| |
| |
| |
[nummer 125]
Gustave en Karel van de Woestijne
Ten geleide
Vijfentwintig jaar geleden, op 21 april 1947, overleed te Ukkel kunstschilder Gustave van de Woestijne. De herdenking van dit afsterven lijkt ons een voldoende (en graag waargenomen!) gelegenheid om deze belangrijke en beminnelijke kunstenaar nog eens onder de aandacht van onze lezers te brengen. Maar dan niet omdat hij een ‘onderschat’ of ‘onbegrepen’ - en dus minder-gewaardeerd! - schilder zou zijn! Integendeel, de zogeheten ‘school van Latem’ mag zich juist in de jongste jaren in een gelukkige belangstelling verheugen: men denke hier slechts aan recente tentoonstellingen in het buitenland, aan de monumentale albums van Paul Haesaerts, Sint-Martens-Latem, gezegend oord van de Vlaamse kunst (Arcade, Brussel 1969) en van Dr. Albert Smeets, Van Ensor tet Permeke (Lannoo, 1971) die de roem van het kunstenaarsdorp aan de Leie én van zijn tijdelijke (of definitieve) bewoners tot ver over onze grenzen hebben verkondigd. Dat Gustave van de Woestijne in die trits schilders een belangrijke en zelfs unieke plaats inneemt is bekend genoeg. Maar het is juist de geografische plek waar zijn merkwaardige artistieke loopbaan begon die ons op de gedachte bracht om Sint-Martens-Latem te nemen als vertrekpunt en idee voor de samenstelling van dit nummer.
Gustave van de Woestijne kwam zich in het Leie-dorp vestigen na de dood van zijn vader én in het spoor van zijn drie jaar oudere broer, de dichter Karel van de Woestijne. Het lag derhalve voor de hand dat wij bij de herdenking van de schilder ook de auteur wilden betrekken, niet in de laatste plaats omdat beide broers elkaars werk juist in de jaren van hun samen-wonen in Sint-Martens-Latem nawijsbaar hebben beïnvloed. Daarbij komt dat zowel de dorpsgemeenschap zelf als het haast Vergiliaanse landschap langs de Leie beide kunstenaars inspireerden tot enige van hun merkwaardigste werken. Men denke slechts aan de reeks Leielandschappen van Gustave en aan de ‘Laethemsche Brieven over de Lente’ van Karel.
Zo is deze aflevering van het tijdschrift ‘Vlaanderen’ een wel niet volledig maar naar wij vertrouwen toch wel voldoende gestoffeerd document geworden, waarin tegen de gemoedelijke achtergrond van een landelijk dorp anno 1900 het ‘jeugdwerk’ van twee belangrijke Vlaamse kunstenaars wordt opgeroepen.
Anton van Wilderode
BIOGRAFIEËN |
|
|
Voor uitvoerige biografische gegevens over Karel van de Woestijne kan men putten in talrijke studies over de dichter en zijn oeuvreGa naar eind1. Een systematische biografie van Gustave ligt nog niet voor, evenmin als een grondige studie over het werk van deze uitzonderlijke kunstschilder.
