Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1 (1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

Scans (368.25 MB)

ebook (3.47 MB)

XML (1.16 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1

(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

[Poëzie]

Herinnering.
- Melodie,Ga naar voetnoot(1)-

 
Gestorven is mijn zusterkijn
 
Op 't herte mijn...
 
Nu zijn haar handjes koud,
 
Haar lipjes blauw;
 
Haar lieve lokken blond als goud
 
Verbergt oen floers van rouw.
 
 
 
Zij zat in held'ren maneschijn
 
Voor 't vensterkijn;
 
Geen wind bewoog het riet,
 
En ginds omhoog
 
Werd droef en stil het voglenlied;
 
Een traan rolde uit haar oog,
 
 
 
Haar hoofd zeeg op mijn' schouder neêr,
 
Zij blikte teer
 
Mij in het diep der ziel;
 
Bleek was haar wang,
 
En wijl haar hand mijn hand ontviel
 
Verstierf der voglenzang.
 
 
 
Winter 1869.
 
 
 
Maria Conscience.
[pagina 37]
[p. 37]

Geluk en verdiensten.Ga naar voetnoot(1)

I.
 
Noen, men zegge niet dat op onze aarde
 
alles goed of beter gaat;
 
dat men zegen heeft naar deugd en waarde,
 
Allen in gelijke maat!
 
 
 
Onrecht is er fier ten troon gezeten.
 
vaak vereerd met 's werelds lof;
 
wen de deugd, in 't zand ter neêr gesmeten,
 
krachtloos rondwroet in het stof.
 
 
 
Laffe mannen ziet men juichend feesten,
 
in fluweel en goud gekleed,
 
wen zoo menigmaal verheven geesten
 
moedloos zuchten onder 't leed.
 
 
 
Neen, men zegge niet dat op de wereld
 
alles is naar recht beschikt:
 
de ondeugd ziet men vaak met glans bepereld,
 
wen de brave in tranen slikt.
II.
 
Doch eens - misschien weldra - genaakt de dag,
 
waarop dit onrecht zal verdwijnen;
 
waarop de vrijheidszon, met englenlach,
 
de kranke Menschheid zal beschijnen.
[pagina 38]
[p. 38]
 
Dan zal men langer niet voor klinkend goud,
 
als voor de Godheid, nederknielen;
 
dan zal de wereld - mankend nu en oud -
 
zich weêr met jonger kracht bezielen;
 
 
 
Dan zal geen baat, maar nut van 't algemeen,
 
het doelwit zijn van alle streven;
 
aan deugd en kunst en wetenschap alleen
 
zal 't menschdom dan vereering geven.
 
 
 
't Verlossingsuur! reeds rijst voor mijn gezicht
 
dit tijdvak, schittrend in mijn droomen.
 
O geest van recht, van vrede- en liefdelicht!
 
wanneer zult ge eens op aarde komen?
 
 
 
Rijsel, Januari 1870.
 
 
 
Leonard Buyst.

De Vlinder.
(Naak Delamartine.)

 
Te ontwaken met de lente en sterven met de rozen,
 
Door zephiers zacht gewiegd te fladdren door de lucht,
 
Of tusschen 't geurig groen de bloemekens te kozen,
 
In wisslend zingenot, in wellust en genucht;
 
Doch immer onvoldaan, in dartle vreugd, te'zweven
 
Door veld en hof en weî, - ziedaar des vlinders leven,
 
Zijn ingeschapen aard.
 
Hij is het zinnebeeld van 't onvoldaan verlangen,
 
Den drift die hier beneên aan elke bloem blijft hangen,
 
Tot hij der aarde ontstijgt en naar den hooge vaart.
 
 
 
A.J. Cosyn.
[pagina 39]
[p. 39]

Spaansch liefdelied.
- Getoonzet door Willem de Mol.-

 
Vaster dan de wilde wingerd
 
Zich in 't woud rond eiken slingert,
 
Liefje, strengel om mijn' hals,
 
Uwe blanke, poezlige armen;
 
Kom dan ook mijn hart verwarmen
 
Met een zoentje teêr en malsch.
 
Kom, o kom!
 
 
 
Hebt ge mij dien zoen geschonken,
 
'k Valle neder liefdedronken
 
Aan uw wellustvolle borst,
 
En ik zweer het, bij mijn leven!
 
'k Zal nooit andren kussen geven
 
Stierve ik ook van minnendorst...
 
Kom, o kom!
 
 
 
Stort uw hart niet in de ziele
 
Golven, nimmer te vernielen,
 
Van den heetsten liefdevloed?
 
Borst aan borst en lip aan lippen,
 
Laat ons zoo den hemel nippen,
 
Of den eeuwgen helschen gloed.
 
Kom, o kom!
 
 
 
Emanuel Hiel.
voetnoot(1)
Getoonzet door Willem De Mol.
voetnoot(1)
Dit dichtstukje, dat stellig niet van letterkundige verdiensten is ontbloot, is het werk van een' fabriekwerker, een' jongeling die sinds eenige jaren in Frankrijk verblijft, en zich aldaar in zijne ledige uren met de beoefening der vlaamsche poëzie bezig houdt. Wij hebben deze bijdrage, even als nog een paar andere, te danken aan de welwillende bemiddeling van onzen volkslievenden romanschrijver Hendrik Conscience. Wij bedanken den geachten heer inzender van harte, en vinden het zeer loffelijk van zijnent wege, aldus door aanmoedigende belangstelling een opkomend talent, als dat van dien jongen dichter, te bevorderen.
A.J.C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Marie Antheunis-Conscience

  • Leonard Buyst

  • August Josef Cosijn

  • Emanuel Hiel


datums

  • 1869

  • januari 1870