| |
| |
| |
Samenstelling Geert Swaenepoel
Bibliotheek
Algemeen
Marc Kregting
Zij zijn niet van Jeremia. Non-ficties, Vantilt, Nijmegen, 2004, 112 p. € 12,50
Cultuurgeschiedenis is een survival of the fittest en economie is de dragende kracht van deze geschiedenis. Dichter-essayist Marc Kregting toetst deze stelling aan zijn eigen ervaringen als fondsredacteur bij uitgeverij Meulenhoff, die deel uitmaakt van een beursgenoteerd concern. En in dat ‘beursgenoteerd’ schuilt blijkens de filosofie achter het boek nu precies het gevaar, want aandeelhouders willen geld zien. Toegepast op het hedendaagse boekbedrijf, houdt dat in dat ‘onrendabele maar cultureel waardevolle titels’ vaak het onderspit moeten delven tegen bestsellers, die immers een gegarandeerde winst opleveren. Gevolg: een verschraling van het aanbod. Een remedie daartegen zou eruit kunnen bestaan terug naar het kleinschalige te gaan. ‘Zou’, want: ‘Kleinschaligheid is uiteraard onrealiseerbaar binnen een concern dat de meerderheid van aandelen heeft in diverse uitgeverijen.’ De auteur lanceert op de laatste bladzijde van zijn polemische essay nochtans een aantal suggesties voor uitgevers, recensenten, lezers en andere spelers in het literaire veld om het boekbedrijf opnieuw gezond te maken. De vraag die zich daarbij opwerpt, is of deze suggesties ook uitvoerbaar zijn. En of Kregtings stand van zaken wel zo ‘explosief’ is als zijn uitgever voorwendt. Want hoeveel modale lezers, die ook niet van Jeremia zijn, zouden er wakker van liggen?
[Patrick Auwelaert]
| |
Jan Pauwels (red.)
Gheprint tAntwerpen. Het boek in Antwerpen van de vijftiende tot de twintigste eeuw. Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 2004, 139 p. € 13.95
Tijdens Antwerp Book Capital 2004 vond er in de stad een congres plaats over de geschiedenis van het boek in Antwerpen van de 15e tot de 20e eeuw. Deze bundel vormt daar met zijn 8 bijdragen de neerslag van. Binnen- en buitenlandse specialisten selecteerden uit elke eeuw van de betrokken periode een boek dat in Antwerpen werd gedrukt. Hun aandacht ging daarbij niet alleen uit naar de boektechnische aspecten, maar ook naar de distributie en de consumptie van het boek in kwestie. Ze kozen voor uiteenlopende onderwerpen gaande van ‘Een leven van Jezus gedrukt door Gheraert Leeu in 1487’ (Elly Cockx-Indestege) tot ‘Van Ostaijens Bezette Stad als artistiek, typografisch en politiek experiment’ (Geert Buelens). Ludo Simons stelt in zijn ‘Woord vooraf’ een aantal nog onopgeloste vragen m.b.t. de geschiedschrijving van het boekbedrijf in het algemeen en deze van Antwerpen in het bijzonder. Hij besluit dan ook dat er ‘in het verhaal over de productie, de distributie en de consumptie van boeken (...) geen enkel hoofdstuk (...) als afgesloten mag worden beschouwd.’ Maar een van de mooiste quotes uit het boek is afkomstig van boekhistoricus David McKitterick, die over de eigenschappen van het boek schrijft: ‘Het ontwerp van een boek is niet zomaar een drager van de betekenis. Het is een deel van die betekenis.’
[Patrick Auwelaert]
| |
Peter F. Anthonissen
Stop de pers! Hoe de media werken. Hoe werken met de media. Lannoo, Tielt, 2005, 267 p. € 19,95
‘Relaties met de pers: hoe pak ik dat aan?’ Met die vraag geeft communicatiedeskundige en ex-journalist Peter F. Anthonissen beknopt weer waar het in zijn jongste boek om draait. Om de vraag te kunnen beantwoorden, zo stelt hij, dien je echter eerst te weten hoe de media werken en hoe je zelf werkt met de media. Pas dan kun je op overtuigende wijze je eigen verhaal of boodschap brengen. Stop de pers! is dan ook eerst en vooral een handboek voor mensen die om uiteenlopende redenen een beroep willen doen op de media: ‘ondernemers, woordvoerders, voorzitters, studenten, politici, vrije beroepers, sportlui, kerkleiders, Bekende Vlamingen en zij die het willen worden, of juist niet...’ In zestien hoofdstukken en een epiloog, geschreven in een glasheldere, journalistieke stijl, schetst Anthonissen daartoe een soms onthullend beeld van de geschreven pers en de persagentschappen in ons land, van de verscheidene radio- en tv-stations, en geeft hij onderweg talloze tips, adviezen en vuistregels. Een uitgebreide bibliografie, een lijst met nuttige adressen en websites van diverse instanties en media én een uitgebreid register van persoonsnamen vervolledigen het geheel. Om het met de woorden van Vlaams minister-president Yves Leterme op de Franse titelpagina te zeggen: ‘Stop de pers! toont het belang van informatie over informatie.’
[Patrick Auwelaert]
| |
Filosofie en religie
Willem Barnard
Anno Domini. Dagboeken 1978-1992. de Prom, Amsterdam, 2004, 351 p. € 21,50
Enerzijds wil hij nergens bij horen, anderzijds beklaagt hij zich dat hij overal buiten staat. Guillaume van der Graft wordt miskend door literatoren (in tegenstelling tot zoon Benno), Willem Barnard krijgt geen plaats tussen de theologen. Toch verdient deze dichter+dominee (liever met een kruisje dan met een verbindingsstreepje) alle aandacht omwille van zijn vakmanschap, zijn liefde voor woorden en het Woord. Niet alleen voor anderen is hij een dwarsligger. Uit deze dagboekfragmenten blijkt de schrijver vooral met zichzelf te worstelen. De lezer krijgt de indruk van een ontgoochelde oude man die liever naast de tijd leeft en zich alleen in de liturgie even op zijn plaats weet. Voor de auteur zelf is het schrijven van dagboeken een geneeskunst die hem heelt en tot geheel brengt. Barnard en van der Graft vormen geen gescheiden werelden. Hij is tegelijk gelovig en ongelovig, proteliek en kathesant, trappist en troubadour. Schrijven en geloven zijn voor Barnard wezenlijk met elkaar verbonden. Een gedicht is een kleine religie, het geloof een groot gedicht (Les Murray). Anno Domini zou een deprimerend boek zijn als het geloof in een radicaal ander, messiaans bestaan zou ontbreken. De ironie en de hoop maken dit boek genietbaar. Ondanks de datering tussen het afscheid van het predikantschap en het afscheid van zijn vrouw Tinka blijken vele zaken nog steeds relevant en herkenbaar en daarom de moeite waard om te lezen.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Steve Stevaert e.a.
Ander geloof, Naar een actief pluralisme in Vlaanderen. Davidsfonds, Leuven, 2005, 248 p. €15,95 Als de vos de passie preekt, boer, pas op je ganzen. Nochtans laat Steve Stevaert ondubbelzinnig in zijn kaarten kijken. Aanleiding om na te denken over religie is het migrantenprobleem en de toenemende levensbeschouwelijke diversiteit in ons land. Waarom zou een ander geloof geen bron van culturele rijkdom kunnen zijn, in plaats van een basis voor wederzijds wantrouwen en onbegrip? Zonder openlijk gesprek met religies over de samenlevingsproblemen zullen de conflicten toenemen. Religie kan nuttig zijn om het samenleven te bevorderen. Politiek alleen kan de problemen niet oplossen. Actief pluralisme moet een uitweg bieden, maar dit modewoord blijft alsnog een lege doos. De gastauteurs van deze bundel waren beter met elkaar in gesprek gegaan in plaats van elk een aparte bijdrage te schrijven. Dat zou pas een staaltje geweest zijn van echt actief pluralisme. De uitdagende factor voor het samenleven mag dan wel de islam zijn, de focus ligt vooral op de katholieke zuil en het onderwijs. Een joodse invalshoek ontbreekt al helemaal. Een opmerkelijk essay komt van Youssef Souissi. Hij vraagt zich af waar religieuze vrijheid stopt en psychiatrie begint, ontmaskert het mechanisme van groepsbelangen en belangengroepen en roept op om minderheden zichtbaar te maken. Met andere woorden: wees niet langer kleurenblind.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Kurt Martens
Van Ratzinger tot Benedictus XVI. Davidsfonds, Leuven, 2005, 127 p. € 12,95
Jospeph Ratzinger/Benedictus XVI
Zout der aarde, Christendom en kerk in de 21e eeuw, Een gesprek met Peter Seewald. Davidsfonds, Leuven, 1997-2005, 280 p. € 17,90
Joseph Ratzinger/Benedictus XVI
Waarden in tijden van ommekeer. Lannoo, Tielt, 2005, 176 p. € 14,95
Uitgeverijen hopen gouden zaken te doen met het overlijden van de paus uit Polen en het aantreden van een nieuwe pontifex. Tal van boeken verschijnen of worden herdrukt. Kerkjurist Kurt Martens schreef een ooggetuigenverslag van de gebeurtenissen over de laatste maanden van Johannes-Paulus II, het interregnum en het conclaaf tot de inauguratie van Benedictus XVI. De verzorgde welgekozen foto's en de interessante bijlagen maken van dit boek een echt souvenir. Aan het eind van zijn relaas roept Martens op om de nieuwe paus een kans te geven, te luisteren naar zijn boodschap, zelf te lezen wat hij schrijft en geschreven heeft. Het is inderdaad beter om boeken te lezen van dan over iemand. Net voor het overlijden van Karol Wojtila verscheen een bundeling van toespraken en gesprekken van Joseph Ratzinger onder de titel Waarden in tijden van ommekeer. Het is een belangrijke intellectuele bijdrage aan de huidige debatten over de ziel en de wortels van Europa, over de vrede en de toekomst van de mensheid in een geglobaliseerde wereld vol conflicten en over wat religieuze en morele waarden kunnen betekenen voor techniek en wetenschap, economie en politiek. Er zijn meer vragen dan antwoorden, maar net daardoor wordt het denken bevorderd. Dat de Panzerkardinaal zeer gevoelig is en telkens weer waarschuwt voor de pathologieën van zowel de samenleving als de godsdienst blijkt eveneens uit zijn gesprek met de Duitse publicist Peter Seewald. Net zoals ideologieën kan godsdienst misbruikt worden, destructieve krachten oproepen en gevaarlijk zijn. In Zout der aarde komt de persoonlijkheid en de visie van Ratzinger duidelijk naar voren. Hij gaat in op de vragen over de toekomst van de kerk, de nieuwe dynamische bewegingen, de oecumene en de klassieke vragencanon over vrouwenwijding, anticonceptie, celibaat, hertrouwen van gescheiden
mensen. Zonder schroom betoogt hij dat veel van wat nu nog als essentieel geldt, niet meer te redden valt. De kerk in crisis heeft geen nieuwe hervormers nodig, maar heiligen die ja zeggen tegen de liefde en zo een profetische oppositie vormen. Dat ze een minderheid zullen zijn, is duidelijk.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
| |
| |
Beeldende kunst
C. de Capoa
Het Oude Testament, Ludion, Amsterdam, 2005, 352 p. €19,90
| |
S. Zuffi
Het Nieuwe Testament, Ludion, Amsterdam, 2005, 384 p. €19,90
In de reeks Kunstbibliotheek van de uitgeverij Ludion verschenen recent opnieuw twee delen met een iconografisch overzicht van enerzijds het Oude Testament (geschreven door Chiara de Capoa) en anderzijds het Nieuwe Testament (geschreven door Stefano Zuffi, die ook de reeks leidt). Beide boeken werden nu vanuit het Italiaans in het Nederlands vertaald enerzijds door Murk Salverda en anderzijds door Patrick de Rynck. De diverse onderwerpen worden chronologisch volgens de bijbel behandeld. Het register achteraan helpt om op een andere manier te zoeken. Per dubbele pagina of soms iets ruimer wordt een bepaald thema uitgediept aan de hand van één of meerdere schilderijen, soms een beeldhouwwerk. Telkens krijgen we een korte inhoud van het item, een duidelijke illustratie en verwijzingen naar een of enkele schilderijen (of sculpturen). Die laatste gebeuren door duidelijke aanduidingen en summiere teksten. Dit zorgt voor overzichtelijkheid en lokt interesse. In een grijs kader worden de gegevens met o.a. de situering zowel in tijd als ruimte nogmaals opgesomd. Misschien getuigen beide boeken en de volledige reeks niet van diepgaand wetenschappelijk werk en soms zelfs van een te oppervlakkige beschouwing die niet altijd volledig correct is, maar we leren wel beter kijken, vernemen soms leuke details en krijgen op een vlugge manier de korte inhoud van de voorstelling of het lemma. Het valt ten andere op dat de laatste tijd meer van dergelijke uitgaven op de markt verschijnen en vermoedelijk een grotere interesse voor kunst verwekken.
