Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1 (1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

Scans (368.25 MB)

ebook (3.47 MB)

XML (1.16 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1

(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Ons Nationaal Tooneel.

Iedereen is overtuigd van het nut dat men door de beoefening der vaderlandsche tooneelkunst stichten kan; iedereen begrijpt dat een goed nationaal tooneel een van die kunstvakken is welke den krachtigsten invloed op het volk uitoefenen. Derhalve mogen wij, Vlamingen, het tooneel als een der voortreffelijkste middelen aanzien om den nederlandschen volksgeest te ontwikkelen om den vlamingen de grootste daden hunner voorvaderen voor te spiegelen, en hen aldus liefde voor moedertaal en vaderland in te boezemen.

Jammer maar dat de toestand van ons nederlandsch tooneel, onder opzicht van kunst evenals van strekking, nog al veel te wenschen overlaat. Het is dus van belang dat de kunstkritiek zich met de werkzaamheden der plaatselijke tooneelkringen bezighoude. Wij van onzen

[pagina 86]
[p. 86]

kant, zullen in den Kunstbode geregeld eene min of meer uitvoerige beoordeeling geven van het tooneel te Antwerpen. In eene onpartijdige kritiek, naast het kwade ook het goede erkennend, zullen wij immer vrij en onbewimpeld onze meening uitdrukken, en die aanmerkingen maken welke wij in het belang van de kunst denken noodig te zijn.

Het Nationaal Tooneel, de troep door M. Lemaire sedert jaren bestuurd, is stellig wel het belangrijkste nederlandsch tooneelgezelschap van België. Men telt er artisten onder, zooals Mej. Beersmans en M. Hendrickx b.v., die wel met de goede spelers uit den vreemde de vergelijking kunnen doorslaan.

Dit jaar heeft het bestuur nog eenige aanwinsten gedaan, onder andere Mej. Aleidis, eene jonge tooneeliste, die zich op het laatste tooneelfeslival heeft onderscheiden, en ons, vooral door hare goede beschaafde uitspraak, bewezen heeft, dat zij met veel vrucht den deklamalie-leergang van Professor Van Beers heeft gevolgd.

Het bestuur legt er zich dus op toe, om goede elementen te verzamelen, en de opvoering van de stukken zoo voldoende mogelijk te maken.

Ongelukkiglijk kunnen wij ons Nationaal Toonêel niet evenveel lof geven, voor walden keus zijner stukken betreft. Onder dit opzicht schijnt de toestand ook eerder verslecht, dan verbeterd te zijn. Wij hebben er volstrekt niets tegen dat men ons van tijd tot vertaalde stukken voorstelle, als men maar de goede weel te kiezen, en die wat meer aan de engelsche, vooral aan de duitsche litteratuur ontleent. Doch waar we bepaald tegen zijn, is dat men, onze nationale schrijvers als met opzet miskennend, zoo uitsluitelijk fransche stukken op ons Nationaal tooneel spele. - Derhalve zouden wij van harte willen, dat het Bestuur nog met dezelfde inzichten bezield ware, als in den lijd dat (in 1861 meenen wij) het Antwerpsen Leescomiteit in zijn verslag aan den minister van binnenlandsche zaken, onder andere de volgende verklaring doen kon, betrekkelijk het tooneel te Antwerpen:

‘Maatschappijen en nationale tooneeltroep voeren liefst stukken op door vaderlandsche schrijvers vervaardigd, want zij begrijpen dat zij moeten medewerken tot het stichten van een eigenaardig theater....’

[pagina 87]
[p. 87]

Zulks kon waar zijn in 1861; doch, of het doel van ons Nationaal tooneel nu ook nog aldus begrepen en betracht wordt, is eene vraag die we zonder vrees van tegengesproken te worden, ontkennend beantwoorden.

De meeste stukken zijn tegenwoordig niet alleen vreemd aan alle vlaamsche eigenaardigheid, maar teenemaal met eigen aard en zeden in strijd. Trouwens, stukken zooals Frou-Frou en Mevrouw Aubert bijvoorbeeld, geven ons eene weerspiegeling van de parijsche onzedelijkheid, die ons vlaamsch publiek best missen kan.

Onze kritiek is vooral tegen de vertooningen van 's zondags, de zoogezegde volksvoorstellingen gericht. Dan zijn het bijna uitsluitelijk van die soort van fransche dramas, welke alleen voor het effekt van de scènes déchirantes geschreven zijn, stukken waarin pistoolschoten en degensteken gewoonlijk de hoofdrol spelen. Zooiets ontroert niet maar schokt, en laat in het hart des aanschouwere geene de minste edele gewaarwording.

