast of in de plaats van het woord, de uitbeeldende tekening te kunnen plaatsen. Een tekening, al dan niet gekleurd, houdt met kunst of esthetische vorming geen rechtstreeks verband.
Zoals het schrijven van een handelsbrief normaal niet wordt vereenzelvigd met literatuur, zo zijn er ook tekenprocédé's die vreemd zijn aan de rechtstreekse esthetische vorming. Het documentair nabootsingstekenen, evenals het wetenschappelijk tekenen, behoren, omdat zij een ander objectief hebben, tot een andere discipline. Al wie tekent, kleurt of vormt, verricht ipso facto niet een daad die behoort tot het domein kunst. Het met lijn en kleur rigoureus vastleggen van objectieve gegevens is een activiteit, die strictu sensu niet esthetisch geïnterpreteerd wordt. Deze vaststelling leidt tot consequenties die, met het oog op de bevordering van de esthetische openheid, in acht dienen genomen te worden. De leraar plastische kunsten, die meetkundig en technisch tekenen geeft, evolueert verdienstelijk in het domein van de leraar wiskunde. Hij visualiseert a.h.w. diens theoretisch exposé, maar tot dan toe is hij nog niet gekomen aan zijn specifieke inwijdingstaak naar de esthetische openheid.
Het is daarom onze mening dat, vanaf het secundair onderwijs, de gespecialiseerde leraar er is om zijn speciale opdracht te kunnen vervullen.
In de rangorde der waarden komt de esthetische voorlichting door de gespecialiseerde leraar plastische kunsten vooraan.
Het is deze voorlichting die in het verleden niet voldoende werd gegeven. Omdat de moeilijkheid van de oningewijde juist ligt in het hoeven te waarderen van wat op het practisch plan onnuttig is, is het daarom niet opportuun dat de leraar plastische kunsten te veel het nut hoeft te bewijzen van zijn lessen en deze a.h.w. verantwoordt door het voortijdig ontwerpen van glasramen of mozaïeken. Deze oefeningen kunnen nuttig zijn om vertrouwdheid bij te brengen in een techniek van toegepaste kunst, maar zijn niet bevorderlijk voor het zuiver inzicht in het esthetisch probleem.
Er moet beslist aan de leraars plastische kunsten gelegenheid geboden worden om in de beste voorwaarden aan de laatste-jaars-leerlingen van het middelbaar onderwijs hogere graad, de vertrouwdheid bij te brengen met de wereld van de plastische kunsten.
Zoniet, wordt er een meetkundig kromme weg gebruikt, waardoor men niet verhindert dat een utilitaristische olievlek het terrein van de esthetische vorming onzuiver en ondoelmatig maakt.
Drs. Hilaire Gellynck