[Jean Luc Meulemeester]
Le trompe-l'oeil: plus vrai que nature. Artlys en Musée Monastère Royale de Brou, Lyon - Bourg-en-Bresse, 2005, 144 p. € 30
Naar aanleiding van de tentoonstelling Le trompe-l'oeil: plus vrai que nature die tot 4 september ll. in het Musée de Brou in Bourg-en-Bresse nabij Macon liep, werd ook een goed gedocumenteerde catalogus uitgegeven. De reden waarom we in dit kunsttijdschrift daar aandacht voor vragen is nogal divers. Momenteel zijn stillevens in de schilderkunst niet alleen in, maar ook het overzicht dat dit Franse museum bracht was qua soorten en qua kunstenaars uit het Ancien Régime vrij volledig. Bijna alle West-Europese landen zijn er vertegenwoordigd en hun werken worden in het boek vrij uitvoerig besproken en in kleur afgebeeld. De inleidende artikels van de bijhorende catalogus vullen aan. Lokale musea doen met beperkte middelen soms inderdaad even grote inspanningen als hun grote broers. Deze uitgave en tentoonstelling zijn daar voorbeelden van. Ook interessante aspecten van het stilleven komen aan bod, zoals de symboliek bij bepaalde voorstellingen, het gebruik ervan voor politieke propaganda vooral tijdens de revolutietijd evenals het feit dat voor sommige verzamelaars dergelijke voorstellingen een verzameling van voor hen bijna onmogelijk te bezitten curiositeiten toonde. Het samenbrengen van deze verzameling, fraai beschreven en afgebeeld, is origineel en zorgt voor zowel soms een vleugje mysterie als voor iets ludieks.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Architectuur
Iwan Strauven
De gebroeders Bourgeois: architectuur en plastique pure. Uitgave AAM, Brussel, 2005, 130 p. €25
Architect Victor Bourgeois (1897-1962) is één van de centrale figuren van de 20ste eeuwse Belgische architectuur. Met de bouw van de modernistische tuinwijk Cité Moderne in Sint-Agatha-Berchem (1922-1925) kreeg hij internationale erkenning, het woonproject werd het icoon van de nieuwe bouwkunst. Bourgeois is de enige Belg die de kans kreeg een woning te bouwen in Stuttgart als onderdeel van de legendarische Weissenhofsiedlung van 1927. Op 25-jarige leeftijd richtte hij samen met zijn broer Pierre en andere kunstenaars het avant-garde tijdschrift 7 Arts (1922-1929) op. De gebroeders waren bevriend met Magritte, Van Doesburg en vele buitenlandse kunstenaars en architecten o.a. Le Corbusier. Ook de jonge Vlaamse kunstenaars als Félix De Boeck en Karel Maes behoorden tot hun vriendenkring. Bourgeois' opdrachtgevers waren vaak kunstenaars: woning met atelier voor de beeldhouwer Oscar Jespers in Brussel (1928) en een vakantiewoning in Sint-Idesbald (1928) voor Herman Teirlinck en Karel Maes. In 1930 organiseerde Bourgeois in Brussel het 3de CIAM (Congrès International d'Architecture Moderne), een bijeenkomst met alle avantgarde architecten uit Europa. In de jaren '30 gaat zijn interesse naar stedenbouwkundige projecten. In 1937 trad hij in dienst van het Ministerie van Volksgezondheid, hij ontwierp de heraanleg van het recreatiedomein Hofstade-strand. Zijn belangrijkste gebouw uit die periode is het Postchèquegebouw te Brussel (1937-1949), nu het Huis van de Vlaamse Parlementairen. Het belangrijkste gebouw na de oorlog is het stadhuis van Oostende (1954-1960). Voor de Expo 1958 ontwierp hij de Eternittoren en het Germinalpaviljoen.
Iwan Strauwen werkt aan een doctoraat betreffende het oeuvre van Victor Bourgeois. Deze publicatie geeft voor de eerste maal een overzicht van zijn gebouwen en ontwerpen evenals een goed beeld van de samenwerking tussen de twee broers, vooral in de jaren' 20. Het voorwoord is geschreven door Maurice Culot en voor de kaft werd gekozen voor de Belgische bijdrage aan de Biënnale van Monza in 1925, met meubilair van Bourgeois en plastisch werk van Maes, Henvaux, Eemans en Baugniet.
[Marc Dubois]
| |
M. Buyle en S. Dehaeck
Architectuur van Belgische hospitalen. Ministerie Vlaamse Gemeenschap - Afd. Monumenten en Landschappen, Brussel, 2005, 256 p. €45
Met deze uitgave probeert de afdeling Monumenten en Landschappen van de Vlaamse Gemeenschap een overzicht te brengen van de diverse bestaande hospitaalgebouwen in België vanaf de 12de eeuw tot in het interbellum. In het gidsgedeelte worden er zo'n 55 complexen door evenveel auteurs uitvoerig besproken. Een rijkelijke fotodocumentatie vult aan. Inhoudelijke gaat de aandacht hoofdzakelijk naar de gebouwencomplexen, niet naar het hospitaalwezen zelf. Heel veel van die hospitaalgebouwen zijn nog in gebruik, werden verbouwd en aangepast. Enkele kregen in de loop van de geschiedenis een andere functie, dikwijls in het verlengde van hun zorgfunctie als een rust- en bejaardentehuis of als een museum, uitzonderlijk een keer als woning. Ziekten evolueren waardoor sommige van die instellingen inderdaad hun oorspronkelijk doel verloren: pesthuisjes, leprozerieën en sanatoria. Vooraf werden enkele artikels toegevoegd over het hospitaalwezen in het algemeen en krijgen we een beeld van de evolutie van de ziekenhuisarchitectuur door de eeuwen heen. Eventjes komen ook de militaire ziekenhuizen en afzonderlijke museale hospitaalverzamelingen aan bod. Het boek brengt misschien geen nieuwe feiten, wel samenvattende beschouwingen en een overzicht. De verzorgde realisatie en opmaak mogen eveneens worden aangehaald. Een index was nuttig geweest.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Fotografie
Christophe Lambert
Reizen in Azië - Voyages en Asie - Travels in Asia. Lannoo, Tielt, 2005, 168 p. €49,95
Fotoboeken zitten in de lift. Gentenaar Christophe Lambert trekt al sinds 1992 door Indonesië, Nepal, Thailand, India en Cambodja. ‘Reizen in Azië’ is zijn derde fotoboek, terecht drietalig uitgegeven met bibliofiele zorg. Toeristen willen overal ter wereld de sfeer gaan opsnuiven, Lambert echter gaat op reis met de bedoeling om bij te leren. Om het antwoord te weten op sommige vragen over leven en dood, heb je soms een heel leven nodig. Schrijven en fotograferen kunnen daarbij helpen om de vele ervaringen te verwerken. Maar er is méér. In het spoor van Moeder Theresa en Gandhi, geraakt door het schrijnende bestaan van armen en kinderen, werd de fotograaf in de positie van boodschapper geduwd. Door zijn portretten kunnen we niet langer blind blijven voor de primaire noden van onze medemens. Rimpels vertalen pijn, wenkbrauwen fronsen niet-begrijpend, koude ogen verbergen een verleden. Hier klinkt de roep om zuiver water, voedsel, kleding, onderdak en onderwijs. De modernisering heeft de kloof tussen arm en rijk alleen maar groter gemaakt en de rijkdom van culturen en tradities overboord gegooid. Met het project Mensch Trust geeft Lambert onmiddellijk zelf het goede voorbeeld en gebruikt de opbrengst van zijn werk voor een kindertehuis en een veldhospitaal in India. Dit zijn geen foto's van een toerist, maar van een missionaris.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Literair essay
Ernst Bruinsma
Kwaliteit als credo: een geschiedenis van uitgeverij Manteau (1938-1953). Meulenhoff-Manteu, Amsterdam, 2005, 438 p. € 24,95
In Kwaliteit als credo schetst Ernst Bruinsma de geschiedenis van uitgeverij Manteau vanaf het ontstaan in 1938 tot en met 1953, het jaar waarin Louis Paul Boon de uitgeverij vaarwel zei. Angèle Manteau begon haar loopbaan als secretaresse bij de Brusselse vestiging van de Nederlandse uitgeverij Stols. Toen deze zijn Belgische activiteiten moest stopzetten.
| |
| |
kocht Manteau Stols' voorraden over en startte haar eigen zaak. Op 1 april 1938 hield ze Uitgeversmaatschappij A. Manteau boven de doopvont. Ernst Bruinsma behandelt in zijn boek een cruciale fase in het bestaan van uitgeverij Manteau: de periode rond de Tweede Wereldoorlog. Zijn schets van de geschiedenis van deze voor de Vlaamse literatuur zo belangrijke uitgeverij, is meteen ook een brok geschiedenis van het culturele leven in het Vlaanderen van de jaren '40. De auteur belicht de oorzaken van het succes van de Vlaamse uitgeverijen tijdens de oorlogsjaren en het aandeel van uitgeverij Manteau daarin. Dat de rechten verwierf op licentie-uitgaven van Nijgh & Van Ditmar en Uitgeverij Van Kampen, en gouden zaken deed met werk van onder anderen Maurice Roelants, Willem Elsschot en Gerard Walschap. Dat Manteau na de oorlog nooit enige hinder ondervond van de repressie, ook niet nadat haar fondsauteur Valère Depauw veroordeeld was komt, stelt de auteur, door de brede samenstelling van het Manteaufonds, waarin alle gezindten vertegenwoordigd waren. In Bruinsma's boek passeren naast Louis Paul Boon, de belangrijkste schrijver uit het fonds van Manteau, veel belangrijke schrijvers de revue. Om er maar enkele te noemen: Hubert Lampo, Piet van Aken, Johan Daisne, Richard Minne en Curzio Malaparte. Kwaliteit als credo is een breed opgezette wetenschappelijke geschiedenis van uitgeverij Manteau over een bijzonder boeiend aspect van de Vlaamse literatuurgeschiedenis. Pluspunt is ook de heldere stijl en boeiende manier van vertellen, waardoor het boek hopelijk ook een breder geïnteresseerd lezerspubliek kan aanspreken.
