Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 25 (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 25
Afbeelding van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (18.75 MB)

Scans (206.70 MB)

XML (2.37 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 25

(1976)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Poëtisch bericht

Deze rubriek is alleen voor onuitgegeven geselecteerde gedichten van leden of abonnees. Adres: Albert de Longie, Heuzelstraat 7, 9704 Ooike. - Niet aanvaarde kopij wordt slechts teruggestuurd als retourport is ingesloten.

Gedicht
 
Vandaag heb ik bewust de ogen gesloten
 
en opnieuw zag ik het verblindend
 
witte strand de tuinzetels op
 
regelmatige evenwijdige lijnen
 
het fel witte kerktorentje
 
tegen het blauw van de lucht
 
de zacht wuivende palmbomen
 
de zondagschilders op de dijk
 
de bestofte auto's tapijtverkopers
 
colaventers ijskreemkarretjes
 
zonneolie zonneschermen zon
 
een opaalgele eeuwenoude zon
 
meedogenloos de verrotting
 
ontsluierend.
 
Mijn egocentrische probleempjes
 
leken nutteloos als eb en vloed.
 
Tegen de vlekkeloze lucht
 
verscheen treurend als het geheel
 
de eeuwige enkeling
 
afgezonderd en nutteloos
 
getuigen en scheppende erfgenaam
 
eenzaam en schoon als de zelfmoord
 
zijn vragen leken op
 
langvervlogen fluisteringen
 
zijn gelaat en zijn gestalte
 
riepen de verre herinnering
 
op van Xenofanes Socrates
 
Plato Spinoza.
 
Naast mij lag een mooie jonge vrouw
 
een wezen opgesloten in dezelfde
 
luchtbel als ik en dit was de laatste reis
 
het begin van een nieuwe tijd
 
het orgelpunt van een oude.
 
Niets verandert ooit. Eens lagen
 
Caesars legionairs hier in de zon.
 
In Tarragonna vochten gladiatoren.
 
Hadrianus werd hier geboren.
 
Goya schilderde. Frederico Garcia Lorca
 
schreef. Picasso werd verbannen.
 
Guernica gebombardeerd.
 
Verdwaasd door de zon keek ik
 
om mij heen en zag bloed overal.
 
 
 
Herwig Waterschoot
In Memoriam
 
Het huis sluimert in zijn vuur
 
De bindingen binnen de dingen
 
Worden vorm, vaster van uur tot uur
 
En voor altijd gestold.
 
 
 
De vogels fluiten harder in het lover.
 
De antieke klok, de eiken koffer
 
Wachten op uw aanwezige handen
 
Vernis glanzend van verdriet.
 
 
 
Een traan tussen u en haar is een druppel zijde.
 
Wacht niet langer. Kom. En het is over.
 
 
 
Dirk Christiaens
[pagina 106]
[p. 106]
Schoonheid
 
De bloemen in uw ogen
 
dansen in de rode zon
 
strelen en kussen mijn haren
 
die waaien in de avondwind.
 
 
 
Uw lenden zijn rank
 
en ik ruik de wilde geuren
 
die langs mijn lichaam
 
naar uw horizonten smachten.
 
 
 
De nacht omfloerst uw weelde
 
nat is de zwarte aarde
 
mijn handen schuiven dieper
 
in de schoonheid van de nacht.
 
 
 
Fr. Cornelis
Mijn handen vermeerderen
 
Kieskeurig
 
geef ik voorrang
 
aan de woorden
 
die gelijken naar mijn tentendroom
 
maar vaker dan ik wilde in het donker staan.
 
 
 
Maar steeds bezwijk ik
 
in de oksels van haar stem
 
waar vroeger reeds
 
de jeugd van mijn gedicht begon.
 
 
 
Dit blijkt wel nodig, zegt ze,
 
naakt en zonder schroom.
 
 
 
Zij heeft mijn zwarte katten
 
wandelen
 
gestuurd.
 
 
 
Mijn handen zie ik
 
wonderlijk
 
vermeerderen in de zon.
 
 
 
Pieter Aerts
Kerk van Velzeke
 
Met je Rubensiaanse halfkoepel,
 
met je geur van zilt.
 
Waar Jan nooit naar de mis kwam.
 
Hij lichtte met zijn lamp
 
zijn bende bij in de stallen;
 
om de rijke landheren te overvallen.
 
Met je gebarsten klok,
 
die niet meer roept, maar krijst.
 
Was je halfkoepel ooit eens een kasteel?
 
Jan ware er wel geweest.
 
Velzeke, rovershol.
 
 
 
Piet Vlieghe
In het merg van de zon
 
De stad ontluikt in het merg van de zon
 
de daken schilderen een zebrapad
 
tegen hun ontstoken gehemelte,
 
een zegeldruk aan de wolkenpoort.
 
 
 
Bij de samenscholing van de stadsvissen,
 
persen de eerste watertulpen
 
een vijfhoek van afgevallen bladeren,
 
een boetekleed van bloemenstengels.
 
 
 
Over de middag schrijft een zonnestraal
 
in schoonschrift zijn naam,
 
het traliehek van de wind schuift
 
binnen de gleuven van de nieuwbakken dag.
 
 
 
De tuinman scheert zijn sparrebomen
 
voor de merels, een lichtkogel pelt
 
de wolken van hun plaats,
 
met tussenpozen landt de vruchtbaarheid.
 
 
 
Rik Schrauwen
Toen de zomer kwam
(voor Hugues C. Pernath)
 
Uw poëzie is de zuurstof voor de geest
 
de zachte gloed van het adem halen
 
midden de geïsoleerde tederheid.
 
 
 
Uw liefdewoorden in de branding
 
blijven de blinde vogels
 
schuw fladderend naar de mens.
 
 
 
Thomas Triphon
Morgen
 
ik lig er zomaar bij
 
aan de lauwe rand van deze zomer, hoor
 
een bal die lachend in de straat rolt
 
hoor kinderen als meeuwen
 
in zijn kielzog vlinderen
 
 
 
en lig er zomaar bij, denk
 
vandaag zijn stoepen windstille
 
tuinstoelstranden
 
met kalme golfslag bespoeld, hoor
 
de rinkelende kwinkslag van de
 
melkventer die zon op flessen trekt
 
 
 
lig in een luchtbel van blauw geluid
 
er zomaar bij, zie
 
klank- en lichtfonteinen
 
starre huizenrijen strelen, voel
 
aan mijn winterpaleis
 
glaciale minaretten smelten
 
 
 
zomaar aan de lauwe rand
 
van deze zomer, ben als
 
de man in het park
 
die kanariegeel
 
de morgen in zijn brilleglazen vangt
 
 
 
Frans Deschoemaeker
[pagina 107]
[p. 107]
De nacht is een blauwe saffier
 
De nacht heeft ogen van agaat
 
zijn pupillen trekken spiralen
 
over het verminkte gelaat
 
van de vagebond
 
slapend achter schutting en palen
 
 
 
Over de zwerver langs de spoorlijn
 
die richting Moskou gaat
 
over de hangbruggen van ons verlangen
 
die de wereld omspannen
 
als astrolaben
 
 
 
De wereld is te klein om in te leven
 
en te groot om rustig te kreperen
 
Mystiek
 
negermuziek
 
ondefinieerbaar geluid
 
 
 
Zij delen de buit
 
pokeren om geld en macht
 
en verdwijnen als anachoreten
 
in 't slakkespoor van de nacht
 
na eerst te hebben aanbeden
 
hoeren en analfabeten
 
 
 
Mammie roept het kind
 
is pappie een telefoonpaal
 
die zingt in de wind
 
droomt van zijn kind
 
en een nieuwe loonschaal
 
 
 
De nacht is een leugen
 
een leugen van jade
 
De muzen zoeken een lief
 
ze hangen vleermuizen in een toren
 
en schrijven de koning een brief
 
 
 
De nacht is een blauwe saffier
 
een wenende viool
 
een langzame wals
 
mijn idool
 
met het hart van een vampier
 
en een slang om de hals
 
 
 
De nacht is een blauwe legende
 
De dag is een witte saffier
 
de dag is klimmen en dalen
 
vallen opstaan
 
en verder gaan
 
 
 
Maria Vlamijnck
Metamorfose
 
nu ik zoveel keren
 
diep de dag ben ingegaan,
 
dat hij begint te wegen,
 
leun ik er tegen aan,
 
schuil ik in de regen
 
en laat de wind
 
alleen te lispelen toe
 
de woorden van een kind.
 
 
 
Gery Florizoone
Ademloos zomerland
 
Niets is veranderd.
 
Mastodontisch als een grafterp
 
poseert de kleine kerk
 
tussen treurwilg en
 
arduinen zerk
 
die honderd jaar en meer
 
de hymne zingt voor ongekende doden.
 
 
 
Daarlangs in zigzag
 
klimt - haarspeldbochten kervend
 
in de heuveltop -
 
de hoge steenweg.
 
De zomer brandt hoogblond.
 
het asfalt, de wind zit in de wilgen
 
en bij de stortbeek stoeit een kind.
 
 
 
Daarboven welft de ronding
 
van de brakke akker.
 
Stolpvormig hangt de middag
 
in de geur van hooi.
 
Als lood ligt
 
donkergroen het bos gegoten
 
binnen zijn omheining
 
van dorre braambesheesters.
 
 
 
Tot aan de kim:
 
de ruige stoppel,
 
de steppe van mijn jeugd.
 
 
 
Frans Deschoemacker
Gedicht voor Frederik
 
als een moe dier
 
leg je je hoofd
 
in mijn schoot
 
je witte haren
 
wuiven in de ibizaanse wind
 
je klanken klinken
 
in het klare water
 
wanneer je brokken brood
 
voor de gapende vissen gooit
 
tussen de oude muren
 
van karel vijf
 
wil je hagedissen grijpen
 
bij hun lange staart
 
raap je stofstenen
 
in je strandemmer
 
en drink je gulzig
 
de koude tonic
 
in de bar
 
waar witte schilderijen hangen
 
veel te duur
 
voor ons huis
 
 
 
als een moe dier
 
leg je er je hoofd
 
in mijn schoot
 
je witte haren in de wind
 
 
 
Gilbert Coghe
[pagina 108]
[p. 108]
 
Opgedragen aan de wonderbare poëtische kunstenaar,
 
de schilder van de Blauwe Bloem, Eugeen Vansteenkiste.
De Weg naar de Blauwe Bloem
 
‘Tief im Walde blüht, geheimnisvoll, die Blaue Blume!’
 
(Novalis, Heinrich von Ofterdingen)
 
 
 
Paradijs van blanke bloesem,
 
bloemenregen,
 
wordt lichtende gestalte nu en heldre droom.
 
Wonder beeld van blije kindertijd:
 
wat in de lentenachten trillend zong
 
in blank' en blauwe tonen,
 
en op de hoge najaarsdagen praalde
 
in rijpe vruchtenpracht.
 
 
 
Het was een eerste gave droom,
 
een beeld van zuivre poëzie,
 
dat in mij wekte, fel en zacht,
 
verlangen naar de ziel,
 
't geheim van wondre Schoonheid.
 
 
 
In droom en daad wil ik nu opgaan
 
naar 't huivrend-zalig Avontuur,
 
een zoektocht, die toch bits kan zijn,
 
omstuwd door dood en duister vuur,
 
door aardse ruiters, dom en blind...
 
Tot sidderend ik het woud bereik,
 
waar bloeit de Bloem van mijn verlangen...,
 
een Graal van goddelijk azuur!
 
 
 
Erik Verstraete
Tussen de schemeringen van de vergangenheid
 
Ik ben zo moe
 
zo moe
 
om 't zinderen
 
van de dagen
 
die grauw
 
en alledaags
 
de stilte
 
binnen dragen
 
 
 
Ik heb zo'n honger
 
zo'n honger
 
naar de
 
dingen
 
die heilig
 
en zo gaaf
 
de stilte
 
binnendringen
 
 
 
Ik heb zo lief
 
zo lief
 
de late zachte
 
tijd
 
tussen de schemeringen
 
van de vergangenheid.
 
 
 
Rachel Desmet
 
Zij is zo eenvoudig
 
zo één,
 
haar gang heeft iets speciaals
 
haar twee vleugeltjes in haar blauwe mantel
 
waarin het licht weerkaatst.
 
 
 
Boeken onder de arm
 
dicht bij haar lichaam
 
stapt ze voor mij
 
met haar blauw mutsje
 
en haar mantel waarin het licht weerkaatst.
 
 
 
Haar hoofd voorovergebogen
 
en buigend bij iedere stap
 
haar arm meezwaaiend
 
vlugge stappen tussen de mensen
 
met de mantel aan, waarin het licht weerkaatst.
 
 
 
Alles mag vergeten worden
 
Alles mag weg zijn, vervlogen,
 
maar zij zal
 
eeuwig vóór mij stappen
 
met haar blauw manteltje aan waarin het licht weerkaatst.
 
 
 
Paul De Bruycker
 
Ik vind het niet langer belangrijk
 
me dood te ergeren om een gedicht
 
dat ik droomde
 
vergat op te schrijven.
 
Want het kind dat om zijn
 
moeder roept
 
tekende op de damp van de ruiten
 
en vervaagde de tekeningen
 
door ze uit te vegen
 
Zoals de gezellige gek
 
die de intimiteit van de stille kamer
 
kwam verstoren door te verkondigen
 
dat het in het licht allemaal wel kon
 
 
 
Dassonville
Vijftigste lente
 
De tijd staat met de voordeur open
 
en wiegt zich in de wol van duizend bloemen,
 
wervel op wervel rijs ik hoogstammig als de boom
 
en wals met de vogels van de wolken
 
op de lenigheid van de wind.
 
 
 
Onder de platanen van eeuwenoude zomers
 
huwt mijn zoon,
 
de adem vertakt zich,
 
bloeien is wellen van de bron.
 
 
 
De lente draagt mijn naam
 
in haar verwachting.
 
In het spitsuur van de middag
 
blijft zij de sleutel van het wonder.
 
 
 
Fernand Florizoone
[pagina 109]
[p. 109]
Aanval
 
Een onmetelijke luchtvloot kwam over
 
versteende voeten stonden, verstarde ogen staarden.
 
Een vrouw begon te kermen: Mijn handen
 
kunnen mijn vlees niet meer beschermen.
 
De waanzin steeg in de ogen.
 
 
 
De tover brak.
 
De mensen lagen bloedig verminkt,
 
infra-rode paddestoelen zwommen hoger.
 
Het ganse landschap lag doods
 
en vernield onder de hete wind.
 
 
 
Albert de Longie
September
 
In de ketting van verregende nachten
 
achter slaapkamergordijnen
 
die dromen in een donkere glimlach
 
stijgt de koolzwarte geur van humus
 
vloeien lauwwarme druppels in mijn hals.
 
 
 
In de schakels van avonden
 
van paarse waterverf
 
van mandolinespel
 
spoelen verlamde vogels verloren
 
langs mijn eindeloze weemoed.
 
 
 
Mijn zwerfziek profiel voor het raam
 
komt nader tot de winter
 
mijn handen strijken langs het metalen snoer
 
van onbestemde nachten
 
zoekend naar de winter
 
wachtend op de bloemen van ijs.
 
 
 
Hilde Van Den Kieboom
Bucolisch Bergom - een jeugdherinnering
 
Gij laagt gelegerd aan de rand van dennenwouden,
 
een nest waar ieder wou dat men u maar vergat;
 
maar altijd weer, als we in uw zandstraat spelen zouden
 
betrapten wij er een die u te schilderen zat.
 
 
 
Uw lemen huizen lagen laag in 't dal gedoken,
 
het dak van stro, een ijle rookpluim uit de schouw
 
waaronder schriel het schrale vuur wat lag te smoken:
 
in sparrespelden speelt de vlam nog niet zo gauw!
 
 
 
Nog zie ik de tinten die de schilders moesten mengen:
 
de wanden wit, de luiken groen en in het zengen
 
der middagzon het zand van goud en gélend 't graan.
 
 
 
Maar arme schilder die ook binnenshuis wou malen!
 
Zijn hel palet mocht dof vergrauwen en vervalen:
 
niet eens in 't kwijnend vuur bleek kleur nog te bestaan.
 
 
 
S. Anderus
Blauw, de kleur der Blinden
 
Soms praat ik over oevers en oorringen, en
 
Ik raak ze aan, en herken. En erken:
 
O vrouw van vruchtbaarheid, o water, o moeder
 
Van medelijden en matigheid, ik dronk
 
Je drank de dagen van mijn zwerven en zocht
 
En vond je mantel in de vlucht van een
 
Meeuw over het binnenland.
 
 
 
Ik heb je roep gehoord in de schreeuw van
 
Een spreeuw, je zout verzand in de tranen
 
Van een kind, want nogmaals, en bij
 
Herhaling:
 
 
 
Water is voltooid voltooid en wacht slechts
 
Op de loop der hogere dingen, zoals het
 
Zeggen van:
 
 
 
Alleen samen in het water beminnen de
 
Druppels de kleur van de regen, blauw als
 
Het blazoen van de ruimte, blauw, heel blauw.
 
 
 
Alleen de blinden boetseren de kleur van de
 
Pijn, want de bron van de regen is het
 
Blauw van het water, want wat komt dat gaat,
 
 
 
En gaande keert men terug,
 
Hoe dan ook, waar dan ook.
 
 
 
Rob Goswin
Het Bruidsteken
 
Gij zwijgt. sinds verre
 
geslachten bevallen de vrouwen
 
van zonen. gij zwijgt
 
 
 
en buigt een hoofd zo diep of
 
doornen uw aangezicht verwonden
 
of sintels uit ikonen sprongen,
 
uw gelaat een rouwsluier werd.
 
 
 
een hevig bloeden kondigde een
 
nooit vermoedde wonde aan. toen
 
de vader sprak. er is nu plaats
 
voor twee in uw lichaam, en adem
 
voor de namen van kinderen.
 
 
 
teken dat mij tekent. wanneer dit
 
gedicht eindigt verdwijnt gij weer
 
in de werkelijkheid.
 
 
 
Leopold M. Van Den Brande


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Albert Dusar


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Herwig Waterschoot

  • Dirk Christiaens

  • Frans Cornelis

  • Pieter Aerts

  • Piet Vlieghe

  • Thomas Triphon

  • Frans Deschoemaeker

  • Maria Vlamijnck

  • Fernand Florizoone

  • Gery Florizoone

  • Gilbert Coghe

  • Erik Verstraete

  • Albert de Longie

  • S. Anderus

  • Rob Goswin

  • Rik Schrauwen

  • Leopold M. van den Brande