| |
| |
| |
Samenstelling Geert Swaenepoel
Bibliotheek
Beeldende kunst
A. Jacobs
Boetseren met potlood. Tekeningen van beeldhouwers van de 17de eeuw tot heden.
Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel, 2004, 222 p.
In de Nassaukapel stelt de Koninklijke Bibliotheek van België geregeld handschriften, medailles, munten, prenten, boeken, oude drukken, grafiek, kaarten... uit eigen bezit tentoon. Tijdens de overgang van 2004 naar 2005 werd een uitgebreide collectie van zowat 130 nooit of zelden getoonde tekeningen van de zeventiende eeuw tot heden uit de verzameling gehaald. Het ging hoofdzakelijk om tekeningen die door beeldhouwers waren gemaakt dikwijls als voorstudie, als ontwerp, als model voor eventueel uit te voeren sculpturen. In die verzameling steken wel bekende namen van kunstenaars, zoals Pieter Verbrugghen de Oudere en de Jongere, Jan-Claudius de Cock, Fernand Schirren, George Minne, Oscar Jespers, Jef Lambeaux, August Rodin, Constantin Meunier, Aristide Maillol, Charles Leplae, Rik Poot... In de bij de tentoonstelling horende catalogus wordt iedere tekening uitvoerig beschreven en afgebeeld, soms aangevuld met een foto van het werkelijk uitgevoerde ontwerp. Dergelijke initiatieven zouden eigenlijk meer mogen worden genomen.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Georges Rouault
Le ‘Miserere’ de Georges Rouault. Met inleidingen van Dominique Ponneau, Frédéric Cherchève-Rouault en Jacques Maritain. Voorwoord van Georges Rouault. Les éditions du Cerf, Paris, 2004, 136 p. € 29.
De 58 etsen van Miserere behoren tot het erfgoed van de religieuze kunst uit de 20e eeuw. Passiescènes en menselijke figuren, getekend door oorlog en miserie, wisselen elkaar af in een expressionistische vormgeving waarin hoopvol licht speelt tussen de donkere contouren. Georges Rouault werkte aan de reeks vanaf 1913, de meeste gravures werden evenwel pas gerealiseerd na 1927. De kunstenaar droomde van een verspreiding op grote schaal voor een breed publiek. Maar toen zijn uitgever Ambroise Vollard in 1939 plots stierf, moest hij het project laten varen en slechts na vele juridische betwistingen met Vollard's erfgenamen kreeg Rouault de reeks terug in handen en kon hij het etsenboek publiceren in 1948. Hij droeg het op aan o.m. zijn leermeester Gustave Moreau. Met deze uitgave komt Le Cerf, in het spoor van vroegere edities, tegemoet aan de wens van de kunstenaar een zo groot mogelijk publiek te confronteren met zijn Miserere. De platen worden vergezeld van bijbelpassages en van fragmenten uit brieven en gedichten van Rouault, maar vooral met uittreksels uit zijn boeiende Soliloques uit 1944. De ‘lectuur’ van de verzorgd weergegeven en paginagrote reproducties wordt geïntensifieerd door de korte tekstfragmenten en garandeert de schouwende en beschouwende kijker en lezer een diepe ervaring.
[Patrick Lateur]
| |
Mary Ann Caws (ed.)
Surrealism, Phaidon Press, London, 2004, 304 p., € 75.
In de reeks ‘Themes and Movements’ van Phaidon kwam recent een achtste deel uit over het Surrealisme, ‘the twentieth century's longest lasting revolution in the arts’, waarvan de invloed op de kunsten tot vandaag merkbaar is. De Amerikaanse samenstelster is er niet mee aan haar proefstuk toe: van haar hand verschenen al eerder studies, biografieën en vertalingen rond het onderwerp. In Survey schetst ze een intelligent en erudiet overzicht van het ontstaan, de groei en het belang van een stroming die bij monde van haar grondlegger en theoreticus André Breton het surreële als een dialoog met het ‘andere’ beschouwde - een wederzijdse uitwisseling die het bewuste en het onbewuste verenigde. Works toont tal van sleutelwerken in kleur en zwart-wit, voorzien van duidende commentaren door uiteenlopende auteurs. Het lijvige, met geribbelde kartonnen platten ingebonden boek wordt afgesloten met een uitgebreide afdeling documenten, korte biografieën van de kunstenaars en auteurs, een bibliografie en een index. Typografisch oogt het buitengewoon aantrekkelijk: Engelse regelval, een prettige schreefloze letter, een ruime interlinie en een doordacht gebruik van steunkleuren zorgen ervoor dat de leesbaarheid nergens in het gedrang komt. Een overzichtstentoonstelling in boekvorm, niet elke uitgeverij speelt het klaar. Phaidon wel.