[Geert Swaenepoel]
| |
Johan Vandenbroucke
Jeroen Brouwers. Het verhaal van een oeuvre. Atlas/Letterkundig Museum, Amsterdam - Den Haag, 2005, 300 p. € 24, 90
Naar aanleiding van de tentoonstelling in het Letterkundig Museum in Den Haag over Jeroen Brouwers, verscheen in de reeks ‘schrijversprentenboeken’ als nummer 54 in de reeks Jeroen Brouwers. Het verhaal van een oeuvre. Het boek is van de hand van Johan Vandenbroucke, literair journalist bij de krant De Morgen en publicist. Het is een publicatie waaruit duidelijk de fascinatie van Vandenbroucke voor zijn onderwerp blijkt. Hij kent het werk van Brouwers door en door en schetst het leven van Jeroen Brouwers aan de hand van citaten uit zijn oeuvre. Op die manier wordt de band tussen leven en werk van de auteur duidelijk gemaakt. Het boek is door de uitgevers rijkelijk van illustraties voorzien en bevat veel materiaal dat nooit eerder gepubliceerd werd. Niet te missen dus voor de liefhebber van het werk van Jeroen Brouwers! De tentoonstelling over Jeroen Brouwers zal van 26 november 2005 tot en met 26 februari 2006 ook te zien zijn in het AMVC-Letterenhuis in Antwerpen.
[Geert Swaenepoel]
| |
Literair proza
August Thiry
Land van beloften, Vrouwen onder de islam, Davidsfonds, Leuven, 2004, 130 p. € 15,99
Het jongste boek van August Thiry bestaat uit drie reisnovellen die zich afspelen in drie verschillende landen of beter gezegd grensgebieden. Het eerste verhaal situeert zich op de grens tussen het orthodoxe Georgië en het islamitisch Turkije. Het tweede tussen Iran en het Oermiameer, een kleine groep vergeten Assyrische christenen overleeft er in de bergen van Noord-Irak. De laatste novelle speelt zich af in de Noord-Pakistaanse abrikozenvallei waar China en de oude Tibetaanse bergculturen elkaar kruisen. Een verre uithoek lijkt het vertrekpunt van elk verhaal, maar deze geografische panorama's en historische vergezichten zijn slechts een achtergrond voor wat werkelijk van belang is: mensen die hun verhaal vertellen. Centraal staat de ontmoeting van onbekenden die in een onweerstaanbare opwelling hun levensverhaal vertellen aan een vreemde die luistert en knikt. Mensen zoeken naar geluk in hun Land van beloften, maar ze lopen eerder in hun ongeluk. Geen andere keuze blijft er over voor deze vrouwen onder de islam dan vreemd gaan. Schone schijn verdoezelt de gore waarheid van armoede, onderdrukking en uitzichtloosheid. August Thiry houdt niet van de snelweg, maar neemt de lezer mee op de stille zijpaden van het leven, de liefde en de dood. Hier bezielen mensen het landschap. Oude verhalen en vreemde culturen blijven fascineren.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Bruno Mistiaen
In het land van de kersen. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2005, 206p. €16,95
Met de vijf verhalen bijeengebracht in ‘In het land van de kersen’ maakt Bruno Mistiaen zijn debuut als prozaïst. In zijn teksten focust hij nadrukkelijk op wreedheid en gruwel. De context ervoor is divers en verscheiden: er zijn de oorlogsomstandigheden in een niet nader genoemd land in het titelverhaal, er is de berekende manier waarop mensen er binnen een geforceerde relatie op uit zijn elkaar kapot te maken. Hoe dan ook, Mistiaen buigt zijn verhaallijn telkens weer om naar een vorm van ontmenselijking die het psychologische en emotionele gedrag van zijn personages inkleurt. In het titelverhaal komen twee leden van de ‘piesforces’ (een enerverende tic van Mistiaen is dat hij Engelse woorden zo gaat opnemen - een ander voorbeeld: ‘sjiet’) op een boerderij terecht waar een vrouw zich met haar zoon heeft verschanst, niet nadat zij zelf haar man kapot heeft gemaakt. Uiteindelijk eindigt het ermee dat de teelballen van de man als ‘lekkernij’ worden opgediend. Mistiaen tast - niet altijd met evenveel succes overigens - de grenzen af van het incasseringsvermogen van de lezer. Een vrouw die bij het lijk van haar zus, ooit een geflipte actrice in een film van Jean-Luc Godard, waakt, een jongen die de pesterijen op school beu is en nazi wordt, een stokoude vrouw die omdat zij nu eenmaal centen heeft, door haar jongere minnaar wordt belaagd, een fabrieksdirecteur die door zijn werknemers naar een slachterij wordt gebracht en daar voor de ‘naakte’ waarheid wordt geplaatst.... Mistiaen zoekt te nadrukkelijk de effecten om ook echt te kunnen overtuigen. Ook stilistisch gaat hij meer dan eens uit de bocht. Wat te denken van zinnen als deze: ‘Daar waar hij, anticiperend, zich tastend en struikelend een weg moest banen door een weinig goeds belovende duisternis, kon zij het licht van de retrospectie laten schijnen.’
[Jooris van Hulle]
| |
Patricia de Martelaere
Het onverwachte antwoord. Meulenhoff, Amsterdam, 2004, 286p. €17,50
De titel van De Martelaeres jongste roman, Het onverwachte antwoord, verwijst naar het gelijknamige schilderij van René Magritte, dat op de kaft van het boek staat: het stelt een gesloten deur voor waarin een menselijk silhouet is uitgesneden. Die raadselachtige afwezige in De Martelaeres roman is Godfried H. Hij treedt niet zelf op in het verhaal. De auteur omcirkelt haar hoofdpersonage door zijn levensverhaal slechts bij mondjesmaat te onthullen, via het relaas van de vrouwen in zijn leven. Op die manier leert de lezer Godfried H. kennen als schrijver, lesgever, minnaar, echtgenoot, vader. Godfried daardoor tegelijk afwezig, maar ook zeer dominant aanwezig in het boek en in het leven van de vrouwen. Wat bijblijft na lezing van het boek is de complexiteit van het hoofdpersonage en van de mens in het algemeen; de ongrijpbaarheid ook van elk mens. De Godfried die portretschilderes Esther kent is een andere dan de Godfried van wetenschapster Clara of dan de Godfried gezien door de ogen van zijn vrouw Anna of van zijn dochter. Hun verhalen worden afgerond door het ruim 120 bladzijden lange afsluitend hoofdstuk, één lange liefdesbrief van een vrouw aan haar geliefde en minnaar. Daarin staan liefde en gemis centraal. Het onverwachte antwoord is geen gemakkelijke roman, maar vraagt van de lezer aandachtige lezing. Ook dan blijven er vragen en onduidelijkheden. Maar die maken deel uit van de rijkdom van het boek.
[Geert Swaenepoel]
| |
Bart Koubaa
Lucht, Querido, Amsterdam, 2005, 124 p. € 14,95
Hoe voel je je als je beseft dat je mee verantwoordelijk bent voor de aanvallen op Hiroshima en Nagasaki? Kudo Yamamoto is 45 jaar in 1964. In 1934 trok hij met zijn moeder naar Amerika, waar zijn vader werkte. Hij studeerde er af als vertaler en kreeg het Japanse antwoord op het Amerikaanse ultimatum voorgeschoteld, met alle gevolgen vandien. Beetje bij beetje leren we de man kennen zoals hij in 1964 teruggetrokken leeft in zijn ouderlijk huis in Japan. Aan de voet van de berg houdt hij zich bezig met een allesomvattend gedicht dat hij wil schrijven in 17 lettergrepen, wanneer een brief van een gerenommeerde uitgeverij uit New York arriveert. Die uitgeverij biedt hem een exclusief contract aan en stuurt een fotografe om alvast zijn portret te vereeuwigen, het liefste voor zijn vele boeken die hij uit het Westen had meegebracht. Kudo Yamamoto weet meteen wat hem te doen staat. Die boeken heeft hij wel, maar ze zitten in ontelbare dozen. Hoe portretteer je beter iemand die de kosmos in 17 lettergrepen wil vatten voor een boekenkast met 17 planken? Van het gedicht komt weinig meer in huis en Kudo begint aan zijn boekenkast. Hij fietst op en neer naar een houthandelaar om een meter, planken en dergelijke meer. Hij rijdt evenvele keren lek en drinkt thee met de postbode en de visser. Ondertussen neemt hij de lezer mee naar andere tijden en plaatsen. Hij balanceert voortdurend tussen heden, verleden en toekomst, maar ook tussen Oost en West. Hij denkt aan zijn drie liefdes in zijn leven: het jonge meisje dat lang geleden lispelde, zijn medestudente in Amerika en een Japanse advocate die haar man ontvlucht en nu bij hem de liefde vindt. Bovendien slaagt hij erin om enkele keren te sterven. De flaptekst heeft het over ‘een mythologische vertelling, gemonteerd volgens principes van de Japanse film’. Bart Koubaa monteert er inderdaad luchtig op los. Niet dat
er geen verhaal achter zit, naarmate het boek vordert wordt dat alvast duidelijker. Met een verrassende stijl, sober en tegelijk toch beeldrijk, ga je als lezer een stukje mee in de Japanse leefwereld, tot en met de samoerai en het zwaard toe. Het is allesbehalve een rechttoe rechtaan verhaal. Soms leest het als een sprookje met de nodige clichés. Zijn vorig boek, Vuur, dat de Vlaamse debuutprijs kreeg, speelde zich af tussen zigeuners. De titel van zijn tweede roman, Lucht, wijst er misschien op dat hij de vier
| |
| |
natuurelementen wil bespelen? Of draait het veeleer om het luchtledige? Kudo's drijfveer voor zijn poëtisch project is allesbehalve succes of geld. Als zijn vriendin hem vraagt waarom hij dan is ingegaan op het voorstel van die Amerikaanse uitgeverij, antwoordt hij: ‘Omdat ik weet dat het lucht is.’ Uiteindelijk ‘staat’ Kudo ‘opgelucht op, trapt in een spijker en loopt leeg.’ Inderdaad, een mythologische vertelling.