Dezelfde aanmerking geldt mede voor de blijspelen. Wij zouden willen nastukjes opgevoerd zien van een heel anderen aard dan die vaudevilles, vertalingen van: Le tigre de Bengale, Le Consigne est de ronfler, Les deux divorces, enz.

Dergelijke stukken voldoen wel aan het grof publiek, doch dienen. slechts om den smaak van het volk teenemaal te bederven.

Zien wij thans de bijzonderste stukken die dit jaar reeds door onzen tooneeltroep zijn gespeeld:

De openingsvoorstelling bestond uit Hernani, een oud drama van Victor Hugo, dat op ons vlaamsch tooneel alles behalve op zijne plaats is.'t Is overigens, gelijk de meeste romantische werken van dien schrijver, eene aaneenschaleking van ijzingwekkende feiten, die meer dan onwaarschijnlijk zijn. Het stuk, dat niet te best werd gespeeld, heeft ook maar weinig succès gehad, en zal denkelijk geene tweede opvoering hebben.

Hetzelfde verhopen wij voor het drama Mathilde, van Eng. Sue, een stuk van denzelfden aard, dat dezer dagen hier werd gespeeld.

De Bedelaares, een drama dat men reeds driemaal heeft opgevoerd, bevat eenige schoone treffende tooneelen; doch is al te krijscherig. 't Is of de schrijver niets anders voor doel had gehad dan het publiek

[pagina 88]
[p. 88]

in elk dier vijf bedrijven, te doen weenen. De geheele intrigue van dit stuk is overigens maar weinig natuurlijk.

Wat het spel betreft, Mejuffer Beersmans heeft de hoofdrol recht meesterlijk vertolkt. De andere spelers stonden haar niet slecht ter zijde; vooral de heer Hendrickx was in de rol van Jan-Paul veel beter op zijne plaats dan in die vanHernani. De heer Kappers, een noord-nederlander, zou wel doen wat natuurlijker te spreken, en zich van dien deklameerenden toon te ontdoen, dien den Hollanders nog al eigen schijnt te zijn.

Beter dan de Bedelares, onder opzicht van strekking als van verdiensten beviel ons Op Gods genade, waarin M. Dhaanens en Mejuffer Beersmans voortreffelijk de dramatieke rollen van vader en dochter vervulden. Wij hadden echter liever den heer Hendrickx in een belangrijkere rol zien optreden; de opvoering van het stuk zou er stellig door gewonnen hebben.

Wat aangaat de Tooneelspelen (comédies) die gewoonlijk des woensdags vertoond worden, het zijn deze die ons, op weinige uitzondering na, het meest genoegen deden. Met stille gemoedelijke stukken als: Een huisgezin zonder hinderen, Blinde Valeria, Het Piketspel, (naar het fransch) en De Stiefmoeder (naar het hoogduitsch) hebben wij volkomen vrede. Dergelijke vertalingen zien wij zelfs gaarne opvoeren, te meer daar het vak der eigentlijke Comedie door onze nederlandsche schrijvers nog maar weinig is beoefend, en derhalve de goede spronkelijke werken van dien aard zeer zeldzaam zijn.

Wij eindigen dit eerste overzicht van ons Nationaal Tooneel, met de hoop dat de Directie onze welgemeende aanmerkingen in aan dacht nemen zal.

Over de vertooningen van de maatschappijen De Vrije Kunst, De Dageraad, De jonge Vlamingen, Hoop en liefde, De jonge fonteinisten, de Verbroedering enz, zullen wij in een volgend artikel spreken, dewijl het ons tot nu toe aan gelegenheid heeft ontbroken kennis met hunne werkzaamheden te maken. Alleen de eerste voorstelling van de Vrije Kunst hebben wij bijgewoond. Deze bestond uit een oorspronkelijk volksdrama van Bruylants, dat, met medewerking der verdienstelijke Mejuffer Eugenie De Terre, zeer keurig werd opgevoerd. De buitengewone bijval bewees dat men niet steeds vertaalde stukken hoeft te

[pagina 89]
[p. 89]

spelen om het publiek te bevredigen. Ook andere maatschappijen schijnen deze waarheid te begrijpen; zoo werden door hen reeds dezen winter, met goed gevolg, oorspronkelijke stukken vertoond van Van Driesche, Roeland, Sleeckx, Block, Van de Sande, Bruylants, Van den Brande, en andere nationale schrijvers. De Dageraad nogtans zou ons dunkens beter kunnen doen hebben, dan Hernani tot opening van heur tooneeljaar te kiezen. Hopen wij dat een andermaal de keus dier maatschappij meer onze goedkeuring verdienen zal.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken