wilfried genard
22. 23.
22. ‘Twee zittende figuren’, 1971, olieverf op doek, 80 × 85 cm. Foto G. Coolens, Antwerpen.
23. ‘Vallende Figuur’, 1971, olieverf op doek, 90 × 80 cm. Foto G. Coolens, Antwerpen.
Geboren in 1943 onder het sterreteken Waterman; van 1958 tot 1964 leerling St.-Lucas, Gent; einddiploma Grafiek; van 1965 tot 1967 leerling Hoger Instituut Antwerpen, atelier schilderen; geeft les te Turnhout en te Antwerpen; groepstentoonstellingen te Deurle, Antwerpen en Geel; nog geen individuele tentoonstelling. Vinkenstraat 17, Antwerpen.
Niet de waarneming op zichzelf, niet de subjektieve voorstelling daarvan maar dàt wat als vrucht van beide overblijft, vormt de basis (in horizontale zin dus) waaruit de mens zich instrumenten verschaft.
Door nu, geregeld, het eigen oordeel op de achtergrond te houden maakt de scheppende mens plaats voor iets wat zich bedient van de instrumenten die hij in zichzelf heeft ontwikkeld. Door de eigenschap ‘het eigen oordeel op de achtergrond houden (maar niet vernietigen!)’ te vergroten verrijkt de mens zich, in vertikale zin, men noemt dit gewoonlijk inspiratie. Beide gebieden, horizontale en vertikale, hebben geen onderling verband maar ze ontmoeten elkaar tijdens het scheppingsproces. Het wezenlijke van het kunstwerk is die ontmoeting, het schilderij is slechts het stoffelijke resultaat van dat gebeuren. Wanneer nu de toeschouwer, die het schilderij bekijkt, door aktief en bezield te denken, de voorstelling van dat scheppingsproces in zich oproept, dàn pas komt het wezenlijke van het kunstwerk in hem tot leven.
De scheppende aktiviteit, hoe bescheiden en op welk gebied ook, is voor iedereen een noodzaak, opdat het wezenlijke zich openbaart.
De schilder moet, door zijn verfijnder waarnemen, zijn diepere bezieling of helderder doordringen in de wetten van het zien, het ‘nieuwe’ kunnen duiden om verstarring te doorbreken.
Maar het scheppen zelf mag geen voorrecht zijn van specialisten.
Wilfried Genard.