[Joke Depuydt]
| |
Oscar van den Boogaard
Het verticale strand, De Bezige Bij, Amsterdam, 2005, 320 p. € 19,90
Oscar van den Boogaards fascinatie voor de vrouw is een publiek geheim. In onder andere De heerlijkheid van Julia (1995) en Liefdesdood (1999) slaagde de auteur er op haast onnavolgbare wijze in zowel de twijfels en overpeinzingen als de schoonheid van de vrouwelijke hoofdfiguren vorm te geven. In zijn laatste roman, Het verticale strand, kan hij die ode aan de vrouw niet evenaren. De lezer maakt kennis met drie generaties vrouwen. Het boek begint en eindigt met de mijns inziens sterkste van de acht vrouwen, Lucy van Nispen, moeder van Gloria, grootmoeder van Rickie. De kernidee van het - enkele keren geciteerde - existentialisme getrouw, zijn deze vrouwen het spoor naar de zin van het leven volledig bijster. Na de zeer uitnodigende eerste hoofdstukken van deze roman, waarin mooie beschrijvingen en avontuur hand in hand gaan, volgt ongeveer halfweg het boek een aanslepend relaas van dan weer de ene dan weer de andere vrouw die met minnaar(s) en/of vrienden en vriendinnen, maar vooràl met zichzelf in de knoop zit. Je zou deze vrouwen prompt naar een of andere zelfhulpgroep willen verwijzen. Ze worstelen met levensvragen als ‘Wat voor vrouw wil ze zijn? Met wat voor soort man? Zou er een nieuwe vrouw uitgevonden moeten worden? En een nieuwe man? En een nieuwe familie in een nieuwe wereld?’ (p. 119). Hoe meer dit verhaal vordert, hoe sterker soap-allures het aanneemt.
Een ode aan de vrouw kan je Het verticale strand bezwaarlijk noemen, daarvoor hebben de vrouwen in dit boek een té hoog ‘praatgroep’-gehalte en zoeken ze weinig diepgang. Mooi zijn ze wél, maar voor mijn part is het niet altijd ‘een kwestie van de armen en de benen’ (p. 70). Het verwondert mij dan ook zeer dat de auteur, naar eigen zeggen, keer op keer gevraagd wordt waarom hij zich zo goed kan ‘inleven in de organische, seksuele en emotionele gewaarwordingen van een vrouw’ (De Standaard Magazine, 23 april 2005). Vooral aan het tweede deel van dit boek heb ik in ieder geval weinig boodschap. En of de al dan niet nieuwe man zich deze roman kan laten smaken, blijft een open vraag.
[Hilde van Looveren]
| |
Ellen Ombre
Negerjood in moederland. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2004, 192p. € 17,50
Hannah Dankerlui verlaat in de winter van het jaar 2000 haar huis in de binnenstad van Amsterdam. Bepakt en bezakt trekt ze op weg naar een vriendin van haar omdat het leven met haar man ontrouwe Chaim nu eenmaal onleefbaar is geworden. Vanuit dit raamgegeven laat Ellen Ombre haar hoofdfiguur terugdenken aan haar verleden: haar kindertijd in Suriname, haar onderdompeling in de ‘nieuwe’ cultuur van Nederland (‘In de nieuwe omgeving werd hun een raciale identiteit opgedrongen’ - p. 132), haar huwelijk met Chaim. Hannah zelf is van moederszijde joodse, haar vader
was een zwarte Surinamer. Hoofdthema van de roman is de zoektocht naar de eigen identiteit: Hannah leeft met het drukkende gevoel nergens bij te horen, ook al tracht ze via de nagelaten geschriften van haar vader tot een zekere ordening te komen. De opmerkelijke lijst van geraadpleegde literatuur aan het slot van de roman geeft aan dat Ellen Ombre niet over één nacht ijs is gegaan. Iets te nadrukkelijk trouwens, en dit vanuit een drang om de lezer toch zoveel mogelijk informatie te bieden, worden in de overpeinzingen van Hannah omtrent haar leven tot hiertoe, essayistische fragmenten ingeschakeld, bijv. over de slavernij. Dit heeft tot gevolg dat Hannah als personage te weinig als mens van vlees en bloed wordt getekend.
[Jooris van Hulle]
| |
Désanne van Brederode
Het opstaan. Querido, Amsterdam, Querido, 2004, 542 p. € 19,95
Hoe gaat een man om met langverwachte roem? Hoe gaat diezelfde man om met zijn verleden? En met de samenleving? Rudolf de Wolf is vijftig en krijgt eindelijk erkenning als toneelschrijver en essayist. Hij woont samen met Barbara en heeft een zoon uit een vorig huwelijk. Zijn eerste vrouw pleegde zelfmoord en Wolf besteedde 14 jaar geleden de opvoeding van zijn driejarig zoontje uit. Tussen zijn vierenveertigste en zijn achtenveerstige bezocht hij een psychiater, die hem uiteindelijk de deur wees. Alles was geanalyseerd en gezegd. ‘... over de dood heen de hand gereikt, vergevingsgezind...’ En laat die erkenning hem weer de dieperik in trekken. Wat wil hij, wat moet hij met zijn vrouw(en) en zijn zoon, Bouwe? Waar droomde hij van en wat is er van gekomen? Alsof dat nog niet genoeg is, komt daarbij nog een ongewoon bouwproject. Barbara raakt betrokken bij een initiatief van de Nederlandse overheid om een kunstmatige stad te creëren. Een stad voor minderheden, op het domein Appèlbergen bij Groningen, waar de bewoners zich vrij kunnen bewegen. Leve de vrijheid. Alhoewel. Regels moeten er uiteraard zijn en worden het liefst ook nageleefd, maar dan enkel de regels van de nieuwe stad. Een getto? Absoluut niet, dat is nu echt wat het niet mag worden. Alhoewel. Joden krijgen een synagoge in hun wijk, Arabieren een kashba. Alles wordt erbij gesleurd om toch maar niet de indruk te wekken dat de stad in Nederland ligt. Een modern concentratiekamp?
Barbara loopt warm voor het project (en voor een appartement met afbetaalde hypotheek) en gooit zich erin. Engagement, met alle gevolgen vandien. Uiteraard ook voor Rudolf. Schuld en samenleving. Ik stond erbij en ik keek ernaar? Een turf van een boek (meer dan 500 bladzijden) en dat is jammer. Jammer omdat het thema op zich bijzonder is. Van de holocaust naar een multiculturele samenleving. Een nieuw type Auschwitz, geraffineerder omdat mensen er niet gedwongen samen zijn. Onderlinge haat door manipulatie, eigen volkeren tegen elkaar opzetten. Jammer omdat je je als lezer verliest in de vele buitensporige nevenverhalen. Jammer omdat de stijl van de schrijfster aan kracht inboet door de breed-sprakerige uitwerking van het gegeven. Minder breed schrijven hoeft toch geen synoniem te zijn voor ‘vlak’ schrijven?
[Joke Depuydt]
| |
Monika van Paemel
Celestien. Meulenhoff, Amsterdam, 2004, 543p. € 22,50
‘Celestien’ is het eerste deel van wat een uit twee afzonderlijke romans bestaand epos moet worden onder de overkoepelende titel ‘De gebenedijde moeders’. Een antwoord dus op het in 1985 verschenen epos over ‘De vermaledijde vaders’. In een breed opgezette familiekroniek, waarin Van Paemel bij monde van de dienstmeid Celestien de geschiedenis vertelt van de gegoede familie Van Puynbroeckx, wordt een portret getekend van een vrouw die voor altijd een voetnoot zal blijven in de geschiedenis, maar ondanks het juk van de dienstbaarheid nooit haar eigen diepere ik heeft verloochend. Terugblikkend op haar leven, waarbij zij de herinneringen over en door elkaar heen laat schuiven, meandert Celestien door de familiegeschiedenis die zowat de hele voorbije eeuw omvat, en haar betrokkenheid erbij. Latent aanwezig daarin zijn de gevoelens die zij, zonder er ooit ook echt aan toe te geven, koesterde voor haar meneer: ‘Augustijn was alles voor mij: man en minnaar, vader en zoon. Dat hij dat niet zag, of niet wilde zien, veranderde daar weinig aan. En dat ik nooit het bed met hem heb gedeeld, maakte het niet minder, al heb ik daar zeker naar verlangd.’ Uiteraard besteedt Celestien in haar terugblik ook veel aandacht aan ‘de’ vrouw in huis, die zij steevast ‘Madame’ noemt, op één enkele keer na, wanner zij haar Madame na het verlies van het zoveelste engeltje uit haar lethargie heeft gehaald door haar met haar naam aan te spreken, ‘Marguerite’ (een verwijzing meteen naar de gelijknamige roman die Van Paemel publiceerde in 1976). Celestien voelt intuïtief aan wat haar Madame dwarszit: ‘een kwellend gevoel van verlies, van verslagenheid. En ook een onredelijk schuldgevoel.’ Tegen de achtergrond van de oorlogsgebeurtenissen - de twee wereldoorlogen
hebben de familie blijvend getekend - ontvouwt de roman ‘Celestien’ zich tot een breed uitgetekend tijdsbeeld, waarin de vrouw op zoek is naar zichzelf.
[Jooris van Hulle]
| |
Poezïe
Esther Jansma
Alles is nieuw. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2005, 56 p. € 14,95
De dichteres Esther Jansma (1958) is een gevestigde waarde in het Nederlandstalige literaire wereldje. Met Alles is nieuw is ze aan haar zesde bundel toe. Daaronder bevindt zich het onvergetelijke Hier is de tijd, bekroond met de prestigieuze VSB-Poëzieprijs, genomineerd voor De Gouden Uil en goed voor zes drukken. Dat is, hoeft het gezegd, in ons taalgebied weinig dichtbundels gegeven.
| |
| |
Met Alles is nieuw is een beweeglijke, fantasierijke dichteres aan het woord. Ze slaat haar literaire vleugels uit over de intrigerende eeuwen van middeleeuwen en Romeinen, herschikt de werkelijkheid met infantiele, onbevangen blikken die alle zekerheden en dogma's op losse schroeven komen zetten. Haar werkelijkheid wordt als onveilig ervaren, maar herbergt in zich toch elementen van veiligheid maar tegelijk van een schrijnende afwezigheid. Precies dat laatste zorgt dan weer voor het ontmantelen van al te conventionele begrippen van veiligheid en zekerheid. Niets is zeker, alles veeleer resultaat van waarneming met haast mystieke blik.
Esther Jansma bewerkt dat alles op zo'n heerlijk subtiele, rustige, ongedwongen, en verrassende manier, dat men bij deze gedichten als lezer nooit naar adem hoeft te happen. Dat op zich al is hoogst onwaarschijnlijk in een bundel waarin het verlies en de afwezigheid - én meteen ook de menselijke onmacht - als zekerheden manifest aanwezig zijn. Kortom: schitterend werk.
[Stefan van den Bossche]
| |
Kurt De Boodt
Anselmus. Gedichten. Lannoo, Tielt, 2004. 64p. €14,95
Na de door en door filosofische bundel Moules belges waarin De Boodt op een schitterende manier de mens zowel lichamelijk als geestelijk ontleedde, is Anselmus, zijn nieuwste dichtbundel, een beetje een tegenvaller. Er staan wel een groot aantal geslaagde gedichten in en de meeste verzen kunnen ook wel bekoren, maar een nieuw hoogtepunt in zijn jonge oeuvre is het niet geworden. Het is allemaal een beetje te veel postmodernisme volgens het boekje. ‘Weinig samenhang’ zijn de kernwoorden waarmee dit boek getypeerd wil worden. Dat wordt al meteen duidelijk bij de inhoudsopgave: De Boodt presenteert zijn lezer ultrakorte cycli van één tot hoogstens zes gedichten per afdeling. Die versnippering wordt ook gethematiseerd: hoge cultuur (Baudelaire, Rimbaud) botst er met lage cultuur (Professor Barabas, Rambo), flarden gesprek worden afgewisseld met taalfilosofische verwondering en voor de rest zijn het heel veel ‘Brokstukken’, zoals een van de cycli heet. De Boodt evolueert in Anselmus ook naar een veel soberdere uitdrukkingsvorm, die in zijn karigste momenten aansluit bij de poésie pure. En natuurlijk ontbreekt dan de verwijzing naar de goddelijke van Ostaijen niet, alsof sinds de studie van Geert Buelens een dergelijke allusie zaligmakend is. In zijn beste momenten, bijvoorbeeld in de titelafdeling of in gedichten als ‘Crah’ en ‘I'll be back’, is Anselmus een bundel die werkelijk op een prachtige en ludieke manier een modern levensgevoel uitdrukt, maar meestal zijn het kunstjes van een talentvol dichter. Heel vakbekwaam uitgevoerd allemaal, maar veel te vaak een beetje steriel postmodernisme.
[Carl De Strycker]
| |
Patrick Lateur.
Kruisweg in de stad. Met picturaal werk van Luc Hoenraet. Uitg. P, Leuven, 2005, 48 p. € 16,50
De teksten van de dichter volgen: de klassieke veertien staties van de kruisweg, aangevuld met twee inleidende gedichten over het Laatste Avondmaal en over Getsemane, en twee uitleidende over De Levende, uitlopend op de essentiële vraag met logisch antwoord: Waar ligt ons Galilea? In vrijheid van bevrijde mensen. Tussenin krijgen veertien gedichten hun vaste plaats, van de veroordeling tot het graf. De bundel werd geschreven in herinnering aan Armand Demeulemeester (1926-2002) en werd geïllustreerd met reproducties van plastisch en grafisch werk van Luc Hoenraet (1941). De taal en het beeld vinden elkaar in de kruisvorm die steeds weer opduikt in hoofdkleuren, die zichtbaar korrelig uitvloeien tot aan de randen, tot bij de kijker en lezer zelf.
De graffiti rond de kruisvorm zijn baanbrekend en opstandig, terwijl de teksten eerder rust uitstralen. Er is meer dan die ene tegenstelling in dit boek. Alles culmineert in de eindwoorden: De nacht legt over alles haar diepe duister / Het bange wachten is begonnen.
De twee kunstenaars die tot gestalte komen in deze verzorgde publicatie mogen geprezen worden. Zij legden de laatste steen voor een uitgave die getuigt van adel en zuivere schoonheid.
[Fernand Bonneure]
| |
Gerrit Komrij
Spaans benauwd. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2004, 42 p. €17,50
In zijn nieuwe dichtbundel Spaans benauwd toont Gerrit Komrij zich opnieuw een kameleon, maar meteen ook een gladde aal. Telkens doet hij de indruk ontstaan dat het ik dat achter de woorden zit, zichzelf bloot geeft, maar altijd opnieuw frustreert hij zijn lezers, want dan doemt er weer een onbekend facet op dat heel het beeld op de helling zet. Nergens toont het ik zijn ware gelaat, nergens is het grijpbaar en steeds verschuift het: ‘Ik ben zelfs degene niet / Die ik voorwend niet te zijn -’ dicht Komrij.
Poëzie is Komrijs lange leven, zo bekent hij, maar het is ook één grote leugen. Anders dan wat het cliché wil, legt de dichter niet zijn ziel bloot, maar is alles wat hij schrijft gefantaseerd. Komrij speelt op die manier een spel met de verwachting van de lezer die lyriek nog al te vaak ziet als expressie van zeer persoonlijke gevoelens. Met zo'n opvatting over poëzie steekt Komrij hier de draak. Niet in zijn gedachten, maar in het diepst van zijn gedichten is hij een god. In taal maakt hij van een zeemeermin een ‘harige vrouw met een baard’, wordt hij opnieuw geboren, deze keer evenwel zonder ouders, verzint hij een jeugd, fantaseert hij mogelijke werelden, is hij lekker genadeloos en transformeert hij zichzelf tot in het kwadraat.
In Spaans benauwd illustreert Komrij op meesterlijke wijze Rimbauds uitspraak ‘je est un autre’ en stelt daarmee niet enkel het subject, maar ook de literatuur ter discussie. Want als de zender van de boodschap zich verstopt en onvindbaar is, hoe betrouwbaar is dan nog zijn bericht? Ogen de kwatrijntjes vormvast en vlot leesbaar, ze geven voldoende te denken doordat ze vastgeroeste opvattingen problematiseren en aan het wankelen brengen.
[Carl De Strycker]
| |
Alfred Schaffer
Geen hand voor ogen. Gedichten. De Bezige Bij, Amsterdam, 2004, 96 p. €16
Alfred Schaffer, de in Zuid-Afrika woonachtige Nederlander met wortels in Aruba, is een van de belangrijkste hedendaagse dichters. Dat bewijst hij opnieuw met de lijvige bundel Geen hand voor ogen. Wat in vergelijking met zijn twee voorgaande bundels meteen opvalt, is de grotere vormvastheid van deze gedichten. Deze strakkere greep op de verzen, betekent echter nog niet het vatten van de werkelijkheid. De wereld van Schaffer is immers vaak zo mistig dat je ‘geen hand voor ogen ziet’, maar dat schept voor de dichter ook weer de mogelijkheid om de dingen zonder ooglappen en vanuit een heel ander perspectief te bekijken. Schaffer observeert gebeurtenissen en brengt daarvan verslag uit, maar het is een gefragmenteerde wereld die hij presenteert. Brokstukken werkelijkheid vermengen zich met flarden gesprek en rake commentaren tot een boeiend, maar subjectief verhaal. Vaak wordt niet op het eerste zicht duidelijk waar het om gaat, maar bij herlezing trekt de nevel op. Wie bereid is om zonder vooringenomenheid te lezen, ontdekt hier prachtige, intrigerende gedichten, die ogen doen open gaan. Het mooiste gebeurt dat in de cyclus ‘Kalenderdagen’ waarin Schaffer met antoniemen speelt en bijvoorbeeld droom verrassend in werkelijkheid laat omslaan of praktijk en theorie tegen elkaar uitspeelt. Geen hand voor ogen bevat berichten van een modern mens: soms ontredderd, soms verwonderd, maar vooral (taal)gevoelig.
[Carl De Strycker]
Hotel Parnassus. Poëzie van dichters uit de hele wereld, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2005. 150 p. € 17,95
Voor de vierde maal krijgt het werk van de schare dichters die optreden tijdens het Rotterdamse Poetry International Festival een papieren staartje. De grootste troef van deze bloemlezing is haar verscheidenheid: in Hotel Parnassus is geen enkele kamer dezelfde door een keur aan stijlen en poëtica's. Bovendien is er de prikkelende culturele diversiteit van de gedichten. De lezer vertrekt op ontdekkingstocht naar gebieden die voor hem/haar niet altijd vanzelfsprekend zijn, zoals Roemenië, Letland en Egypte. Hoewel de kwaliteit van de gedichten van Hotel Parnassus wisselt, kan men er kostbare schatten vinden, zoals de Amerikaanse Jorie Graham en de Duitse Monica Rink. In Rinks gestamelde gedichten wordt het lieftallige vermengd met het demonische: haar gedichten zijn - om Rinks woorden te gebruiken - ‘teder vergiftigd’ (p. 103). Ook Grahams poëzie maakt indruk. Haar taal worstelt met de logica van het fysieke en het fysische: haar kunst is ‘een vorm van materie van materie’ (p. 60). Eveneens boeiend is het werk van Nieuw-Zeelander Gregory O'Brien: hij leert ons in ‘Ode aan de stoel’ ‘dat de stoel/ in vele opzichten maar een ingekort bed is //dat ingekorte slaap biedt’. Met deze en andere horizonten wil Hotel Parnassus de wereldreiziger in de poëzieliefhebber verleiden.
[Cathérine de Kock]
| |
b. zwaal
Een drifter. Querido, Amsterdam, 2004, 52 p. €16,95
Een drifter heet, na vijf jaar van zwijgen, de fascinerende nieuwe bundel van b. zwaal en hij bevat zeer uitgepuurde verzen. Zoals de lezer dat gewoon is van deze dichter, wordt de taal tot haar essentie teruggebracht. Er staat geen woord te veel, sommigen vinden zelfs dat er een aantal te weinig staan, maar met dit minimum aan woorden, weet zwaal een maximum aan uitdrukking te bereiken. Daarvoor buit hij de talige middelen zeer sterk uit en gebruikt hij bijna alle stijltrucs die mogelijk zijn. Het is fantastisch om te zien hoe in zo weinig woorden, zo sterk de mogelijkheden van de poëzie worden benut. Niet enkel talig keert zwaal terug naar het meest wezenlijke, maar ook thematisch. In een drifter staan de elementen aarde, wind en vooral het water centraal. De zee staat enerzijds voor de grote, woeste natuur waar de mens geen greep op heeft, anderzijds voor de vrijheid die aantrekt. Het is prachtig hoe hier de verscheurende keuze tussen aan wal blijven of op zee gaan telkens opnieuw wordt geëvoceerd. Dit zwalpen maakt zwaal een hele bundel voelbaar. Maar hij roept vooral een ootmoed op ten opzichte van de natuur. Telkens opnieuw is hij erdoor overweldigd, of het nu gaat om de haast mystieke ervaring van opgenomen zijn of het overdonderende besef er geheel buiten te staan. Dat gevoel van kleinheid van de mens uit zich noodzakelijkerwijze in een zeer gereduceerde schriftuur. Zwaal tracht immers te spreken over een mysterie, zonder daarbij in lallen te vervallen. Een drifter bevat weinig woorden, maar geeft veel te denken.
[Carl De Strycker]
| |
| |
| |
Jeroen Theunissen
Thuisverlangen. Meulenhoff-Manteau, Antwerpen, 2005, 64 p. € 17,95
Er is een voortreffelijke generatie jonge dichters in Vlaanderen aan het werk getogen. Een aantal van hen werden gebundeld in de bloemlezing Op het oog. 21 dichters voor de 21ste eeuw (samengesteld door Maarten de Pourcq en Xavier Roelens, P, Leuven). Men kan er de namen vinden van onder meer Geert Buelens, Yves Coussement, Maarten Crappé, Erik Metsue, Jan Geerts en wat mij betreft een van de grootste talenten, Jeroen Theunissen (1977). Die zorgt meteen, en dan nog bij een prestigieus uitgevershuis, met de bundel Thuisverlangen voor een opvallend debuut.
Theunissen publiceerde vorig jaar al de roman De onzichtbare. Hij werd daarmee door Jeroen Overstijns als ‘de beste debutant’ van 2004 gecatalogeerd. In zijn dichtbundel Thuisverlangen gaat Theunissen de gedurfde toer op, koppelt het meest romantische liefdesgeluid aan droefenis, nieuwsgierigheid en een praktische vraagstelling die erg realistisch en dagdagelijks en nu en dan wat cliché aandoet. Er zit ook veel vaart in dat alles - interpunctie is van secundair belang - wat de zaken meteen mysterieuzer en tegelijk vloeiender maakt, etherisch, ongrijpbaar bijna. Of zoals de romanticus spreekt: ‘Zij is een wonder in praktijk mijn liefste een flinter / paarse vleugels haar bochten krimpen / zij is een warme haai en aardbei in twee te breken’.
Speelse enjambementen, een gedurfde syntaxis, betekenissen die onder meer daardoor losgekoppeld worden uit meer conventionele verbanden en contexten. Dat maakt van de gedichten van Jeroen Theunissen toch wel een rijke belevenis.
[Stefan van den Bossche]
| |
Fernand Florizoone
80ste Lente. Fernand Florizoone. Poëziebrochure van het 31ste Poëziefestival 2005 Beauvoorde.
De poëziebrochure die het Opbouwwerk IJzerstreek vzw jaarlijks uitgeeft is meer dan een gids bij een poëziewandeling doorheen Beauvoorde. Dit jaar bevat de bundel inderdaad de zestien gedichten van Fernand Florizoone die over het hele poëzieparcours tijdens de zomer van 2005 opgesteld zullen staan en ter plekke te lezen zijn tot mei 2006. Deze (kalligrafische) selectie is een voortreffelijke kennismaking met het poëtisch oeuvre van Florizoone, een dichter die sinds 1955 bescheiden maar intens bezig geweest is met het woord en het gedicht. Doorheen zijn werk lopen de thema's van de jeugd en het ouder worden, van het polderlandschap en de zee, van het vergankelijke en het blijvende. Terzelfder tijd biedt deze brochure een confrontatie tussen de teksten van de dichter en diverse poëziecommentaren van lezers die verwonderd en verrast rondkijken in het poëtisch oeuvre van de kunstenaar. Ter gelegenheid van Florizoones tachtigste verjaardag op 21 juli 2005 wordt een vermeerderde druk van Rituelen van kwetsbaarheid uitgegeven door de Uitgeverij P (voorstelling tijdens de Feestviering Fernand Florizoone op 6 augustus 2005 om 18.00 te Beauvoorde; en de volgende dag gevolgd door een Poëzietocht door de Westhoek - met bus: tel 058 33 05 31, Dienst Toerisme Veurne). De brochure en het poëziefestival 2005 bieden een unieke kans om het oeuvre van deze spaarzame dichter op locatie mee te maken. Voor het Kunsttijdschrift Vlaanderen heeft Fernand Florizoone jarenlang de rubriek ‘Poëtisch Bericht’ geleid: hij deed dat met milde appreciatie en oog voor de waarde van het vers van jonge debutanten. We twijfelen er niet aan dat de vernieuwde aandacht voor zijn werk bij velen eveneens met een milde appreciatie onthaald zal worden.
[Julien Vermeulen]
| |
Els Leemans
In hun namen. Gent, Poëziecentrum, 2005, 53 p. € 15
Wat meteen opvalt in de bundel van Els Leemans (1958-2005), is de fraaie vormgeving met overwegend blauw en groen, op de achtergrond van een witte kaft. Het achterplat is blauw, met witte tekst. Het zijn de kleuren van water, zee en golven, de elementen die deze gedichten voor een belangrijk deel mee bepalen. Die permanente aanwezigheid maakt elke versregel overigens ook licht, etherisch, zachtzinnig op de meest vrouwelijke manier. Els Leemans heeft weinig woorden nodig voor een optimaal poëtisch resultaat. Dat wijst hoe dan ook op métier, op weten hoe een gedicht functioneert en het ook nog stijlvol in praktijk kunnen brengen. Deze gedichten zijn beheerst, niet uitbundig, hoewel het gehanteerde beeldmateriaal vaak dwarrelend is, zodat aan vastgeroeste betekenissen en connotaties nauwelijks ruimte wordt gegund.
Ik wil dat van deze dichteres veel dingen zouden kunnen blijven, want er staan te veel prachtige gedichten in haar debuutbundel die, zoals in de flaptekst wordt gezegd, jammer genoeg meteen ook haar poëtisch testament is geweest. Een openingsgedicht als ‘Baai en ik’ ontroert, grijpt naar de keel en herbergt in zich de bevreemdende, want me dunkt leefbare spanning van leven en dood. Wat te denken van ‘De zanger’, waar in de eerste strofe gevraagd wordt: ‘Hoe zal ik zingen? / Mijn lied geneest en bewaart / wat is geweest, het lijkt of zij / na vandaag nog elders leeft.’ Ook in dit, en nog in heel wat andere gedichten, primeert het ondermijnende spel van angst en twijfel, van aan- en afwezigheden, van stemgeluid en stilte.
Els Leemans heeft de jaren niet gekregen waar zij recht op had. Haar poëzie verraadt niettemin een talentrijke pen, gekruid met inzicht en mysterie. Haar gedicht is heerlijk suggestief en voldragen. In hun namen is gewoonweg een bundel om te koesteren en bij te houden.
[Stefan van den Bossche]
| |
Muziek
Stuart Feder
Gustav Mahler. Een leven in crisis, De Bezige Bij, Amsterdam, 2005, 399 p. € 39,90
‘Wie goed naar mijn muziek luistert, zal begrijpen hoe mijn leven eruitzag’, schreef Mahler. Feder, musicoloog en psychiater, keert dit om: wie goed naar Mahlers leven kijkt, zal zijn muziek begrijpen.
De auteur levert geen biografie van a tot z maar focust op de vele crisismomenten in het leven van de componist. Het leven van Mahler die al van jongsaf aan geconfronteerd werd met de dood, was een aaneenschakeling van heftige dramatische gebeurtenissen. Feder omschrijft dit leven als ‘een veelzijdige psychologische romance met de dood’. Uiteraard heeft hij het ook over de jaren van ‘schitterend isolement’ zoals Mahler zelf zijn eerste huwelijksjaren noemde. Maar net die relatie bracht de diepste en fataalste crisis teweeg. Dit boek biedt een schitterend psychologisch portret van een ‘pathologisch narcist’, van een man wiens geestelijk en emotioneel leven bijzonder turbulent was, gaat diep in op zijn innerlijk lijden, maar ook op ‘het wonder van creativiteit’ waartoe Mahler ondanks (of dankzij?) alles in staat was. Op zeer overtuigende wijze illustreert Feder hoe Mahlers levenservaringen gestalte kregen in zijn muziek.
Heel vlot leesbaar. Muzikale kennis is niet echt vereist. Wel is het aanbevolen een integrale van Mahlers oeuvre binnen handbereik te houden, want dit boek nodigt uit tot luisteren.
[Jaak Van Holen]
| |
Discotheek
Jacob Obrecht
Chansons, songs, motets. Capilla Flamenca en Piffaro, o.l.v. Dirk Snellings. Eufoda 1361, € 19,95
Vijfhonderd jaar geleden overleed de Gentse componist Jacob Obrecht. De miscompositie was zowat zijn specialiteit. Veel minder gekend (en dus gewaardeerd), maar zeker niet minderwaardig, is het overige deel van zijn oeuvre: religieuze motetten, liturgische composities, Franse chansons en liederen op Nederlandse teksten. In dit laatste genre geldt hij als een pionier. Redenen te over dus om met een cd de aandacht te vestigen op dit verwaarloosde aspect van Obrechts muzikale persoonlijkheid. De composities zijn geordend in drie rubrieken: 't Vroede, 't Zotte en 't Amoureuze. Vreemd dat composities als Magnificat en Ave Maris Stella onder de laatste rubriek zijn geplaatst. De meeste liederen van Obrecht lijken op basis van de bronnen opgevat als instrumentale zettingen, maar de Capilla Flamenca reconstrueert een aantal ervan voor het eerst in vocale uitvoering; andere blijven zuiver instrumentaal. De Capilla Flamenca is een vaste waarde in de wereld van de oude muziek. Hun vorige cd, Zodiac, werd bekroond met zowel een Prix Choc als een Diapason d'or. Ook deze nieuwe opname is uitmuntend. Gracieus, met een dosis schalksheid waar nodig, vocaal bijzonder gaaf. Het Amerikaanse ensemble Piffaro, lichtvoetig en pittig, sluit hier prachtig bij aan.
[Jaak Van Holen]
| |
Ben Sluijs Quartet
True Nature. audio-cd, 60 min., opname Christine Verschorren, De Werf, Brugge, W.E.R.F. 046, distr. AMG en De Werf (www.dewerf.be), 2005 Na acht jaar en vier cd's met zijn vorig kwartet was altsaxofonist-fluitist Ben Sluijs aan herbronning toe. Uit jams in de Antwerpse kroeg De Muze groeide daarop in 2003 een nieuw kwartet, ditmaal zonder piano, maar met tenorsaxofonist Jeroen Van Herzeele als tweede blazer, bassist Manolo Cabras (Sardinië) en drummer Marek Patrman (Tsjechië). True Nature, opgenomen in oktober 2004, is hun eerste werkstuk en bevat 9 composities van Sluijs. Door het ontbreken van een harmonisch instrument als de piano klinkt de muziek heel anders dan vroeger. Grosso modo hebben de songs een experimenteler karakter, een gevolg van het exploreren van het klankenspectrum dat zich uitstrekt tussen de alt en de tenor. Sluijs verwerkte trouwens invloeden van onder andere Ornette Coleman, John Coltrane en Anthony Braxton in zijn composities, en dat is eraan te horen ook: de geest van de free jazz waart erin rond. De interactie van beide rietinstrumenten, aangepord door de ritmesectie, levert bijwijlen intrigerende dialogen op, die steunen op de improvisatorische verkenning van de aangesneden motieven. Sluijs' lyrische toon en Van Herzeeles krachtige geluid zorgen daarbij voor verrassende contrasten en vullen elkaar tegelijk wonderwel aan. Het is de ‘ware natuur’ van dit album, dat zin voor avontuur koppelt aan vakmanschap van de bovenste plank.
[Patrick Auwelaert]
| |
Chris Joris
Into the light. Chris Joris ‘Live’ with the Chris Joris Experience and the brotherhood of Sangoma. A film by Ken Kamanayo, dvd, 120 min., produced by Chris Joris, mixed by Dirk Lepez, AZ Productions FaZ 88004, 2004
Into the light is de eerste dvd gewijd aan een Belgische jazzmuzikant, al is jazz een te beperkend etiket voor de avontuurlijke muzikale exploten van percussionist, fluitist, pianist en componist Chris Joris. Zo maakt hij van alles wat hij in handen krijgt een instrument dat hij overtuigend weet te bespelen, alsof het speciaal voor hem werd ontworpen. Over zijn spel op de likembé - een Afrikaanse duimpiano - zegt een zwarte muzikant bijvoorbeeld: ‘Hij was nooit in Afrika, maar heeft Afrika in zich.’ Afrikaanse ritmen vormen inderdaad Joris' voornaamste muzikale voedingsbodem, maar ook de blues en de jazz maken er wezenlijke bestanddelen van uit. Aan de
| |
| |
Afrikaanse instrumenten die Joris bespeelt, voegt hij dan ook een eigen dimensie toe. Die kruisbestuiving zorgt voor muziek van een onweerstaanbare puurheid en authenticiteit. Elektronische effecten worden daarbij nochtans niet geschuwd - zie de indrukwekkende reeks effectpedalen waarmee Cecile Broché's elektrische viool is verbonden - maar staan steeds ten dienste van de muziek. De reeks live-opnamen in wisselende bezettingen, afgewisseld met commentaartracks (helaas zonder Nederlandse ondertiteling) van muzikanten uit Joris' entourage, geven een voortreffelijke inkijk in het eigenzinnige universum van deze getalenteerde muzikale duizendpoot.