Zonder aanspraak te willen maken op volledigheid leek het wel nuttig, in een kort bestek, de voornaamste feiten uit het leven van beide kunstenaars schematisch naast elkaar te plaatsen: biografische data, belangrijke gebeurtenissen, ontstaan van voornaamste kunstwerken. |
|
Karel |
Gustave |
1878 |
Karel Peter Eduard Maria van de Woestijne wordt op 10 maart te Gent, Sint-Lievenspoortstraat 264 (huidig nr.) geboren, als oudste zoon van Alexander Jean van de Woestijne (o 1847) koperslager, en Antigone Jeanne Françoise Sielbo (o 1852). |
|
1881 |
|
Gustave Joannes Philemon Alexander van de Woestijne wordt op 12 februari op hetzelfde adres geboren, als derde zoon van het reeds genoemd ouderpaar. |
1883 |
Het gezin van de Woestijne verhuist naar de Sleepstraat 98 (toenmalige nummering) te Gent. |
1888 |
Het gezin betrekt een nieuwe woning in dezelfde Sleepstraat 106 (nu 164-166-168) nabij de H.-Kerstkerk. Vader van de Woestijne kocht hiervoor de nodige grond en liet woning en koperslagerij nieuw optrekken. Beide broers lopen school in het ‘Institut Central’, van de dhr. Molitor. |
1890 |
Vader van de Woestijne sterft op 9 september. Dit overlijden heeft een diepe indruk nagelaten op Karel (zie ‘Het Vaderhuis’) en op de kleine Gustave (onuitgegeven ‘Mémoires’). Naast de genoemde broers waren er nog twee broertjes, nl. Eduard en Maurice. |
1889-97 |
Op 1 oktober 1889 wordt Karel in de 6e Moderne Humanioraklas van het Gentse Ateneum ingeschreven. Hij zal er blijven tot het einde van het schooljaar 1896-97, wanneer hij de 2e Grieks-Latijnse beëindigt. |
Gedurende deze periode loopt Gustave een paar jaar school in het Ateneum en volgt dan enkele jaren kursus in de Gentse Akademie o.a. bij Louis Tijtgat en Jules van Biesbroeck. |
| |
| |
1897-98 |
Karel volgt college aan de Rijksuniversiteit te Gent, als vrij student in de Germaanse Filologie. Voor zijn einddiploma Middelbaar Onderwijs mislukte hij, zowel in 1897 als in 1898 voor de Centrale Examencommissie. |
|
1900 |
29 januari: Karel gaat inwonen bij Gustaaf Leopold Phlippo, koster te Bellem, Dorp 18A. Blijkbaar voor een rustkuur. |
|
1900-04 |
19 april 1900: Karel komt te Sint-Martens-Latem wonen in het huis Latemstraat 43 (huidig nr.), waar hij blijft tot 18 januari 1904. |
Gustave voegt zich bij zijn broer enkele dagen later, ‘omdat moeder van de Woestijne Karel niet wou alleen laten’. Hij blijft er tot 1 april 1904. |
|
|
Beide broers vinden hier hun vroegere bekenden, George Minne en Julius De Praetere, weer; ze sluiten er tevens vriendschap met Valerius De Saedeleer, Albijn Van den Abeele, Alfons Dessenis, Maurice Niekerk en Paul d'Acosta (notaris-musikus K. Vandersioten). Al de genoemde kunstenaars vormen de eerste Latemse groep. De tentoonstelling te Brugge in 1902 van de Vlaamse Primitieven oefende een grote invloed uit op de leden van deze groep, en in het bijzonder op beide broers van de Woestijne. |
|
|
Gedurende dit verblijf verschijnen: ‘Laethemse Brieven over de Lente aan Adolf Herckenrath’ (1901), ‘Het Vader-huis’ (1903), ‘De Vlaamse Primitieven, hoe ze waren te Brugge’ (1903). |
Hier ontstaan de eerste ‘Deeske-portretten’, ‘Onze-Lieve-Vrouw schenkt de Rozenkrans aan de H. Dominikus’ (Kerk Latem) (1900), ‘De Leie te Latem’ (1902), ‘Portret van Mevr. Minne’ (1900), ‘Portret Elisabeth De Saedeleer’ (1904). |
|
|
Moeder van de Woestijne was intussen te Gent overleden op 11 november 1903. |
1904 |
Karel huwt te Gent op 13 februari 1904 Maria Ernestina Joanna van Hende. Het jong gezin gaat naar Sint-Amandsberg, Prins Albertstraat 52 wonen, waar op 2 januari 1905 hun zoon Paul geboren wordt. Mevrouw van de Woestijne wordt ernstig ziek. |
1 april 1904 verhuist Gustave naar het huis Latemstraat 16 (huidige nummering), een ruimere woning. Hij ontvangt hier dikwijls het bezoek van Karel en echtgenote. Hij huist er enkele weken samen met Albert Servaes in de lente 1905. |
1905 |
Op 31 mei komt het gezin Karel van de Woestijne terug naar Latem. Het betrekt het huis Latemstraat 16, dat Gustave verlaat. Deze terugkeer geschiedde uit heimwee en ook om het herstel van Mevrouw van de Woestijne te bevorderen.
Gedurende dit verblijf verschijnt: ‘Verzen’ (1905) met o.m. ‘De boomgaard der vogelen en der vruchten’. |
Gustave verlaat Latem in juni voor Leuven, abdij Keizersberg (officiële inschrijving te Leuven 27 juni). Na minder dan zes weken keert hij reeds terug naar Latem. Op 25 juli betrekt hij het huisje Latemstraat 47 (twee huizen voorbij de eerste van de Woestijnewoning). Hij schildert o.m. Het ‘Portret van Pastoor Van Wambeke’ (1905) en ‘Kristus aan het kruis (1905). |
1906-09 |
Karel, benoemd tot Brussels korrespondent van de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’, verhuist op 3 november 1906 naar Elsene, E. Van Driesschestraat 135, waar hij het tot januari 1908 uithoudt. Het is er te rumoerig en hij vestigt zich op 16 januari 1908 te Bosvoorde, Steenweg op Ter Hulpen 135, in een ‘huis nabij de vijver en het woud’, waar hij woont tot eind 1909. Gedurende de zomers 1907 en 1908 verblijft Karel aan zee. Geduren- |
Gustave betrekt, op 1 december 1906, opnieuw het huis Latemstraat 16, door zijn broeder verlaten. Gustave huwt op 12 februari 1908 het Latemse meisje Prudence De Schepper. Uit die periode dateren: ‘Portret van Mevrouw Karel van de Woestijne’ (1906), ‘Eucharistische Kristus’ (1907), ‘De slechte zaaier’ (1908), ‘Portret van Dr. Depla’ (1908), ‘Deeske neergehurkt’ en ‘Deeske op het veld’ (allebei 1908), ‘Boeren uit de Leiestreek’ |
| |
| |
|
de de lente en de zomer 1909 verblijft hij te Latem bij beeldhouwer Carl De Cock, die dan het welbekende borstbeeld boetseert.
In 1908 verschijnt ‘Janus met het dubbel voorhoofd’. |
(1909), ‘De slechte moordenaar’ (1909); in februari 1909 overlijdt hun eerste kindje en op 30 maart verlaat het echtpaar Latem voor Leuven, Redingenstraat 15. Reeds gedurende de Latemse tijd waren vriendschapsbanden ontstaan met de Leuvense Prof. Frans Scharpé, die de schilder in Leuven introduceert. |
1910-11 |
Verhuis naar St.-Joost-ten-Noode, Keulenstraat 5 en daarna naar de Gaucheretstraat 160 in Schaarbeek. Publikatie van de ‘Gulden schaduw’ en ‘Afwijkingen’.
In 1911 bekomt Karel een betrekking bij het Ministerie van Onderwjs. Hier zal hij, tot 1920, verscheidene funkties bekleden, die hij met wisselend entoesiasme vervult. |
Gustave schildert o.m. ‘Boer Kerckhove’ (1910), ‘Portret van Mevrouw van de Woestijne’ (1910), ‘Lente’ (1910), ‘Eerste kommunikant’ (1910) (= zoontje van Prof. Scharpé) ‘Hof van de H. Agnes’ (1911), ‘De papeter’ (1911).
5 september 1910: geboorte van de eerste dochter Maria Joanna.
