Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 17 (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 17
Afbeelding van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 17

(1968)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Frans Brouw
concertpianist

Waarom ik in 1964 België verliet en mij als concertpianist en pedagoog in Canada vestigde, kan ik zo maar niet in enkele lijnen neerschrijven. De aanlokkelijke uitnodiging om - onder haast ideale voorwaarden - te doceren aan de Universiteit van Québec is zonder twijfel de aanleiding geweest tot die belangrijke wending in mijn professioneel en familiaal leven. De oorzaak echter die mij tot die beslissende stap aanzette, moet niet in het buitenland gezocht worden, maar wel in België zelf, waar mijn twaalf jaar activiteit als professioneel musicus tot bevindingen leidde die mij geen vertrouwen meer toelieten in mijn toekomstmogelijkheden in eigen land. Laat mij toe hierover breder uit te wijden.

Als kleine onbekende Vlaming uit Veurne, afgestudeerd van het ‘Conservatoire Royal de Musique de Bruxelles’, was ik er in geslaagd in 1952 een nationaal en internationaal succes te behalen op de Internationale Pianowedstrijd Koningin Elizabeth. Het impact van dit onverwacht succes was op nationaal vlak enorm. Elke Belgische concertvereniging, zowel in grote als kleine steden, zowel in Brussel, Wallonië of Vlaanderen, maakte er een erepunt van mij in recital of met orkest te programmeren. Ook het buitenland had mij plots ontdekt. Het toenmalige Belgisch Congo bood mij een triomfantelijke concertreis aan, Canada nodigde mij uit voor zestig concerten, en de periode 1953-54 bracht mij op het podium van de voornaamste concertzalen van Europa. Waarlijk, mijn carrière was schitterend gestart, en het feit dat het Belgisch concertpubliek zijn vertrouwen in mij

illustratie
Frans Brouw


gesteld had, vervulde mij met fierheid.

Maar... half 1954 kwam de eerste klap: ik werd opgevorderd voor mijn militaire dienst. Het was het begin van een achttien maand lange morele calvarie. Niet enkel was er geen spraak meer van concerten, maar zelfs de zo onontbeerlijke dagelijkse pianostudie werd totaal onmogelijk. Als doodgewoon soldaat kreeg ik drie maand infanterieopleiding, waarbij ik van geen enkele oefening gespaard bleef, zelfs niet van het afvuren van energa-antitankbommen, oefening die bekend staat als gevaarlijk voor onervaren handen... Later werd ik overgeplaatst naar het Recruteringscentrum te Brussel. Hoewel de overheid van die kazerne enigszins begrip toonde voor mijn situatie, werd ik nooit vrijgesteld van ‘karweitjes’, die me wellicht minder raakten door hun vernederend karakter, dan wel door het gevaar dat ze voor mijn handen uitmaakten, zoals het met blote hand uitroeien van gras tussen de straatstenen vóór de kazerne, of het wassen en afdrogen van honderden glazen in de keukens... Het stond voor mij vast dat er in België iets totaal verkeerd ging; dat mijn land eenvoudigweg verbrijzelde wat het me eerst - en dit ook tot zijn eigen glorie - toegelaten had op te bouwen. Niemand van officiële zijde heeft zich in die harde lange maanden om mijn talent bekommerd. Men had nochtans niet uit het oog mogen verliezen dat een landje als België niet één concertpianist per twintig jaar voortbrengt.

[pagina 12]
[p. 12]

Bij het einde van mijn legerdienst, in november 1955, was ik de wanhoop nabij. Het bilan van de voorbije achttien maand was inderdaad treurig genoeg: alle contact met concertbureaus was afgebroken, mijn instrumentale vaardigheid was fel verzwakt en sedert anderhalf jaar had ik geen nieuw repertorium kunnen instuderen. Ik maakte mij niet veel illusies meer...

Maar zo helemaal onverhoopt kwam de redding! De Verenigde Staten en Canada nodigden mij uit voor een concertreis begin 1956. Vol nieuwe moed zette ik mij aan het werk. De beloning voor mijn harde inspanning zou niet lang uitblijven. Weldra volgde de ene concertreis na de andere. Noord-Amerika kontrakteerde mij jaarlijks voor een reeks concerten en iedere zomer bracht ik door als gastleraar in het prachtig Muziekcentrum JMC van Canada. Verder trad ik regelmatig op in Scandinavië, maakte een tweede en later een derde toernee in Congo. In 1960 beleefde ik mijn debuut in de Soviet-Unie, speelde er een twaalftal concerten in de grootste centra en werd onmiddellijk gecontracteerd voor een tweede reis in 1962. De bekroning van die begeesterende periode in mijn loopbaan was wel mijn recital in Carnegie Hall te New York, waar ik met bijzonder lovende pers onthaald werd door de New York Times en de New York Herald Tribune.

