Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 16 (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 16
Afbeelding van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.69 MB)

Scans (399.98 MB)

ebook (30.96 MB)

XML (1.86 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 16

(1967)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 356]
[p. 356]

poëtisch bericht

brief aan wie zichzelf de vrienden noemen
 
Als je voor het eerst in de ochtend smeekt,
 
blindelings zit aan de straatzij van de dag,
 
je hand strekt naar de andere hand
 
die koffie schenkt en brood breekt en de krant ontvouwt
 
en ‘dit is een mooie milde morgen’ zegt,
 
 
 
rennen de honden dan achter je aan
 
en de happende vossen van vrees?
 
 
 
Span jij dan ook je glimlach, je helderste zeil?
 
Schrijf jij dan ook in sierlijke letters
 
(de lachende meisjes) een aardige brief
 
- en geen spoor meer van prikkeldraad, niets
 
in gedachten, geen gasblauw, geen kruitdamp, geen kalk?
 
 
 
Mijn lieve vrienden, als je naar de middag holt,
 
in je beklemmende gewoonte naar het zenith klimt,
 
zwijg jij dan ook hardnekkig in je telefoon?
 
Murmel je voor jezelf, over een asbakje heen
 
of in het sneeuwschuim van je zuinigste biertje
 
zo, over as en geknakte stekjes en versnipperde berichten
 
(enkele reis van hier tot eeuwigheid)?
 
 
 
Prevel jij nooit eens door de lijn
 
dit welhaast versleten gedicht van de zondvloed,
 
van verterende steden, van zeeën die splijten
 
en andere die rusteloos hun wolven van schuim
 
over de wereld hitsen?
 
 
 
Rennen de honden nooit met aangebonden fakkels
 
tussen jouw huizen, jouw povere woorden in?
 
 
 
En als jij naar de zelfkant kruipt
 
en de nacht strooit zijn stro,
 
je slaapt beveiligd in jezelf, wordt mol,
 
 
 
hoor jij dan nooit de klemmen knarsen?
 
Hoor jij dan nooit de stralende bazuin?
 
 
 
paul vanderschaeghe
 
 
 
verjaren is uw haren knippen
 
om nieuw en frissig fit te zijn
 
en om de ochtendwind te voelen
 
op vers begeurde lentehuiden
 
verjaren is op droge lippen
 
twee vochtige ogen zijn
 
van gisteren het verlangen koelen
 
van morgen stil de doodsklok luiden
 
verjaren is vergaren leeggeslurpte schelpen
 
en lachend lasteraars uw troon op helpen
 
verjaren is nooit meer bang worden
 
voor de kwetsuren van het leven
 
en nooit meer tussen mensenhorden
 
eenzaam zijn van dagelijks geven
 
ongeweten ouder worden, ongeweten jonger,
 
verjaren is vermageren van hemelhonger
 
en elk jaar weer schrijden over de verjaarnacht van mijn dood,
 
met lange handen hoog en een zingende keel, koortsig rood.
 
herman boon
fragment uit ‘breaking point’
 
nu hoor ik hen zeggen
 
daar komt hij wat praten die kerel
 
daar komt hij zijn gorgel wat slaan
 
over de gestroomlijnde benen der vrouw
 
over dit gleiswerk de lippen
 
bloedkoralen grenzen der taal
 
en de nachtvogels hoe ze hun vleugels uitslaan
 
boven de slapende bronnen van vreugde
 
ademend zwaar op het ritme der
 
omringende heuvels
 
daar komt die kerel bezingen
 
de drinkplaats van deze gehavende mannen
 
en de amberkleurige bloemen die hij koestert
 
in de kleine amfoor van zijn droom
 
o de eeuwige wisselstroom liefde
 
die onvermijdelijk de aarde stuwt
 
naar een overbevolking
 
nu hoor ik hen denken
 
het is wel een vleugje gek
 
en excentriek
 
zo'n donkere bril op je neus
 
maar dichters moeten hun ogen beschermen
 
tegen het veel te felle zonlicht
 
zo vertelt men tenminste
 
en kijk naar mijn handen
 
de gouden schepels van waarheid
 
heeft hij geen mooie witte vingers
 
hij rouwt niet om het rood van de avond
 
en ook zijn kleren zijn netjes geborsteld
 
noem zijn schoenen de spiegels der taal
 
want hij spreekt steeds
 
met fraaie gepolijste zinnen
 
met rolronde frasen
 
ja die man kan wat doen met het woord
 
jammer dat hij het leven miskent
 
 
 
en of ze gelijk hebben die burgers
 
ze hebben het grootste gelijk der eeuw
 
want (knoop dit goed in je oren)
 
zonder het leven is de taal een nul
 
is de dichter een nul
 
een mooiprater
 
en mooipraters hebben we niet nodig
 
zonder het leven verliest de poëzie
 
haar waardigheid de enige reden van
 
haar bestaan
 
een gedicht moet méér zijn dan een lied
 
méér dan een ritmische eenheid van
 
klanken en kleuren
 
een gedicht is
 
vloek of gebed
 
erkenning van trots of van onmacht
 
uitdrukking alleszins van een felle emotie
 
en als dusdanig bezweringsformule
 
vreemd ritueel van veredelde tekens
 
bewegend naar de ring der geboorte
 
poëzie moet zichzelf scheppen
 
moet de schrijver uitzinnig maken -
 
dit is een droom natuurlijk
 
wij zijn steeds behoed door het wakend bewustzijn
 
veiligheidspal aan de muur van de nacht
 
zo spreken wij thans en schrijven de taal
 
mondstuk dat onze liefde vertolkt
 
of mondklem soms en tetanusstijf
[pagina 357]
[p. 357]
 
de haat gekrampt in keel en kaak
 
zo dansen wij onze vreugde teloor
 
en de angst van deze broeiende zomer
 
driekluizige splitvrucht in het holst van de dag
 
 
 
frans depeuter
ambulans
 
Gedaan het onbarmhartige dolen
 
in de tuin van rotte fruitsappen,
 
die smaken als een dode tongkus,
 
wanneer je denkt dat vage akwarellen
 
je hele leven zullen samenbinden.
 
Nooit meer die lakse lust om
 
overgankelijk de tijd te vervoegen,
 
en liefde als een pronkjuweel te bespuwen.
 
Ik ben de moddervulkaan geworden
 
die zijn koortsige kramp niet onderdrukt,
 
en boertig braakt in het ijle.
 
Nu verlaat mij het klotsend moeras
 
en loop ik langs dagtuinen op je lippen:
 
bloemen van verdriet zijn mooier
 
dan bloesems van ontwortelde vreugde.
 
En ik onderdruk niet meer
 
die warme ervaring van de ziel
 
bij een ontembaar verlangen
 
en de rillende hartstocht
 
naar nog herboren worden.
 
Die droom wordt nacht en bloemen sluiten.
 
Een boom steekt af tegen het woud van sterren
 
en een zucht van het pad erdoor kiezelt
 
onder mijn stap naar u.
 
 
 
jo stockman
wilde-eenden-wals
 
eenden zijn wild
 
wanneer ze in vee-vorm vliegen.
 
wilde wandelaars in
 
walkure-vlucht.
 
 
 
wilde eenden
 
strijken neer in venetië.
 
op san-marko plein:
 
wilde eenden onder witte duiven.
 
verwarring op san marko
 
want wilde eenden storen witte duiven.
 
 
 
wilde wandelaars in
 
walkure-vlucht
 
blijven wild
 
wanneer ze in beschaafde steden landen.
 
 
 
warme eenden
 
in vee-vorm verwarmd
 
blijven wild; wanneer wordt bewezen
 
dat ze ooit in vee-vorm vlogen.
 
 
 
johan de leeuw
 
poëtisch bericht
 
Afgezien van deze
 
leugen
 
wil ik je als een merel
 
in de zon
 
nog zeggen (net een roos)
 
dat mijn levenslange waarheid
 
een vogelnest geworden is.
 
 
 
fred v. de swert
 
 
 
ik kan het niet laten
 
de bomen de huizen de wegen
 
weer van voor mijn raam te vegen
 
de zandbak en de bank hiaten
 
gaten in een tuin een buurt een stad
 
hersmolten tot iets zonder naam dat
 
allen weer na hirósjima vergaten
 
 
 
vanmorgen vond ik een paddestoel
 
niet ver vanwaar de kinderen spelen
 
plots omhooggespleten zonder doel
 
tussen twee bemoste werelddelen
 
 
 
frans vierstraete
honger
 
Hij, die in de trekweg loopt
 
bij de dieren van haar span,
 
die het klappen van de zweep meet
 
aan de lengte van zijn littekens;
 
 
 
zij, die de dierenriem viert om
 
de paring, aan de dikste huid
 
haar lievelingsdier herkent; op
 
het kruispunt van de windstreken
 
 
 
komen zij elkander tegen:
 
zij, die in het voetspoor van de
 
droogte water draagt; hij die om
 
den brode op paarsblauwe vliegen jaagt.
 
 
 
thierry deleu
najaar
 
Terwijl een zijden licht met broze schijnen
 
over 't fluweel der laatste rozen glijdt,
 
tekent het najaar met zijn gouden lijnen
 
rondom dit huis een raam van tederheid
 
 
 
en in de tuin hangt, waar nog vruchten blijven,
 
een glimlach van de lente die verdween,
 
zo komt het hart ook steeds naar boven drijven
 
dwars door de dingen en de woorden heen.
 
 
 
Dit is de tijd dat men zich in gaat keren
 
tot innigheid en zachter spreken gaat
 
in een verstild en wederzijds vereren
 
om 't kleine kind dat in ons voortbestaat
 
 
 
en van wie 't lied in hunkering vernomen
 
ons diepste wezen in zijn tover sluit,
 
want aan zijn stem zal niemand ooit ontkomen,
 
ons luid gepraat reikt naar zijn zingen uit.
 
 
 
m. de man-colruyt

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Paul Vanderschaeghe

  • Herman Boon

  • Frans Depeuter

  • Fred de Swert

  • Thierry Deleu