22 dec. 1911: geboorte van zoon Maxime. |
1912-13 |
Vanaf 2 september woont Karel in de Sint-Annadreef 24 te Laken. ‘Interludiën I’ (1912). Gedurende de zomer 1913 verblijft Karel te Pamel, op de Heuveldries van de wijk Ledeberg. |
Gustave verhuist op 8 juni 1912 naar Etterbeek, Hoornstraat 44 en reeds in 1913 naar Tiegem (alhoewel slechts op 30 juni 1914 officieel overgeschreven).
In 1913 bezoekt hij Italië en op 11 augustus van dat jaar worden de tweelingsdochters Beatrice en Elisabeth te Tiegem geboren. In Tiegem voegde hij zich bij zijn vriend uit de Latemse tijd, Valerius De Saedeleer (die er sedert 1908 verbleef). Hier schildert hij o.m. ‘Boerinnetje’ (1913), ‘Portret grootmoeder Gevaert’ (1913), ‘Portret Valerius De Saedeleer’ (1914), ‘Zondagnamiddag’ (1914). |
1914 |
Karel publiceert ‘Interludiën II’. |
Bij het uitbreken van de oorlog vlucht hij, samen met De Saedeleer, naar Sint-Anna-ter-Muiden, waar zij het gezin George Minne ontmoeten. Door toedoen van Rafaël Petrucci, die een volmacht heeft vanwege Lloyd George vertrekken ze naar Engeland, waar ze met hun gezinnen de gasten zullen zijn van de juffrouwen Davies, rijke maecenassen uit Wales. |
1915-18 |
Karel verhuist in juli 1915 naar de De Vrièrestraat 13 en in oktober 1917 naar de P. Boslaan 49 (steeds Laken).
Van april 1917 tot oktober 1918 zal Karel met zijn gezin opnieuw op Ledeberg te Pamel verblijven in het huis van de familie Borgignon. Dit Pamels verblijf is van groot belang geweest in het geestelijk leven van de dichter. In Laken en Pamel ontstonden ‘De leemen torens’, dat slechts in 1928 in boekvorm zou verschijnen (roman in briefvorm van van de Woestijne en Herman Teirlinck), evenals het begin van ‘Epibasis’.
In 1918 verschenen ‘De bestendige aanwezigheid’ en ‘Goddelijke verbeeldingen’. In oktober 1918 verlaat het gezin Pamel en verhuist naar Schaarbeek, eerst in de Dupontstraat 68 en daarna in de Rogierstraat 130. |
Gustave verblijft vooreerst, samen met de De Saedeleers te Aberystwyth aan de kust van Wales; daarna in Llandinam (1915) en Llanidloes (1915), waar ze de Minnes opnieuw ontmoetten. Hier wordt op 1 februari 1915 de jongste zoon David geboren. In 1916 wonen ze te Pearly en in 1917 te Littlehampton (Sussex), waar ze tot einde 1918 verblijven. In 1919 komt het gezin in Croydon wonen, met het oog op de repatriëring, die in de zomer 1919 geschiedt.
In Engeland werden o.m. geschilderd: ‘Moedwillige blinde en kreupele’ (1917), ‘Vlaanderen in ballingschap’ (1918), ‘De slapers of de slechte herders’ (1918). |
| |
| |
1919-25 |
19 november 1919 geboorte van Marie-Julie. In december 1919 verhuist het gezin naar Sint-Lambrechts-Woluwe.
Karel wordt op 31 augustus 1920 tot docent Nederlandse literatuur aan de Gentse Universiteit benoemd. Daar hij niet langer meer verbonden is aan het Ministerie, kan hij Brussel verlaten en verhuist dan ook stante pede naar Oostende, waar hij zal wonen in de Wellingtonstraat 6, de E. Beernaertstraat 152 en de Hofstraat 25. Voor zijn lessen spoort hij naar Gent. In die Oostendse periode verschijnen ‘De Modderen Man’, (1920), ‘Substrata’ (1924), ‘Zon in de rug’ (1924). |
In de zomer 1919 vestigt het gezin van de Woestijne zich in het Rozenhuis, Meulenwijk 34, te Waregem. Het kwam uit Engeland, maar officieel werd het op 11 augustus ingeschreven als komende van Tiegem. Hier ontstonden veel belangrijke werken: ‘De kindertafel’ (1919), ‘Vioolspeler’ (1920), ‘Kristus toont zijn wonden’ (1921), ‘De likeurdrinksters’ (1923), ‘Schilder voor het raam’ (1923), ‘Schilder in zijn tuin’ (1923). Op de gevel van zijn woning schildert hij ‘Gastvrijheid voor vreemdelingen’ (1920). |
1925-27 |
Wellicht omwille van de afstand Oostende-Gent verhuist Karel naar een Gentse randgemeente en betrekt ‘La Frondaie’, in Zwijnaarde, Oude IJzerenweg 2 (nu 7a), een leuk villaatje in een goed onderhouden tuin met oude bomen en een vijver, slechts op een paar kilometer van de stadsrand gelegen (vanaf 20-8-1926).
In Zwijnaarde zal hij zijn laatste jaren doorbrengen, terwijl hij ijverig werkt aan de uitgave van zijn boeken en verder doceert. Hier verschijnen ‘Beginselen der Chemie’ (1925), ‘Het zatte hart’ (1926), ‘De leemen torens’ (1928), ‘Het Bergmeer’ (1928), ‘Schroeflijn I en II’ (1928). |
Het gezin verlaat Waregem op 17 oktober 1925 en vestigt zich te Mechelen, Leopoldstraat 44. Gustave werd dat jaar direkteur benoemd van de Akademie te Mechelen. In 1926 wordt hij professor aan het ‘Hoger Instituut voor Schone Kunsten’ te Antwerpen en tevens aan het ‘Hoger Instituut voor Sierkunsten’ van Terkameren. Hier schildert hij zeer expressieve werken, waaronder sommige van zeer groot formaat: ‘Het Laatste Avondmaal’ (1927), ‘Christus met de spade’ (1928), ‘Moeder en kind’ (1928), ‘De kaars’ (1930), ‘De Judaskus’ (1937), ‘Christus in de woestijn’ (1939). |
1928 |
Begin mei wordt de 50e verjaardag te Brussel luisterrijk gevierd. |
|
1929 |
Op 24 mei geeft hij zijn laatste college aan de universiteit.
Hij wordt naar huis gebracht en zal het bed niet meer verlaten. Karel overlijdt te Zwijnaarde op 24 augustus 1929, amper 51 jaar oud,Ga naar eind2 en werd 27 augustus, op het Campo Santo te Sint-Amandsberg begraven. |
|
1939 |
|
Op 12 april 1939 verhuist Gustave naar Ukkel, Longchampslaan (nu: Winston Churchilllaan) 121. Daar bleef hij wonen en werken - met verminderde produktiviteit weliswaar - tot zijn overlijdensdag 21 april 1947.
Hij werd, naast zijn broer, op het Campo Santo te Sint-Amandsberg begraven.
Raf. Van den Abeele |
|
-
eind1
- Vooral dan Minderaa P., ‘Karel van de Woestijne. Zijn leven en werken I’, Arnhem 1942; Rutten M., ‘De Lyriek van Karel van de Woestijne’, Luik 1934; ‘Het Proza van Karel van de Woestijne’, Parijs, 1959 en ‘De Interludiën van Karel van de Woestijne’, Parijs, 1972 (uit dit pas verschenen belangrijk boek werden verscheidene adressen en verhuisdata van Karel overgenomen. Zie blz. 35-36 in het boek).
-
eind2
- Joris Eeckhout, een goede vriend ten huize gedurende de laatste levensjaren van Karel, verhaalt de ziekteperiode en het overlijden in ‘Herinneringen aan Karel van de Woestijne’, 1930.
|