[Patrick Auwelaert]
| |
Johannes Brahms
Vioolsonates; Yuki Hori, viool en Hans Ryckelinck, piano; PHAEDRA CLASSICS 292017.
Brahms (1833-1897) componeerde zijn drie vioolsonates in een tijdspanne van tien jaar, tussen 1878 en 1888. Ze kunnen model staan voor zijn muzikale persoonlijkheid die gekenmerkt wordt door een heldere constructie en vooral ook door een dromerige, nostalgische tot vaak zwaarmoedige, lyrische aard. Yuki Hori en Hans Ryckelinck weten die sfeer van zangerige melancholie, afgewisseld met heroïsche passages en dramatisch donkere stemmingen bijzonder goed te treffen. Zij musiceren uitstekend samen, voelen elkaar perfect aan. Heerlijke lyrische bogen, scherpe dynamische contrasten, een warm kleurenpalet ook in de meest extreme pianissimo's. De overgave waarmee ze musiceren leidt in het Adagio van de derde sonate evenwel tot een tikje teveel kleine glissando's in de viool waardoor die beweging wat al te slepend gaat klinken. De opname is niet helemaal evenwichtig in die zin dat de viool van op verdere afstand opgenomen lijkt dan de piano; ze klinkt daardoor minder direct dan haar partner. Maar dat doet niets af aan de toch wel heel mooie uitvoering.
[Jaak Van Holen]
| |
Fred Delplancq Quartet
Witches Dance. audio-cd, 66 min., opname en mix Jan Verschoren, Label Travers TRA 006, distr. AMG, 2004
Tenorsaxofonist Fred Delplancq is bekend van zijn werk bij formaties als No Vibrato, Quetzal, South Spirit en Unlimited. Met Witches Dance bracht hij een eerste cd uit onder eigen naam. Zijn begeleiders: Jef Neve (p), Guus Bakker (b) en Kris Duerinckx (dr). Delplancq schreef de acht composities en stond ook in voor de arrangementen en de productie. Met zijn robuuste, licht omfloerste toon drukt hij meteen een stempel op de openingstrack, het gedreven ‘Seventy sevens’. De eerste solo is voor Neve en die bewandelt gezwind het pad dat zijn idool Jerry Lee Lewis decennia geleden al voor hem uitstippelde. Of hoe jazz ook rocken kan zonder dat het daarom minder jazz is. ‘This is my pain’ is een ballad waarin de percussie dramatische accenten legt. Neve laat zich hier van zijn andere kant zien en ondersteunt met zijn gedragen spel de langgerekte frasen van Delplancq. In ‘New Start’ rijgt de saxofonist de noten aan elkaar tot een cluster à la John Coltrane. Op ‘Untitled’ bespeelt Neve rechtstreeks de pianosnaren. Het klinkt als een sitar. Delplancqs volle toon komt hier uitstekend tot zijn recht. De rest van de cd brengt een afwisseling van up-tempo nummers en ballads. Delplancq bewijst met Witches Dance dat de beproefde kwartetformule met een saxofonist als leader nog lang niet achterhaald is. Klasse.
[Patrick Auwelaert]
| |
DjanGo!
A tribute to Django Reinhardt - Live at the AB. audio-cd, 70 min., opname Stef Van Alsenoy, productie Waso De Cauter, De Werf, Brugge, W.E.R.F. 045, distr. AMG en De Werf (www.dewerf.be), 2004
Naar aanleiding van het 50-jarig overlijden van Django Reinhardt (1910-1953), ‘een virtuoos gitarist met een groots gevoel voor lyrisme, evenwicht en structuur’, organiseerde De Werf in Brugge in 2003 een concert. De 7 muzikanten, gevormd rond de familie De Cauter (Koen, Waso en Dajo), brachten er ‘gypsy jazz’, een mix van jazz, musette en zigeunermuziek én een genre dat door de befaamde gitarist zelf in het leven werd geroepen. Het ensemble trok vervolgens op tournee door Vlaanderen en nam op 14 en 15 juni 2004 een live-cd op in de Brusselse AB. De cd bevat 15 lappen muziek, waarvan een kleine helft van de meester zelf. Met opener ‘Swing guitares’ is de toon meteen gezet: swing opgeluisterd met de gypsy vioolklanken van Tcha Limberger. ‘Manoir de mes rêves’ tapt uit een ander vaatje: verstild en lyrisch. De enkele jazzstandards (‘Body and Soul’, ‘Embraceable You’) krijgen ook een zigeunerjasje aangemeten en het past hen goed. De gitaristen Fapy Lafertin en Patrick Saussois doen hoorbaar hun best in de buurt van hun grote voorbeeld te komen en tenorsaxofonist Joop Ayal speelt stilistisch in de lijn van Ben Webster en Coleman Hawkins, tijdgenoten van Reinhardt. De cd is daarmee geworden wat de hoestekst belooft: een hommage, ‘geen kopie maar een eigen interpretatie, die het genre als het ware nieuw leven inblaast’.
[Patrick Auwelaert]
| |
Vic Nees
Trumpet Te Deum & choral works; Els Crommen, sopraan, Manu Mellaerts en Steven Verhaert, trompet, Peter Pieters, orgel, Vocaal Ensemble Musa Horti o.l.v. Peter Dejans; In Flanders' Fields vol. 42; PHAEDRA 92042.
De discografie van Vic Nees groeit gestaag; meer dan terecht. Vic Nees, koorcomponist bij uitstek, hoort zonder de minste twijfel tot de wereldwijd meest gezongen Vlaamse toondichters. Wat geldt voor zijn hele oeuvre, geldt ook voor de drie hier opgenomen composities: grote diversiteit van expressiemiddelen, ritmische stuwkracht, bijzondere aandacht voor de ‘vocaliteit’ en dus melodische opbouw, eerbied voor de tekst waarbij zowel het individuele woord als de algemene tekstinhoud en het woord als ritmische impuls en louter klankbron worden gerespecteerd. Het Trumpet Te Deum (2003) voor gemengd koor, sopraan solo en twee trompetten krijgt in Nees' zetting niet de traditionele triomfalistische toon maar is op een paar extatische passages na, veeleer gedacht als een intimistisch dankgebed. Ook in Singet dem Herrn (2001) voor gemengd koor en sopraan solo wisselt de stemming voortdurend van stille verbazing naar uitbundig enthousiasme. De Neusser Messe (1998) voor gemengd koor, orgel en trompet volgt niet de traditionele indeling van het misordinarium: het Agnus Dei ontbreekt, een Alleluia en Communio zijn toegevoegd evenals een aantal niet gebruikelijke teksten van o.a. Hildegard von Bingen. Afgewisseld met gregoriaanse passages is dit bezwerende muziek, drijvend op mystieke wolken van innerlijke vreugde en deemoedig geloof, gediend door een gedreven en overtuigde vertolking.
[Jaak Van Holen]
| |
Alvin Curran - Inner Cities
Daan Vandewalle, piano. Longdistance Classics, 4 cd box 0560304, (distr.Harmonia mundi). €
Inner Cities werd de eerste keer door Daan Vandewalle gespeeld in Nantes in 2003. Een tweede happening volgde in februari 2004 in de Vooruit in Gent. Het was indrukwekkend om Vandewalle te horen en te zien spelen met overal zeer aandachtige luisteraars verspreid in de ruimte liggend op kussens of zittend op comfortabele zetels. De Amerikaanse componist Alvin Curran was aanwezig en het werd een schitterende avond. Voor meer Inner Cities concerten kan je terecht op www.daanvandewalle.com. Maar nu kan je de vier cd's in een mooie verpakking kopen en luisteren op een moment dat het je past. Vandewalle is docent piano aan de hogeschool in Gent en is vooral bekend voor zijn uitvoeringen van nieuwe muziek, Ives, Cage, Barlowe, hoewel hij ook graag Chopin speelt. Hij studeerde bij Claude Coppens in Gent en bij Alvin Curran aan het Mills College in Oakland, California. In 1966 was Curran medeoprichter van Musica Elettronica Viva samen met Frederic Rzewski en Richard Teitelbaum. Hij schreef environments voor rivieren, meren, havens zoals Maritime Rites, Waterworks en Monumenti. Esthetisch sluit hij aan bij het minimalisme en postmodernisme. Inner Cities bestaat uit elf stukken die de luisteraar blijven boeien. Het nummer 10 droeg hij op aan Daan Vandewalle en heeft een monumentale afmeting. Het barst uit zijn voegen door een halsbrekende virtuositeit. Inner Cities hoort thuis in elke discotheek: een echte aanrader!
[Simonne Claeys]
| |
Take the Duck
Duck's Food. audio-cd, 45 min., productie Take the Duck & Ralf Metzler, Central Station Music CD 040701, 2004
De laatste tijd zelden zo'n mooi samengaan van twee blaasinstrumenten ervaren als de sax van Toine Thys en de trompet van Daniel Nösig in de internationale formatie Take the Duck. Op Duck's Food, de tweede cd van het kwartet dat werd opgericht in 1998, brengen beide blazers net als op het debuut Resolution ('02) enkel eigen composities. Ze worden hierop bijgestaan door Sal Larocca en Manolo Cabras, afwisselend op bas, en door Thorsten Grau op drums. De heren brengen muziek die niet in categorieën denkt, maar die de ruimte zoekt om zichzelf te zijn. Muziek die constant uitdaagt en in beweging is, als een bokser die het meer moet hebben van lenigheid en durf dan van brute kracht. Die zelfzeker buiten de lijntjes kleurt ook, zij het niet té. Soms lopen de partijen van beide blaasinstrumenten elegisch gelijk op, dan weer waaieren ze uit elkaar in grillige patronen die niet verstoken zijn van humor. Maar altijd klinken ze bevlogen en fris van de lever, als Ornette Coleman en Don Cherry in hun beginjaren. Op enkele nummers leveren Maarten van der Grinten (g) en Martin Reiter (Fender Rhodes) een gastbijdrage. Vooral op ‘The Dude’ van Thys leidt dit tot passages waar de schoonheid bijna oneigentijds van af spat. Contemporaine jazz met een eigen geluid én met weerhaakjes. Een verademing.
[Patrick Auwelaert]
| |
Cesar Cui
Pièces pour piano; Christoph Deluze, piano; Pavane Records, ADW 7494.
Zwitsers pianist Christoph Deluze is een fervent vertolker van de Russische romantische klaviermuziek. In Russische bibliotheken en archieven gaat hij geregeld op zoek naar niet eerder geëxploreerd repertoire. Concreet resultaat van die zoektochten
| |
| |
is een opname van klaviermuziek van Cesar Cui, uitgebracht door het Brusselse label Pavane Records. Cui's naam figureert in alle muziekgeschiedenissen als lid van het beroemde ‘Machtige Hoopje’. Zijn oeuvre, van wisselend niveau, is evenwel zo goed als volledig van het concertrepertoire verdwenen. Het siert pianist Deluze en Pavane Records dat zij een lans durven breken voor deze componist en zijn werk. Dank zij een uitmuntende vertolking vol overgave, technische gaafheid en groot inlevingsvermogen is dit een welgekomen initiatief. De cd bevat enkele van de Préludes op 64, samengebracht in een aantrekkelijke, kleur- en contrastrijke opeenvolging boordevol afwisseling; briljant, idyllisch, virtuoos, gepassioneerd, volks, pastoraal, dansant.... De opname wordt vervolledigd met de Valses op. 31 en de vierdelige Suite op. 21. Dit laatste, en de Valse op. 31, nr 2 werden nooit eerder op cd uitgebracht. Een ontdekking.
[Jaak Van Holen]
| |
Jazzisfaction
Issues; cd audio; 61 min.; 2004; Phlavour phlooi (enkel te verkrijgen via www.jazzisfaction.com of www.cafecacao.com) - Jazzisfaction staat voor de Duitse trompettist Peer Baierlein en de Belgen Ewout Pierreux (p), Martijn Vanbuel (b) en Yves Peeters (dr); Issues voor hun in een sober kartonnen hoesje gestoken debuutcd. Elk groepslid, met uitzondering van Peeters, tekent voor enkele composities, die qua zeggingskracht aan elkaar gewaagd zijn. Mobile Home, de openingstrack, begint veelbelovend ritmisch met een motiefje dat zich onmiddellijk in je oor nestelt. Baierleins warme trompetgeluid, met vaak lang aangehouden frasen die veel gevoel voor lyriek en harmonie verraden, dringt nog dieper in je hoofd naar binnen en zoekt daar een geschikt speelveld op. Zoals in Alone bijvoorbeeld, dat van een weergaloze pracht is. Deze parel alleen al rechtvaardigt de aanschaf van het album. Of Dune zet onverwacht hard in met een hamerende piano, waarna de andere instrumenten al even gedreven invallen. Het is een nummer waarin free en hardbop elkaar vloeiend afwisselen. De intro van Sunwalk gedijt in een Oosters sfeertje, de eigenlijke compositie wordt voortgestuwd door een soepel bewegende pulse. Het geheel straalt een aura van optimisme en zorgeloosheid uit, zoals de titel al deed vermoeden. For Shorter Reasons biedt opnieuw een beklijvend thema. Erg visuele muziek is dit, die moeiteloos beelden oproept. Issues is een album met een bijwijlen sterk melodisch, elegisch en hypnotisch karakter. Nergens doet het oppervlakkig, vrijblijvend of tendentieus aan. Elke noot klinkt alsof ze een onmisbaar element vormt in een transparant verhaal dat het, eerder dan van loslippigheid, vooral moet hebben van suggestie en ongrijpbaarheid. Superlatieven schieten hier te kort.
[Patrick Auwelaert]
| |
Geschiedenis
Nico Wouters
Oorlogsburgemeesters 40/44. Lokaal bestuur en collaboratie in België. Lannoo, Tielt, 2004, 750 p. € 37,95
Deze lijvige studie geeft het Belgische luik weer van het doctoraal proefschrift van Nico Wouters, dat gewijd was aan het lokaal bestuur in België, Nederland en Noord-Frankrijk. Het heeft eigenlijk wel heel lang geduurd vooraleer het bestuur in oorlogstijd en de collaboratie op het lokaal niveau aan een grondige studie werden onderworpen. Wanneer onbevangen wordt gespeurd naar het doen en laten van diegenen die met de vijand en bezetter collaboreerden, vervaagt het beeld dat na de oorlog is opgehangen van de brave man (vaak afgeschilderd als de idealistische Vlaamsgezinde) die zich opofferde voor het goed van zijn bevolking en die hierdoor na de oorlog ‘slachtoffer van de repressie’ werd.
De essentie van het verhaal is dat het VNV in Vlaanderen en Rex in Wallonië een machtsgreep organiseerden, met als doel de leiding te nemen in alle schepencolleges van het land. Met de steun van de bezetter zijn ze hierin behoorlijk geslaagd. Gaandeweg raakten ze evenwel verstrikt in de collaboratie, waardoor ze op een aantal gebieden de grens van de neutraliteit overschreden en het niet hielden bij ‘goed bestuur’. Het gewillig doorgeven van informatie over de eigen burgers was soms niet meer te onderscheiden van verklikking. Naarmate de bezetter de oorlog verloor en de bevolking zich van hem afkeerde, radicaliseerde de collaboratie, wat de zaak van de gemeentelijke bestuurders er alleen maar slechter door maakte. Na de oorlog werden talrijke gemeentebestuurders ingerekend, vervolgd en veroordeeld. In die periode werd uiteraard, voor hun verdediging, vooral de nadruk gelegd op het goede dat ze voor hun ingezetenen hadden kunnen doen, en dat was er ongetwijfeld ook. Hun advocaten schilderden ze af als misleide idealisten, terwijl de straffen die ze opliepen over het algemeen eerder mild waren. Sommigen werden na enkele jaren in hun gemeente opnieuw verkozen en zelfs weer tot burgemeester benoemd. Toch ontstond het beeld van een politieke ‘repressie’, waarin democratische rechtsprincipes waren geschonden. Dit stimuleerde op langere termijn de mythevorming over een politieke, anti-Vlaamse ‘heksenjacht’.
De auteur heeft een massale hoeveelheid bronnen en materiaal verwerkt en heeft een heel levendig beeld geschetst van het bestuur en de collaboratie op het lokaal niveau. Nu ongeveer alle actoren van het verhaal overleden zijn, was de tijd rijp om objectief en op basis van zeer gevarieerde bronnen, een klaar beeld te scheppen.
Nico Wouters heeft op dit gebied pionierswerk verricht, ook al onderstreept hij zelf dat het werk niet af is. Eén kritiek op het degelijk uitgegeven werk geldt de eindnoten die om een dubbele reden moeilijk raadpleegbaar zijn: ze werden achteraan gegroepeerd en zijn in een uiterst klein lettertype gedrukt. Dit zijn de irritante hebbelijkheden van uitgevers. Beseffen ze dan niet dat Internet hen op de hielen zit?
[Andries Van den Abeele]
| |
J.C. Szirmai en R. Lops (vert.]
Twee middeleeuwse beestenboeken. Uitg. Verloren, Hilversum, 2005, 9p. € 13
In de Middeleeuwen maakten beestenboeken deel uit van de didactische literatuur. Deze teksten hadden niet alleen een wetenschappelijke bedoeling maar moesten ook dienen tot vermaak. Ook op literair gebied behoorden ze soms tot het fraaiste van wat die periode voortbracht. Hun hoogtepunt valt in de twaalfde en dertiende eeuw te situeren. De uitgeverij Verloren, die al vele belangrijke studies op de markt bracht, publiceerde recentelijk twee vertalingen van beestenboeken in modern Nederlands door Julia C. Szirmai, verbonden aan de Universiteit van Leiden, en Reinier Lops, verbonden geweest aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Ze werden sober maar keurig in één verzamelwerk gebundeld. Het eerste Beestenboek is in feite al één vanuit het Grieks in het Oudfrans vertaald boekje door Pierre de Beauvais. Het had Physiologus als titel en was vrij populair, ook omdat er een christelijke duiding voorzien was. Op dit boek baseerde Richard de Fournival iets later zijn Beestenboek van de Liefde, die het tweede deel van de nieuwe publicatie vormt. De teksten geven een interessant en amusant beeld van het middeleeuwse geloof en bijgeloof in combinatie met de toenmalige visie van de natuur. De inhoud bezit niet alleen een historische en literaire waarde maar de teksten zorgen evenzeer voor een aanvulling op iconografisch gebied. Dat ze door deze vertalingen nu ook aangenaam leesbaar zijn, nemen we er graag bij.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
B. Beernaert, B. de la Kethulle, J. D'hondt, B. D'hoore en B. Schotte
De Visitatie. Bewonings- en bouwgeschiedenis van het huis Wulfhagestraat 18 in Brugge. Uitg. Levend Archief, Brugge, 2005, 144 p. € 15
Sedert enige jaren publiceert de vriendenkring van het Brugse stadsarchief - naar het voorbeeld van andere Vlaamse instellingen - een reeks Leven in oude huizen met de bedoeling de (bouw)geschiedenis, de eigenaars en de bewoners van bepaalde woningen op te sporen en aan het ruime publiek bekend te maken. Het gaat telkens over verzorgde maar sober uitgegeven publicaties die ongetwijfeld goede aanvullingen zijn op het al bekende verleden van Brugge. Tijdens de opzoekingen komen de (kunst)historici dikwijls tot verrassende vaststellingen en ontdekkingen, wat van de nieuwe uitgave eveneens kan worden gezegd. Recent verscheen namelijk deel vijf in de serie in verband met het huis De Visitatie in de Wulfhagestraat aldaar. De verschillende auteurs stonden opnieuw in voor een boeiend verhaal die de historische puzzel van Brugge zeker met een stukje vervolledigde.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Noël Geirnaert
Portret & Document. Uitg. Stadsarchief Brugge, Brugge, 2005, 64 p.
In 2005 werd in het Stadsarchief in Brugge een tentoonstelling georganiseerd, eigenlijk een confrontatie tussen geschilderde of gebeeldhouwde of gefotografeerde portretten en geschreven of gedrukte documenten die de identiteit of van de familie van de afgebeelde personen bevestigen of omschrijven. Dit boek was zowat de catalogus van deze expositie maar gaat dieper en ruimer in op de figuren met diverse documenten bij het portret, zoals boedelbeschrijving, patentregister, gravure, huwelijkscontract, testament, getuigenverklaring en akten van doop, schenking, eigendom, overlijden.
Acht confrontaties worden beschreven: Anna Willemszoon op Memlings drieluik voor abt Crabbe (1468-70); Pieter II Adornes en Elisabeth Braderic (ca 1450), Filips Dominicle en Barbara Ommejaeghere (ca 1550-60), anoniem uit de omgeving van Pourbus; Jacob van den Gheeste (1583) calvinistisch stadsbestuurder door Pieter Pourbus, gesigneerd; het gezin van Pieter Baltijn (1645) door Jacob van Oost; Guillielmo De Brouwer, handelaar uit Oostende (ca 1750) met zijn gezin in zijn kantoor, door een anonieme Brugse schilder; Caroline Popp (1808-1891), schrijfster en uitgeefster van het weekblad Journal de Bruges, borstbeeld (1873) in terracotta en tenslotte Alfons Syns (1919-1944), uit Lissewege, verzetsman in WOII, gefusilleerd in Gent.
Uit een periode van vijfhonderd jaar heeft de auteur aan de hand van talrijke archivalia, een levendig portret neergeschreven van acht binnen hun tijdsbestek belangrijke mensen. Foto's van de documenten en uitvoerige bibliografie illustreren deze tekst op uitzonderlijke en aantrekkelijke wijze.
[Fernand Bonneure]
VACATURE
Het ‘Kunsttijdschrift Vlaanderen vzw’ zoekt een halftijds redactioneel medewerker.
Vanaf 15 oktover 2005 meer inlichtingen op http/www.kunsttijdschriftvlaanderen.be.
|
|