In België zelf nochtans was de toestand op concertgebied, wat mij betreft, erg verslecht. Na een korte opflakkering in 1958-59, kwam een nieuw en onverwacht element opduiken, namelijk de verscherping van de taalstrijd. Deze bracht mee dat ik hoe langer hoe minder in Wallonië uitgenodigd werd. Wat Brussel betreft - waar de muziekmiddens uitsluitend franstalig zijn, en waar ik als vedette van 1952 wel enigszins aanvaard, doch effectief nooit gesteund geweest ben - deze stad nodigde voor 95% buitenlandse solisten uit. Ik gaf er mij plots rekenschap van dat mijn concertterrein geslonken was tot een bevolking van vier miljoen. Het werd mij duidelijk dat de enige reden die mij kon aansporen in België te blijven wonen als internationaal concertpianist, een functie was van professor aan een Koninklijk Muziekconservatorium. Ook op dit gebied zou ik enkele bittere ontgoochelingen oplopen. In de periode 1958-1961 stelde ik tot viermaal toe mijn candidatuur voor een openstaande betrekking van pianoleraar, doch telkens werd ik door ‘politieke tegenwind’ uitgeschakeld. Slechts in 1962 slaagde ik er uiteindelijk in mijn benoeming te ‘verkrijgen’ en wel aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Gent. Met het vuur van een nieuwbakken professor zette ik mij aan mijn taak, vol hoop een eigen interpretatieklas op te bouwen en er succes mee te oogsten. Helaas, mijn optimisme om toch op pedagogisch gebied een vruchtbaar werkterrein te vinden in België, zou na weinig tijd verzwinden. Hoe kan immers een leraar behoorlijke resultaten verwachten met een regime van zes uur les per week voor een minimum van 12 leerlingen en meer? Hoe kan hij akkoord gaan met programma's, die zowel in de instrument- als in de theorie-klassen de hedendaagse muziek verbannen, programma's die geen onderricht voorzien in algemene esthetiek, programma's die aan de toekomstige muziekleraar niet de minste pedagogische vorming geven (de weinig begaafde instrumentist krijgt er integendeel dezelfde ‘training’ als de toekomstige virtuoos)? Ik meende te weten dat zekere hervormingen in het Hoger Muziekonderwijs gepland worden. Ik spreek de hoop uit dat ook aan het statuut van het lerarenkorps grondige verbeteringen zullen aangebracht worden. In België dient de Conservatoriumprofessor zowel als de kunstenaar in het algemeen dringend gerevaloriseerd en in de gemeenschap geïntegreerd, zoals dit in Noord-Amerika het geval is. De kunstenaar beschouwen en behandelen als een nederig dienaar (dat is hij tegenover zijn kunst, maar niet tegenover de gemeenschap) heeft geen zin meer in de tweede helft van de twintigste eeuw. Zulke diepgaande hervormingen van aloude strukturen en mentaliteit zullen wellicht nog de tijd van een ganse generatie aanslepen. Zólang wachten kon ik mij helaas niet veroorloven.

Toen het aanbod van de Universiteit van Québec mij bereikte om de leiding te nemen van het piano-departement van haar Muziekfaculteit, was ik rijp om te aanvaarden. Ook de onmiddellijke nabijheid van de Verenigde Staten, een land met onbegrensde concertmogelijkheden, trok mijĖ€ aan.

De beslissing om mijn geboorteland te verlaten is zeer pijnlijk geweest en nog steeds ben ik niet helemaal tot berusting gekomen. Ik liet er een geliefde familie achter, talrijke vrienden en... een trouw en dankbaar concertpubliek. Mijn vurige betrachting blijft zo nauw mogelijk contact te houden met al wat mij voor altijd aan België verbindt en toch de hoop te koesteren, mij binnen afzienbare tijd nog te kunnen nuttig maken in eigen land en er mij in mijn kunst uit te leven.

 

2654, rue Brôme, Québec, 10 (P.Q.), Canada


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken