| |
| |
| |
Kader Abdolah -
een transcultureel schrijver
Susan Mahmody
‘En zo las ik het boek: niet als een gelovige maar als een man die een boek wil lezen, als een schrijver die een boek wil bestuderen. Ik moest proberen de stem van mijn vader niet te horen, want in mijn huis werd de Koran gelezen als een heilig boek, als een wonder dat je niet zomaar mocht aanraken. En ik moest proberen niet te denken aan de stemmen van de Europese rechts-radicalen die het een fascistisch boek noemden. Toen ik echt begon te lezen, dacht ik: dit is een wonder. De mensheid heeft drie literaire parels voortgebracht. De Thora, de Bijbel en de Koran. Mooier bestaat niet.’
Met deze woorden geeft Kader Abdolah ons een frappant inzicht in zijn eigen psychische moeilijkheden bij het uitwerken van zijn recent tweeluik: De Koran. Een vertaling en De boodschapper. Een vertelling. Tegelijkertijd haalt hij de Koran uit zijn strikt religieuze traditie en plaatst die in een brede literaire context die velen kan aanspreken en ontroeren.
| |
Schrijver in twee culturen
Kader Abdolah werd op 12 november 1954 als Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani geboren in Arak (West-Iran). Hij groeide op als oudste van zes kinderen in een strenggelovige sjiitische familie. Op zijn vijftiende begon hij zich echter af te keren van de islam en zocht hij troost in de literatuur. Vanaf 1972 studeerde Abdolah vijf jaar natuurkunde aan de universiteit van Teheran. In deze tijd kwam hij in aanraking met de Fadaian, een marxistische ondergrondse beweging, die zich aanvankelijk tegen de dictatuur van de sjah, en na de islamitische revolutie in 1979 tegen het fundamentalistische bewind van de aan de macht gekomen geestelijken richtte. Godsdienst beschouwde Abdolah nu helemaal als ‘opium voor het volk’. Nadat hij vanwege zijn politiek verzet met represailles werd geconfronteerd, vluchtte hij in 1985 uit Iran, wachtte in Turkije drie jaar op een visum voor de Soviet-Unie en kwam uiteindelijk door bemiddeling van de Verenigde Naties naar Nederland. De situatie van vele moslims in Nederland en de heftige debatten rond de islam in heel Europa zetten Abdolah ertoe aan terug te gaan naar zijn eigen wortels. In 2005 verscheen Het huis van de moskee, een soort familiekroniek die het verhaal van het gezin van Aga Djan vertelt en tegelijkertijd meer dan twintig jaar Iraanse geschiedenis de revue laat passeren - en dit allemaal tegen de achtergrond van een samenleving waarin de islam in verschillende gedaanten voorkomt. De boeiende én bijzonder complexe familiegeschiedenis speelt zich eerst af tegen een decor waarin we allusies op het regime van de westers-georiënteerde, autocratische sjah ontdekken. Gradueel wordt het religieuze klimaat strakker en strenger. Het romangebeuren haakt zich dan vast aan de gebeurtenissen rond de terugkomst van Ayatollah Khomeini en de islamitische revolutie. Beide regimes worden
gekenmerkt door geweld, onderdrukking en schendingen van de fundamentele rechten van de mens. Onder deze omstandigheden wordt ook de familie van Aga Djan verscheurd. Op de flaptekst van het boek zegt de auteur: ‘lk heb dit boek voor de westerse wereld geschreven. Het gaat over mensen, over kunst, over religie, over seks, over film, over het belang van radio en televisie. Ik heb geprobeerd de gordijnen opzij te schuiven en de islam als levenswijze te laten zien. Wat getoond wordt heeft ook mezelf verrast.’ Het huis van de moskee leidt de Nederlandse lezer inderdaad binnen in een Iraanse samenleving die continu verandert en van het ene politieke uiterste naar het andere overgaat. De menselijke aspecten van de geportretteerde personages krijgen een documentaire meerwaarde door hun interactie met een stuk sociopolitieke geschiedenis die vele lezers enkel door de media leerden kennen. Het boek kreeg verscheidene prijzen en werd, samen met De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch, tot een van de beste Nederlandse romans uitgeroepen.
Drie jaar na Het huis van de moskee publiceert Abdolah zijn Koran-vertaling en het levensverhaal van de profeet Mohammad. Dit laat de auteur vertellen door verschillende tijdgenoten van de profeet - vrienden en vijanden, familieleden en kennissen, aanhangers en critici. Verzameld worden deze verhalen door Zeeëd ebne Sales, Mohammads kroniekschrijver, die als kind door de profeet werd geadopteerd. Abdolah beschouwt de figuur van Mohammad aan de ene kant als profeet, als een religieus en politiek leider, maar aan de andere kant beschrijft hij hem ook als mens, als gewone man, echtgenoot en vader. Kennis van het leven van de profeet beschouwt Abdolah als fundamenteel voor het begrijpen van de islam. Als bron voor zijn vertaling van de Koran gebruikte Abdolah de in het Arabisch geschreven Koran van zijn vader. Nadat hij een passage had vertaald, controleerde de auteur deze naar eigen zeggen aan de hand van vier Perzische en vijf Nederlandse uitgaven van de Koran. Verder gebruikte hij de vijfdelige uiteenzetting van de middeleeuwse KorankennerTabari. Bleven er dan nog vragen open, dan belde hij zijn oude oom in Iran. Stilistisch en inhoudelijk bracht Abdolah aan zijn versie van de Koran enige wijzigingen aan zodat het werk geschikt zou zijn voor de huidige Nederlandse lezer. De poetische taal van het boek bewaart hij, maar hij probeert de inhoud met eenvoudige woorden weer te geven. Al de herhalingen, die karakteristiek zijn voor de Koran, heeft hij gewoon geschrapt. Voor elke soera plaatste de auteur een aantal inleidende woorden en telkens één voor Nederland typisch symbool als de koe, de tulp, de windmolen, de wolk en de klomp. Het gaat dus niet om een geautoriseerde vertaling van een religieuze tekst, maar veeleer om een intense literaire bewerking van een stuk werelderfgoed dat de Koran is.
| |
| |
■ Kader Abdolah ‘Als linkse, ondergrondse rebel was ik erg tegen de Koran. Ik zag de Koran als een boek waarmee moorden zijn gepleegd, een gevaarlijk boek. En na alle aanvallen op de Koran in Nederland in de afgelopen zes, zeven jaar, kropen de angst en onzekerheid van de Nederlanders over de Koran ook in mij. Maar dat stuitte me toch tegen de borst. Zo werd de Koran mijn vraag, mijn zoektocht. Ik werd gedwongen door de behoefte en de druk uit Nederland. Ik wilde de Koran onderzoeken en toegankelijk maken.’ NRC-Boeken, 1 augustus 2008. [foto: Joyce van Belkom]
De poging Nederland en Iran samen te brengen, loopt als een rode draad door het werk van Abdolah. Waarden als ‘eigen’ of ‘vreemd’ en absolute, statische grenzen lijken bij hem niet te bestaan. De auteur situeert zijn verhalen afwisselend in het Iraanse verleden en in het Nederlandse heden en laat zijn personages constant van tijd, plaats en cultuur veranderen. Bij voorkeur gebruikt hij intertekstuele verwijzingen in de vorm van Perzische anekdotes, gedichten, verhalen en liederen die hij in de Nederlandse context integreert. Maar ook fragmenten uit bekende Nederlandse gedichten of referenties aan de Nederlandse klassiekers weeft hij in zijn verhalen, ongeacht of die zich in Nederland of in Iran afspelen. Zijn doel is niet om Nederlandse of Perzische literatuur te scheppen, maar wel om gewoon ‘literatuur’ te schrijven, literatuur die dan wel elementen uit beide culturen combineert. Hierbij put Abdolah uit allerlei literaire en culturele bronnen en invloeden. Hij groeide op met verhalen uit de orale Perzische verteltraditie, met verzen van de middeleeuwse dichters Hafez en Saadi en soera's uit de Koran. Tijdens zijn jeugd las hij de grote westerse klassiekers als Ernest Hemingway en Gabriel García Márquez. Later ontdekte hij de Nederlandse literatuur: auteurs als J.C. Bloem, P.N. van Eyck, J.J. Slauerhoff, Multatuli, Nescio en Rutger Kopland noemt hij als zijn favorieten.
Bovendien voelt hij zich beïnvloed door schrijvende bannelingen als Vladimir Nabokov en Joseph Brodsky. Al deze verschillende invloeden brengt Abdolah op een schijnbaar heel eenvoudige en natuurlijke manier samen waardoor een nieuwe vorm van literatuur ontstaat. Een literatuur, die de culturele grenzen doorbreekt, die Nederland en Iran, Nederlands en Perzisch samenbrengt. Een dynamische vorm van literatuur, die wordt gekenmerkt door de voortdurende uitwisselingsprocessen tussen de betrokken elementen. Een literatuur, die nooit gefixeerd kan worden. Een dynamische, transculturele literatuur dus.
Kenmerkend voor Abdolah is naast het transculturele karakter van zijn werk vooral zijn taalgebruik. Heel korte, eenvoudige zinnen in een sobere, zakelijke stijl, waarin wat gezegd moet worden met zo weinig woorden mogelijk wordt gezegd, wisselen af met lyrische passages waarin een soms sprookjesachtige verteltoon vol metaforische uitspraken en symbolisch geladen beelden wordt gehanteerd. Dit onconventionele taalgebruik polariseert. Door sommige critici wordt Abdolah verweten dat hij kinderachtig en slordig schrijft omdat hij de Nederlandse taal niet goed beheerst en exotistische clichés gebruikt om goed aan te slaan bij het publiek. Andere critici daarentegen prijzen juist dit minimalisme dat volgens hen uit een enorm gevoel voor taal voortvloeit.
| |
Omdat ik een balling ben...
Eén van de centrale thema's in het werk van Kader Abdolah is vlucht en ballingschap. Bij zijn aankomst in Nederland kwam hij in een opvangcentrum in Apeldoorn terecht. Na de hereniging met zijn vrouw en dochter kreeg hij asiel en werd hem een huis in Zwolle toegewezen. Als balling moest hij zijn bestaan vanaf nul opnieuw opbouwen: hij begon de Nederlandse taal te leren o.a. door de verhalen van ‘Jip en Janneke’ van Annie M.G. Schmidt te lezen, zijn computer en een reeks woordenboeken te raadplegen en Nederlandse taal- en literatuurkunde aan de universiteit Leiden te studeren. In deze periode werkte hij in een natuurhistorisch museum en in een conservenfabriek en ten slotte kreeg hij een baan bij de plaatselijke afdeling van het Rijksarchief in Zwolle. Deze ervaringen heeft hij literair verwerkt in een aantal kortverhalen die gebundeld werden in De adelaars (1993) en De meisjes en de partizanen (1995). Beide bundels werden later onder de titel Rode wijn (2008) samengebracht.
Ook in zijn debuutroman De reis van de lege flessen vormt het lot van de vluchteling het centrale thema. Dat gaat hand in hand met de thema's integratie, identiteitsconflict en -verandering. Protagonist is de Iraanse balling Bolfazl die met zijn vrouw en zijn zoon naar Nederland is
| |
| |
gekomen. Terwijl die twee zich moeiteloos lijken in te leven, vecht Bolfazl met de taal en de eigenheden van de Nederlandse samenleving. In plaats van te proberen de situatie meester te worden, vlucht Bolfazl in herinneringen aan zijn vaderland. Hij zweeft tussen hier en daar, tussen heden en verleden, tussen realiteit en verbeelding. Enkel met behulp van zijn buurman, de homoseksuele René, overwint Bolfazl zijn weemoed en slaagt hij erin een plekje in de Nederlandse samenleving te vinden. Vrij gelijklopend is het verhaal van Dawoed, het hoofdpersonage uit Portretten en een oude droom (2003, later uitgegeven onder de titel De droom van Dawoed). De roman speelt in Zuid-Afrika vlak na de onafhankelijkheid. De journalist Dawoed bezoekt het land om een aantal lezingen te houden. In Zuid-Afrika voelt hij zich opnieuw heel sterk verbonden met zijn vaderland Iran dat hij noodgedwongen moest verlaten en in zijn dromen ontmoet hij overleden familieleden en vrienden. Hij wordt symbolisch begeleid door vijf van zijn vrienden die allemaal politiek actief waren en waarvan er enkele geëxecuteerd werden. Abdolah presenteert het verhaal van de ballingen altijd vanuit het ik-perspectief zodat de lezer het leven in ballingschap door de ogen van de vluchteling ervaart.
In Abdolahs werk vallen twee stadia van ballingschap te onderscheiden die ook in zijn eigen leven terug te vinden zijn. De eerste verhalen draaien rond de aankomst in Nederland en het leven in opvangcentra voor asielzoekers, terwijl de vluchteling in de latere romans iemand is die soms nog worstelt met verschillende problemen, maar eigenlijk toch wel zijn draai gevonden heeft in de Nederlandse samenleving. Karakteristiek voor het eerste stadium is de volgende uitspraak van Bolfazl, het hoofdpersonage uit De reis van de lege flessen: ‘Geleidelijk stuitte ik op andere vreemde dingen in de wijk. En ik moest wennen. Aan alles wennen. De sloot maakte me bang. Ik was bang dat mijn zoontje erin zou verdrinken. De omgeving van mijn ouderlijk huis had de kleur van de stenen. De rotsen die in de zon een andere kleur hadden dan in de regen. Ook moest ik aan die overheersende kleur groen wennen. Een koe in de mist was nieuw voor mij. Ook de Hollandse buien kende ik niet. Ik wilde niet nat worden, bleef binnen tot de bui ophield, maar hij hield niet op. Aan die blote benen, buiken, borsten, billen en aan de taal moest ik wennen. En René, mijn buurman, zou ik zonder onderbroek moeten accepteren.’ (p. 13)
Het meest specifieke kenmerk van het leven in ballingschap dat Abdolah in zijn werk schetst, is het besef van een tweeledige buitengeslotenheid. Enerzijds voelt hij zich nog niet opgenomen in zijn nieuwe omgeving. Anderzijds raakt hij ook vervreemd van zijn land van herkomst dat gaandeweg fundamenteel verandert en voor hem steeds vreemder wordt. Ballingschap is een bizarre ervaring met een geheel eigen tijdsverloop en een moeilijk te bevatten logica. De balling is afgesneden van het land waarmee familiale, culturele en emotionele banden bestaan, maar in zijn of haar gedachten gaat hij/zij vaak terug naar huis. Om het personage Bolfazl nog eens te citeren: ‘Mijn wereld bestaat uit twee delen. Het ene deel ligt tussen de bergen in mijn vaderland. Het andere ligt hier in een dorpje langs de IJssel. Dit heb ik nooit zo gewild. Maar ik had geen keus. Het ging buiten mij om.’ (p. 9)
In het begin staat vooral de worsteling van de balling met de Nederlandse maatschappij en taal centraal. Naarmate de tijd verstrijkt, gaat de Perzische cultuur een steeds grotere rol spelen. Abdolah zelf zegt dat de herinneringen aan Iran meteen na zijn komst naar Nederland te veel verbonden waren met de angst voor en de gruwelijkheden van het regime zodat hij hierover niet wilde schrijven. Pas door de afstand en het inleven in Nederland werd het hem mogelijk zijn verhalen ook in zijn vaderland te situeren. Zijn debuutroman De reis van de lege flessen speelt volledig in Nederland, Spijkerschrift is gedeeltelijk in Nederland en gedeeltelijk in Iran gesitueerd en Het huis van de moskee speelt geheel in Iran.
| |
Politiek engagement
Kader Abdolah is een auteur met een heel groot politiek en sociaal bewustzijn. Deze houding hangt samen met zijn opvattingen over de functie van literatuur. Literatuur heeft voor hem een fundamentele, tijdloze waarde en de schrijver draagt een maatschappelijke verantwoordelijkheid. De auteur moet de veranderingen die binnen de maatschappij optreden, thematiseren in zijn werk en actuele thema's als immigratie, multiculturaliteit en integratie behandelen. Al tijdens zijn jeugd ontdekte de auteur deze roeping. In de zomer van 1979 vertrok Abdolah naar de zuidelijke Iraanse provincie Koerdistan, waar naar eigen zeggen zijn wortels als schrijver liggen. Tot die tijd had hij wel als verslaggever geschreven voor de krant van de Fadaian, maar nog geen literair werk op papier gebracht. Op basis van zijn ervaringen en ontmoetingen schreef Abdolah een boek over het lot van de Koerden en hun gevecht voor onafhankelijkheid. Deze boeken verschenen al onder het pseudoniem Kader Abdolah - een pseudoniem dat samengesteld is uit de namen van twee geëxecuteerde vrienden. Kader was immers een Koerdisch arts en Abdolah een stedenbouwkundige. Geen enkele officiële uitgeverij wilde het boek publiceren, maar duizenden exemplaren ervan werden illegaal verkocht voor het door het religieuze regime op de index werd geplaatst. Snel begonnen de nieuwe machthebbers onder Khomeini ook politieke tegenstanders en hun familie en vrienden te vervolgen, te arresteren en te executeren. Uiteindelijk moest Abdolah vanwege zijn politiek verzet vluchten. Begrijpelijk dat de figuur van de jonge politieke activist die tegen dictatoriale toestanden optreedt, een grote rol in het werk van Abdolah speelt.
Zijn schrijverschap ziet hij dan ook niet als een gewone job of als een stuk sociaal prestige. ‘Het is een plicht, net zo mooi als het leven, net zo onontkoombaar als de dood en net zo noodzakelijk als ademhalen’. (Vooys, p. 30) Sinds 1996 publiceert hij onder het pseudoniem Mirza in De
| |
| |
Volkskrant een wekelijkse column. Met de titel, Mirza'werd in het oude Perzië de kroniekschrijver van de koning aangesproken. Het pseudoniem past bij Abdolahs columns omdat hij op een onthullende wijze allerhande actuele gebeurtenissen tegen het licht houdt en becommentarieert. In deze korte teksten slaat Abdolah een brug tussen Nederland en Iran, tussen het heden en het verleden. Hij vertelt over zijn kindertijd in Iran en de aanvankelijke moeilijkheden in zijn nieuwe thuisland Nederland, over het geestelijke regime in zijn vaderland en het verzet van de mensen, over Nederland en zijn bewoners, over alledaagse situaties, over heel actuele gebeurtenissen uit politiek, maatschappij, kunst, e.d. Selecties van deze columns werden gebundeld als Mirza (1998), Een tuin in de zee (2001) en Karavaan (2003).
Ook in zijn verhalen en romans stelt hij politieke en maatschappelijke problemen aan de orde. Vaak vertelt hij over de Iraanse geschiedenis en de hieraan verbonden politieke ontwikkelingen zoals in de romans Spijkerschrift en Het huis van de moskee. Hierin geeft Abdolah een weids panorama van enkele decennia Iraanse geschiedenis. In een dynamisch ritme laat hij dagdagelijkse gebeurtenissen afwisselen met politieke omwentelingen en religieuze verschuivingen. Zo neemt hij de lezer mee op een confronterende ontdekkingstocht waarbij zowel de details van het gewone leven in een Iraanse provinciestad als een schokkende godsdienstrevolutie tot leven komen.
| |
Vader en zoon
Abdolahs vader was doofstom en de zoon moest al vroeg de functie van tolk op zich nemen om enig contact tussen zijn vader en de buitenwereld tot stand te brengen. Verder werd de jongen vooral beïnvloed door een van zijn ooms die als imam aan de dichtbij gelegen moskee was verbonden. Hij was ook geïnspireerd door zijn betovergrootvader Ghaem Magham Farahani, die een bekend dichter en politicus was en door handlangers van de sjah werd vermoord. Deze drie figuren - de doofstomme vader, de imam en de politiek geëngageerde man - treden in Abdolahs verhalen in verschillende varianten op.
Spijkerschrift. Notities van Aga Akbar, Abdolahs tweede roman, verscheen in 2000 en speelt zowel in Iran als in Nederland. We leren de doofstomme Aga Akbar kennen die met behulp van zijn oom Kazem Gan een bijzondere gebarentaal heeft ontwikkeld om met de buitenwereld te kunnen communiceren. Als tolk fungeert zijn zoon Ismaiel. Deze is actief betrokken bij het politieke verzet en komt na zijn vlucht uit Iran in Nederland terecht. Na de dood van zijn vader krijgt Ismaiel een boekje waarin zich notities bevinden die zijn vader in een eigen ontworpen spijkerschrift heeft gemaakt. Ismaiel probeert het boekje te ontcijferen om Aga Akbar zijn stem terug te geven. Het spijkerschrift slaat dus een brug tussen verleden en heden, tussen Iran en Nederland en tussen vader en zoon. De literaire en maatschappelijke waardering die men in Nederland voor Abdolah voelt blijkt onder meer uit het feit dat hij voor Spijkerschrift de E. du Perronprijs mocht ontvangen. Ook in Het huis van de moskee treedt een sterke vaderfiguur op. Aga Djan is het hoofd van de familie en leider van de bazaar. Hij is degene die het grote gezin zelfs in moeilijke tijden van onderdrukking, geweld en oorlog samenhoudt. Zijn broer Moazén, de moëddzin van de moskee, is gehandicapt: hij is niet doofstom, maar blind. In De boodschapper, waarin het leven van de profeet Mohammad wordt weergegeven, is zijn geadopteerde zoon Zeeëd ebne Sales degene die als een soort kroniekschrijver alle verhalen optekent en voor de latere generaties bewaart.
| |
Succes
Van kindsbeen af heeft literatuur een grote rol gespeeld in Abdolahs leven. Het lijkt alsof schrijver worden altijd Abdolahs streven is geweest. In zijn verhalen, maar ook in een groot aantal interviews, geeft hij voortdurend blijk van zijn verlangen om literatuur te willen creëren. Hij voelt zich diep verbonden met de Perzische literaire traditie, vooral door de rol die zijn betovergrootvader Ghaem Magham Farahani daarin speelde. Abdolah zegt dat zijn familie sinds diens gewelddadige dood ervan droomde nog één keer een beroemd schrijver voort te brengen. Doordat Abdolah als gevolg van zijn ballingschap zijn vaderland, taal en cultuur moest achterlaten, was het realiseren van deze literaire roeping problematisch geworden. ‘Het leek me onmogelijk dat ik eens de Nederlandse woorden als materiaal zou kunnen gebruiken. Ik moest accepteren dat ik een verloren schrijver was. Dat hier (in Nederland, SM) het einde was, het einde van al mijn dromen’ zegt hij in een van zijn verhalen uit de bundel Mirza (p. 48). Dat het hem toch is gelukt zich een plekje in de ‘tuin van de Nederlandse literatuur’ te verwerven - een metafoor trouwens die de schrijver zelf heel vaak gebruikt -, bewijst zijn publicatielijst evenals zijn succes bij critici en publiek. Abdolahs werk is inmiddels vertaald in het Duits, Engels, Frans, Italiaans, Spaans, Deens, Noors, Kroatisch en Turks; vertalingen in het Hebreeuws, Indonesisch en Bengaals zijn in voorbereiding. Hij ontving talrijke literaire onderscheidingen en werd ter gelegenheid van Koninginnedag 2000 benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw voor zijn inzet op het gebied van de literatuur, de internationale samenwerking en de vrede.
| |
Bibliografie
Abdolah, K, Mirza, Breda, De Geus, 1998. |
Abdolah, K., Het huis van de moskee, Breda, De Geus, 2005. |
Abdolah, K., De reis van de lege flessen, Breda, De Geus, 2007 (12de druk). |
Abdolah, K., De Koran. Een vertaling, Breda, De Geus, 2008. |
Dala, N., ‘De studentenrevolte in Teheran is een feest én een ramp’, in: De Standaard, 17-09-1999. |
Guillet, M., ‘Ik vecht met mijn pen’, in: Algemeen Dagblad, 21-03-1997. |
Ham, L. & Rooij, M. van, ‘Portretten in een nieuwe tijd. Interview met Kader Abdolah’, in: Vooys, 24, (2006), 1, p. 26-32. |
Moor, P. de & Kuijpers, J., ‘Toveren in een vreemde taal’. In: Knack, 19-08-1998. |
Mulder, R., ‘Koerdistan, 1979 - De geboorte van de schrijver’, in: Abdolah, K., De koffer, Breda, De Geus, 2001, p. 31-44. |
Rooseboom, H., ‘Kader Abdolah schreef roman over vluchtelingen in rijtjeshuis. “De Nederlandse taal is mijn tweede vaderland”’, in: De Stem, 06-03-1997. |
Rotthier, R., ‘De Nederlandse schrijver van Iraanse origine Kader Abdolah ontheiligt Mohammed en hertaalt de Koran. “Liefde heeft geen bodyguards nodig”’, in: Uitgelezen, 30-04-2008. |
|
|