[Patrick Auwelaert]
| |
Klassieke literatuur
Plinius
De wereld. Naturalis historia. Vertaald door Joost van Gelder, Mark Nieuwenhuis en Ton Peters. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2004, 899 p. € 49,95.
Wat Ovidius' Metamorfosenboek betekende voor de Europese schilderkunst vanaf de 15e eeuw, kan eveneens worden gezegd van Plinius' Naturalis historia voor wetenschappers en kunstenaars. De verschillende uitgaven en Italiaanse vertalingen hebben o.m. Leon Battista Alberti en Leonardo de Vinci geïnspireerd. De Winkler Prins van de Oudheid biedt in 37 boeken een summa van de kennis van Grieken en Romeinen. Plinius Maior, die in 79 n.C. op 55-jarige leeftijd stierf bij de uitbarsting van de Vesuvius, heeft met een zeldzame lees- en werkdrift het onoverzichtelijke materiaal volgens een vooropgezet plan een eenheid weten mee te geven. Vanuit de merkwaardige overtuiging dat de natuur een goddelijke macht is, die eerbied oproept en van de mens een grote verantwoordelijkheid vraagt, behandelt Plinius achtereenvolgens het universum, de aarde, de mens, dieren, bomen en planten en de geneeskundige kracht die zij bevatten, metalen, mineralen en stenen en wat kunstenaars daarmee hebben gecreëerd. Realia en curiosa wisselen elkaar af en resulteren in een van de merkwaardigste boeken die de Oudheid ons naliet. Hopelijk vinden vertalers en uitgever de energie en de mogelijkheid om deze ruime selectie te vervolledigen met de andere (kleinere) helft van het corpus.
[Patrick Lateur]
| |
| |
| |
George Eliot
Middlemarch. Vert.door Annelies Roeleveld en Margret Stevens, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2004, 916 p. € 24,95
De Engelse romanschrijfster George Eliot (pseudoniem van Mary Ann Evans, 1819-1880) is in ons taalgebied vooral bekend door haar nog altijd populaire roman The Mill on the Floss, het ontroerende verhaal over een sterke liefde tussen een broer en zus. De onlangs voor het eerst in het Nederlands vertaalde roman Middlemarch is het hoogtepunt uit haar werk. De omvangrijke roman, zeer geschikt voor lange winteravonden, is het typische product van het negentiende-eeuwse Victoriaanse Engeland, waarvan Eliot en haar mannelijke collega's William Makepeace Thackeray (1811-1863) en Charles Dickens (1812-1870) de belangrijkste vertegenwoordigers zijn. Middlemarch beschrijft het leven van de Engelse middle class in een niet-bestaande provinciestad van rond 1830. De opvallend genoeg niet in het Nederlands vertaalde ondertitel van de roman luidt: A Study of Provincial Life. Tegen de achtergrond van politieke en maatschappelijke veranderingen ontwikkelen zich drie verhaallijnen die liefde en huwelijk als gemeenschappelijk thema hebben. In de uitvoerige ontleding van deze drie liefdesrelaties heeft Eliot op indringende wijze beschreven hoe jonge mensen met geheel verschillende verwachtingen het huwelijk aangaan en hoe vervolgens hooggestemde idealen, onbaatzuchtigheid en ambitie het moeten afleggen tegen onbegrip, onverschilligheid, jaloezie en egoïsme. De talrijke bijfiguren met hun beperkte provinciale gezichtskring complementeren het levendige tijdsbeeld. Vooral de invloed van het geld en het standsbewustzijn op hun dagelijkse leven wordt door Eliot op rake wijze beschreven. Met zijn gedetailleerde beschrijvingen en uitgewerkte typeringen doet Middlemarch in het begin ouderwets aan. Ook zijn er de bekende, typisch negentiende-eeuwse verhaalmotieven, zoals een brief die bij toeval in verkeerde handen komt, testamenten die het leven van verschillende personages een
verrassende wending geven, zorgvuldig bewaarde geheimen uit het verleden die toch bekend worden, enzovoort. De roman verscheen in 1871-1872, dat wil zeggen bijna vijftien jaar na Madame Bovary van Flaubert. Maar de Engelse roman heeft niets van de ‘impartialité’ en ‘impersonnalité’ die Flaubert van de romanschrijver eiste. Integendeel, Eliot bedient zich van een alwetende verteller die niets aan het toeval overlaat en een strakke regie voert. Met grote nauwkeurigheid worden de gedachten, beweegreden en de zielenroerselen van de hoofdpersonen ontrafeld en toegelicht. En daarmee worden de reactie en het oordeel van de lezer duidelijk in een bepaalde richting gestuurd. Bovendien heeft elk hoofdstuk een passend citaat meegekregen, waarin de betekenis al vooraf duidelijk wordt aangegeven. Desondanks is Middlemarch een boeiende en op verschillende plaatsen ontroerende roman. Dit is vooral te danken aan het grote psychologisch inzicht en de mensenkennis waarover Eliot beschikte. Het duidelijkste bewijs daarvan in Middlemarch is de indringende beschrijving van het mislukte huwelijk van Dorothea en de geleerde Casaubon waarin de botsing tussen idealisme en bekrompen zelfzucht is verbeeld. In tegenstelling tot vele van haar tijdgenoten verviel Eliot niet voortdurend in gemoraliseer. En de vele uitweidingen worden ook ruimschoots goedgemaakt door de fijnzinnige humor, de levendige dialogen en de scherpe analyses. Dankzij de uitstekende vertaling van Annelies Roeleveld en Margret Stevens kan nu ook een groot publiek daarvan genieten.
[Dick van Vliet]
| |
Michel de Montaigne
De essays. Vertaald door Hans van Pinxteren. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2004, 1557 p. € 54,95.
‘Ik portretteer mezelf - ik vorm zelf de stof van mijn boek’, schrijft Montaigne (1533-1592) in het korte voorwoord op de eerste uitgave van zijn Essays in 1580. Dat betekent niet dat we in deze beroemde reeks van onderhoudende verhandelingen een navelstaarder aan het woord krijgen. Montaigne beschrijft veeleer hoe hij zich verhoudt tot mensen en dingen, die volgens hem voortdurend in beweging zijn. Zijn houding is tweeërlei. De humanist profileert zich enerzijds als een scepticus die beseft dat er tal van waarheden bestaan die telkens bepaald zijn door een culturele context. Vandaar dat hij zich - opmerkelijk voor zijn tijd van godsdiensttwisten - bijzonder verdraagzaam opstelt. Anderzijds is hij de zoeker die in elk van de 107 essays (‘pogingen’) zijn positie probeert te verduidelijken, een steeds hernieuwde poging, die ook in deze vertaling merkbaar is door het markeren van de drie tekstlagen. Zijn reflecties toetst de humanist Montaigne aan honderden citaten uit de Latijnse literatuur. Maar uiteenlopende thema's als erotiek en wijsheid, vriendschap en dood, enz. weerspiegelen geen academische kennis, zij illustreren vooral de doorleefde ervaring van de zoeker Michel Eyquem. Zijn stem is humaan, tijdloos en vooral: herkenbaar. De bundeling van de vroegere (en bijgeschaafde) vertalingen van Hans van Pinxteren is een verademing voor de zoekers van vandaag.
[Patrick Lateur]
| |
Literair essay
Marita Mathijsen
Verliefd op het verleden. Ontboezemingen van een letterkundige. Bert Bakker, Amsterdam, 2004, 301 p. € 18,95
‘Verliefd op het verleden’ brengt een selectie uit de maandelijke columns die Marita Mathijsen de voorbije vier jaar in de wetenschapsbijlage van het NRC Handelsblad bracht. Mathijsen is als
hoogleraar moderne letterkunde verbonden aan de universiteit van Amsterdam. Zij legt zich voornamelijk toe op de letterkunde van de negentiende eeuw.
Deze specialisatie klinkt ook door in de keuze van de onderwerpen van haar columns: auteurs Piet Paaltjens, Tollens, Bilderdijk en Van Lennep komen dikwijls, ook al is het soms slechts zijdelings ter sprake. Daarnaast heeft zij het over haar eigen jeugd, over haar opgroeiende dochter, haar vakuitoefening. De columns zijn gegroepeerd rond vier thema's: de lust van het lezen; de moeder de vrouw; in de krochten van het verleden; bij de les. Wat opvalt is het enthousiasme waarmee Marita Mathijsen al deze onderwerpen behandelt en haar liefde voor haar vak, haar studenten en de literatuur. De afsluitende column handelt over de Nederlandse taal: ‘Nederlands is de mooiste taal die ik ken, want ze is de enige die ik ken zoals ik haar ken. Dat is nu eenmaal eigen aan de moedertaal. Mijn moeder heeft me haar principes leren kennen, mijn leraren Nederlands haar schoonheid, de straat de rest. Dagelijks ben ik daarvoor dankbaar.’ Een passende afsluiting van een mooie bundel.
[Geert Swaenepoel]
| |
Lex van de Haterd
Om hart en vurigheid. Over schrijvers en kunstenaars van tijdschrift en uitgeverij De Gemeenschap 1925-1941. In de Knipscheer, Haarlem, 2004, 352 p. € 29,50
In zijn studie belicht Van de Haterd niet alleen de activiteiten van de uitgeverij en de inhoud van het gelijknamige progressief-katholieke maandblad dat zijn wortels had in Utrecht. Hij wil ook uitdrukkelijk het artistieke aspect van het blad systematisch onderzoeken en het blad aldus een plaats in de kunstgeschiedenis geven. Omslagontwerpen, typografie en illustraties kaderen in het figuratieve expressionisme en het abstracte constructivisme van De Stijl en De Nieuwe Zakelijkheid. Van de Haterd schetst eerst uitgebreid het literair- en kunsthistorisch kader en besteed aandacht aan het culturele klimaat van die dagen. De Gemeenschap, het door Jan Engelman, Willem Maas en de broers Henk en Louis Kuitenbrouwer (ps. Albert Kuyle) opgerichte blad trachtte artistieke vrijheid en literaire esthetiek te combineren met een radicaal sociaal engagement vanuit een katholieke levensvisie. Het tweede deel bevat 21 portretten van de belangrijkste medewerkers. Niet alleen de toonaangevende redacteuren en auteurs als Jan Engelman, Albert Kuyle en Anton van Duinkerken komen daarbij aan bod. Ook van de belangrijkste vormgevers en illustrators is er een compleet overzicht van leven
| |
| |
en werk, met als zwaartepunt hun belang voor De Gemeenschap. Zo zijn er interessante portretten van graficus en beeldhouwer Jozef Cantré en de typografen Andries Oosterbaan en Charles Nypels. De studie sluit af met de complete fondslijst en een ‘encyclopedie’ met korte beschrijvingen van de overige medewerkers van het tijdschrift. Een erg interessante studie van een gedreven onderzoeker.
[Geert Swaenepoel]
| |
Literair proza
Dimitri Bontenakel
Een zwerver met pleinvrees. Davidsfonds, Leuven, 2004, 233 p. € 22,95
Vertellende ikfiguur in de roman ‘Een zwerver met pleinvrees’ van Dimitri Bontenakel is Jasper H. Magnus, die na de zelfmoord van zijn moeder als gauwdief aan de kost komt in het door de tijd vergeten kuststadje Breedglans. Gaandeweg heeft hij een eigenzinnige en zelfrelativerende kijk op de wereld ontwikkeld. Zijn leven neemt een plotse en drastische wending wanneer hij aangesproken wordt door Gabriël, een blinde bewoner van het rijkere gedeelte van het stadje. Gabriël wordt, nadat zijn ouders in een verkeersongeval omgekomen zijn, geterroriseerd door zijn zus Mara. Met de hulp van Jasper wil hij haar uit de weg ruimen. Zo krijgt de roman, die door Bontenakel naar een verrassende ontknoping wordt toe geschreven, de allures van een regelrechte thriller. Maar evengoed kan de roman worden gelezen als een schelmenroman, dit door de ironische manier waarop Jasper met de problemen omgaat. En verder verweeft Bontenakel in zijn tekst het motief van de Vatersuche (Jaspers vader heeft ooit zijn gezin in de steek gelaten, maar blijkt toch nog contact te willen zoeken), hij bespeelt het (oeroude en klassieke) liefdesthema door een soort driehoeksrelatie op te roepen als Gabriël zich mengt in de verhouding die Jasper heeft met Hermine. Bovendien, en helemaal niet onbelangrijk, plaatst hij, door Jasper een bijzondere interesse toe te schrijven voor de IJslandse cultuur, het geheel in het kader van de Noordse Edda-literatuur. Zonder opdringerigheid laat hij alle motieven in elkaar haken. En hoe afstandelijk-relativerend hij bij dit alles blijft, blijkt o.m. uit de talrijke, maar steeds goed gedoseerd blijvende tussenkomsten waarin de ikverteller zich richt tot de lezer. Verwijzend naar de Griekse mythologie luidt het bijv.: ‘Sinds ik dat boek van Robert Graves over de Griekse mythen heb gelezen, klink ik steeds geleerder, vind je niet?’ (p.100). Bontenakels debuut weet alleszins te overtuigen.
[Jooris van Hulle]
| |
Arjan Visser
De laatste dagen. Augustus, Amsterdam, 2003, 220 p. € 16,95
Er is niets nieuws onder de zon. Dit cliché haalt men regelmatig boven. Mocht men hem la af en toe dreigen te vergeten dan zijn er grote auteurs als Claus, Tournier of Faulkner die eeuwenoude mythes op hun eigen artistieke manier en met de scherpe (eigentijdse) blik van de kunstenaar hertalen naar de nieuwe tijd waarin ze leven. Dat levert vaak boeiende literatuur op, niet alleen omdat het talent van die grote hertalers het verhaal een nieuwe dimensie kan geven maar ook omdat de behandelde materie ‘an sich’ voldoende sterk en diep is om een nieuwe lezing te verdragen. In de Bijbel vinden we zo'n aantal verhalen die schrijvers op ideeën kunnen brengen. Neem nu het verhaal van Abraham en Isaac. Abraham krijgt op hoge leeftijd eindelijk een zoon bij zijn vrouw Sara nadat hij reeds vroeger bij zijn dienares Hagar een zoon Ismael heeft verwekt. De jaloerse Sara zendt Hagar nadien weg. Tot overmaat van ramp beveelt God Abraham zijn enige na lang wachten verkregen zoon te offeren. Abraham gehoorzaamt. Uiteindelijk wordt het onheil niet voltrokken. Ondertussen is het verhaal echter aangrijpend genoeg geworden om onverwoestbaar de tijden te trotseren. Vooral in Nederland, waar de impact van de Bijbel op het (maatschappelijk) leven vrij groot is, blijkt voldoende basis aanwezig om zo'n verhaal om te smeden in een Nederlandse en moderne setting zonder onherkenbaar te worden. Die taak heeft Arjan Visser in zijn boek De laatste dagen met brio volbracht. Hij situeert zijn verhaal tijdens de eeuwwisseling van 1900 op het Nederlandse platteland in het sterk godsdienstige gezin van Simon Kapteyn. Deze boer huwt niet uit volle overtuiging Louise bij wie hij twee kinderen - Zeger en Rebecca - krijgt. Nadien wordt een knecht aangeworven - de wees - die in een pleeggezin werd opgevoed. Hoe hij in dat pleeggezin is terechtgekomen, zou ons te ver leiden en de
plot is te mooi in elkaar gestoken om hem zomaar in een recensie te ontbloten. Natuurlijk wordt de link met het bijbelverhaal niet meteen duidelijk; dat zou het boek te opzichtig didactisch maken. Visser ontwikkelt veel verhaallijnen en introduceert zeer regelmatig nieuwe personages. Ook de structuur van het boek is ingenieus opgebouwd met gepaste flash backs die voor een element van bijkomende spanning zorgen. Toch wordt de lezer niet aan zijn lot overgelaten in deze adaptatie. Door de figuur van de dominee Peregrino en de dagboekfragmenten van de boerenknecht wordt de lezer heel geleidelijk inzicht verschaft in de diepere lagen van het verhaal. Zij doen bij de lezer het besef van het prefiguratieve karakter van het bijbelverhaal voor deze roman ontwaken en vergemakkelijken de identificatie van de personages. Een klein minpuntje bij dit mooie boek met een schitterend verhaal is het soms wat overdreven karakter van de beschrijvingen van de godsdienstwaanzin. Maar dit is eerder een persoonlijke kanttekening die ons enthousiasme over deze roman amper kunnen temperen.
[Frank Tubex]
| |
Mark Insingel
Hoe hij rolt. Meulenhoff, Amsterdam, 2004, 96 p. € 16,5
Acht jaar heeft Mark Insingel gewacht met de publicatie van zijn nieuwe roman. Het boek sluit aan bij zijn vorige, Eenzaam lichaam (1996), in die zin dat ook in Hoe hij rolt sprake is van een nieuwe liefde van een man en een getrouwde vrouw en van zijn relatie met zijn stilaan ouder wordende ouders. Aanvankelijk staat de hartstochtelijke relatie tussen Erik en Astrid centraal. Maar de aandacht verschuift snel naar de relatie van Erik met zijn ouders, die allebei in het ziekenhuis zijn opgenomen. Opvallend is dat elk mededogen daarbij ontbreekt: de afstand die Erik neemt van zijn ouders draagt in alle opzichten het karakter van een afrekening, waarin een gezinsrelatie tot de grond wordt afgebroken. In spaarzaam proza reconstrueert Mark Insingel de omgang van Erik met zijn ouders. Kan de vader, die zelf voortdurend afgewezen werd door de ziekelijke moeder nog op enig respijt bij de zoon rekenen, voor de bezitterige moederliefde is Eriks afwijzen en misprijzen totaal. Het hoofdpersonage heeft zichzelf bevrijd door te opteren voor een radicaal andere levenswijze, vol ongeremde seksualiteit. In die zin is zijn leven dan tóch bepaald door zijn ouders, zij het dan in de negatie van hun levensopvattingen, en is vrijheid een illusie. In Hoe hij rolt dissecteert de auteur de emoties van zijn hoofdpersonage. Het resultaat is indringend.
[Geert Swaenepoel]
| |
Erwin Mortier
Alle dagen samen. De Bezige Bij, Amsterdam, 2004, 95p. € 14,50
‘Alle dagen samen’ is, zoals we van Erwin Mortier gewoon zijn, sensitief sterk geladen en aangrijpend proza. Mortier schrijft geen woord te veel, des te meer suggereert hij wat omgaat in het hoofd van de vijfjarige Markus, de hoofdpersoon van de novelle. In zijn tekst wisselt Mortier zonder opdringerigheid van standpunt: in enkele hoofdstukken laat hij het
| |
| |
jongetje zelf aan het woord, maar voor het overgrote deel wordt over Markus verteld. Zo creëert Mortier een totaal eigen sfeer. Markus herinnert zich hoe hij een jaar voordien ziek is geworden (‘een tropisch feest, broeiend in zijn binnenste’ - meteen suggereert Mortier dat war met het lichaam gebeurt, evenzeer van toepassing is op de gevoelswereld) en hoe de volwassenen uit zijn omgeving daarop reageerden. Die volwassenen: dat zijn ouders en grootouders, een inwonende Tante, de buurvrouw Zie (zo genoemd naar het stopwoord dat ze te pas en te onpas gebruikt). Mortier portretteert op meesterlijke wijze deze figuren. De dorpsvrouw Swegens bijv. (ook al zo'n stopwoord) die een meesterlijk taaltje hanteert: ze is ‘omnibus’ verzekerd, lust een ‘portatiefje’ i.p.v. een aperitiefje, ze staat ‘perplets’ van wat ze om zich heen ziet gebeuren.... Nog een voorbeeld van Mortiers indringende vertelkracht is, in een woordenvloed die herinnert aan Leo Pleysier, de monoloog van de grootmoeder. Tussen al dit verbaal geweld gaat het jongetje zelf op zoek naar de woorden, die zich niet zomaar aan zijn wil en verlangen willen onderwerpen: ‘Hem houden de woorden nog voor zich. Mondjesmaat mag hij van hun kruiken drinken.’ Ingrijpende gebeurtenis in het hele verhaal is de dood van zijn overgrootvader: hoe onbegrijpend hij ertegen aankijkt en met als spiegelmotief het feit dat zijn moeder in verwachting is, ‘uw broerke slaapt daar in zijn nestje’. Leven en dood trekken een blijvend spoor in het leven en de wereld van het jongetje. ‘Alle dagen samen’ dringt verder door in de thematiek die Mortier blijvend bezighoudt. Tot hier weet dit proza ook te overtuigen, alleen blijft de vraag of Mortier zich op die manier niet vast schrijft.
[Jooris van Hulle]
| |
Walter van den Broeck
De beiaard en de dove man, De Bezige Bij, Amsterdam, 2004, 206 blz. € 17,50
Origineel is het wel, een hoorapparaat als kerstcadeau. Dat is nu net wat Walter van den Broeck wil kopen voor zijn vader. We schrijven Turnhout, 24 december 1980. De 40-jarige schrijver ergert zich blauw aan zijn vader, die zijn doofheid te pas en te onpas inroept als excuus om niet te hoeven luisteren naar anderen. Naar zijn vrouw, maar vooral naar zijn zoon.
En die zoon vindt dat zijn vader misbruik maakt van zijn ‘handicap’, net nu hij hem eens ferm zijn vet wil geven. Het boek speelt zich grotendeels af in het café De Beiaard in Turnhout. Walter heeft zijn vrouw de stad ingestuurd met zijn moeder om cadeaus te kopen. Zo wacht hij samen met zijn vader op Chico, een populaire dj die eigenlijk oren controleert. En laat Chico nu niet komen opdagen.
Walter zit in stilte zijn groeiende ergernis te verbijten en dat zal je als lezer gemerkt hebben. De auteur laat een stuk levensgeschiedenis passeren. Kleurrijke caféhangers worden soms tot het hilarische toe beschreven, waarbij de auteur ook zichzelf niet spaart. Geleidelijk aan neemt het grimmige karakter de bovenhand en wordt het duidelijker dat de zoon zo veel moeite heeft met zijn vader omdat hij er meer en meer op begint te lijken. Zo wordt de lezer stilaan door het verhaal en door de tijd meegenomen. Walter van den Broeck schreef een vlot leesbaar én herkenbaar verhaal: Misschien ligt juist hierin het overtuigende van het gebeuren. Het hoeven niet altijd grote en meesterlijke dingen te zijn. Kleine verhalen, dagdagelijkse ergernissen. Het wachten in het café wordt als uitgangspunt gebruikt en vandaar uit weeft Van den Broeck de tijd aaneen. De drie delen van het boek vloeien naadloos over in elkaar. De personages worden zo neergezet dat je je even in De Beiaard waant. Aanvankelijk optimistisch over de naderende aankoop en een beetje zelfvoldaan over het prachtige idee, reikt de verteller de lezer geleidelijk aan het idee aan dat er wel iets fout moet lopen.
Walter van den Broeck bewees hij al in zijn voorgaande boeken dat hij weet hoe hij zijn familie geloofwaardig neer moet zetten. Vooral in zijn vorige boek, Een lichtgevoelige jongen (2001) kregen we al een serieus voorsmaakje van de ontspoorde vader-zoonrelatie. Toch kan ik me niet van de indruk ontdoen, dat de auteur ondanks zijn moorddadige gevoelens, een zekere sympathie bij de lezer oproept voor zijn vader. Hij kan er eigenlijk niet tegenop. Hij kan (wil) er niet mee afrekenen?
[Joke Depuydt]
| |
Liesbeth Mende
Afhaalmeisje, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2004, 153 p. € 13,95
In een doodgewoon gezin sterft vader. Moeder begint een nieuwe relatie maar die loopt op niets uit. De oudste zus gaat op kamers in Utrecht en Merel, de jongste dochter en vertelster van het verhaal, blijft alleen achter met een treurende en overspannen moeder. Ook in haar eigen relaties is het meisje ongelukkig en stilaan groeit het besef dat ze alleen op de wereld is.
Dit is niet meteen wat men in het Frans ‘un grand sujet’ noemt, een groot onderwerp. Dit vrij banaal gegeven komt integendeel gevaarlijk dicht in de buurt van de tot in den treure behandelde adolescentenproblematiek.
Om dan nog boeiend te zijn moet er op andere terreinen flink wat gas bijgegeven worden, bijv door het verhaal aan een hoogst originele structuur op te hangen of door er een bijzonder geslaagde stijloefening van te maken.
Daar is Liesbeth Mende in haar debuut echter niet in geslaagd. Het is een zuiver lineair verhaal geworden, verteld in veel kleine paragrafen. Het zijn telkens mooi afgeronde naast elkaar gezette scènes. Die techniek van juxtapositie bezorgt de roman een egaal, bijna monotoon ritme. Bovendien verloopt de evolutie van verhaal en personages te traag om die monotonie te verdoezelen. Ook stilistisch neemt de auteur geen risico. Ze schrijft in een eenvoudige taal zonder franjes.
Hier en daar krijgt de lezer een beschrijvend adjectief of een beeld maar doorgaans heerst een objectieve, kale, registrerende toon. Daar is op zich niets mis mee maar tegen het licht van een dun verhaal met een voor de hand liggende structuur had het iets meer mogen zijn. Afhaalmeisje is een debuut dat weliswaar beloften in zich houdt maar die er bij deze eerste geut niet zijn uitgekomen.
[Frank Tubex]
| |
Guido van Heulendonk
Terug naar Killary Harbour. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2004, 238 p. € 17,95
In Terug naar Killary Harbour vervlecht Guido van Heulendonk twee verhaallijnen. De verteller blikt terug op de zomer van 1972. Zijn vader was pas gestorven en hij werkte twee maanden lang in een ijssalon aan de Belgische kust. Het was de zomer van zijn liefde voor Adinda. En in die periode leerde hij ook twee jongeren uit Noord-Ierland kennen. Omwille van zijn vriendschap met de Ierse Maureen, heeft Adinda hem laten zitten. Daarnaast maakt het verhaal een sprong in de tijd, naar vandaag. De verteller leeft van zijn erfenis teruggetrokken in zijn geboortedorp Wintervelde. Hij heeft zijn baan als journalist opgegeven en is een soort ‘toeschouwer’ geworden. Zijn relatie met Joke loopt stilaan ten einde. Intussen is ook Adinda, en met haar zijn verleden, weer opgedoken: Adinda is inmiddels burgemeester geworden van Wintervelde geworden. De gevoelens van de verteller flakkeren weer op maar worden andermaal niet beantwoord, wat uiteindelijk zorgt voor een verrassende ontknoping. Van Heulendonk verwerkt in zijn roman grote actuele thema's als de ongeloofwaardigheid van de politiek, nationalisme en extreem rechts, de Belgische ziekte(n).... De intellectuele afstandelijkheid waarmee de verteller wat er rondom hem gebeurt analyseert en becommentarieert laat Van Heulendonk toe zijn talent voor rake, spitse formuleringen te etaleren. Ook de constructie van het verhaal zit erg knap in elkaar. Nadeel van de afstandelijkheid is dan weer dat personages en verhaal weinig empathie opwekken.
[Geert Swaenepoel]
|
|