Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 2 (1872)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 2
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.50 MB)

Scans (374.32 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (1.18 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 2

(1872)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 254]
[p. 254]

Poëzie.

I.
't Moet er uit.

 
't Moet er uit, 't moet er uit
 
Wat de wilde natuur in heur boezem sluit!
 
De zonne klimt aan den oosterrand
 
kijkt over 't wijde wereldstrand
 
en lacht het groetend Menschdom aan
 
van uit de nachtrust opgestaan;
 
het zaadje steekt zijn kopken uit,
 
breekt los en wast tot een bloeiende kruid,
 
de maan en 't lustige sterrengedans
 
geleiden de Nacht aan den hemeltrans;
 
de golven gisten en schuimen, verward,
 
en zwalpeu los in 'nen zegevloed;
 
het zwaar, gezwollen wolkgevaart
 
valt weenend in den schoot der aard,
 
en 't dreigen der zwangere lucht breekt uit
 
in 't huilende, brieschende storremgeluid!
 
 
 
't Moet er uit, 't moet er uit
 
wat de weigere mensch in zijn herte sluit!
 
Het driftgegloei dat de ziel versmacht,
 
haar zweept en sleept op heur droomenjacht,
 
de zucht die uit den boezem welt,
 
de traan die in onze oogen zwelt,
 
de vliegende lach die onz' lippen plooit
 
en wieglende rozen erover gooit,
 
de vrees die ons in de beenderen beeft,
 
de hoop die trouw aan onze oogen kleeft,
 
de liefde die hert en ziel doorwaait
 
in 't zoenen dat op onze lippen laait,
[pagina 255]
[p. 255]
 
zelfs - de adderbrakende nijd en haat
 
wier giftige stap eenen bloedplas laat, -
 
het moet er al uit, het moet er al uit!
 
Geen band die de willende ziele stuit!
 
 
 
En - 't moet er ook uit
 
wat des dichters broeiende brein omsluit!
 
Hij moet er ook uit, die scheppingsvloed
 
die 't jagen des blakenden boezems voedt!
 
Het moet er ook uit, dit levenslied
 
dat golvend naar de Godheid schiet
 
en zwellende hymnen lof verbreidt
 
op 't werk van hare almogendheid:
 
dit lotgeworsteld zielgewoel,
 
die stralende schicht van 't hertgevoel,
 
die hooger, hooger, hooger vliegt
 
tot ginds waar hij boven de werelden wiegt,
 
tot dan als de ziele beur boeien verstoot
 
in de armen der bezwijkende Dood -
 
en, stijgende, slaakt heur triomfgeluid:
 
Ik ben er uit! ik ben er uit!

1858.

Eug. van Oye.

II.
Neerlands taal.Ga naar voetnoot(1)

 
Voorbij zijn de dagen van glorie en glans,
 
De Leeuw is geen koningsleeuw meer,
 
Onze vlag beurt nog fier hare kleuren ten trans,
 
Maar ze beurt haar in engere sfeer;
 
Onze stem klinkt niet langer langs vlakten en zee
 
Door de Ruiters en Trompen gevoerd,
 
Onze vloot ligt daar rustig en veilig ter reê,
 
Door de kabels der onmacht gesnoerd.
 
 
[pagina 256]
[p. 256]
 
Onze roem is voorbij, onze glorie verging;
 
In de schaal weegt ons Holland zoo licht;
 
Och, wij traden terug uit der machtigen kring,
 
Waar eens Holland Euroop had gericht;
 
Maar klinkt onze stem dan niet langer langs de aard
 
In den dreunenden klank van 't metaal;
 
Wij hebben toch de eer onzer vaadren bewaard:
 
Wij hebben der vaderen taal!
 
 
 
Wij hebben de taal, die monarchen ten trots,
 
Voor 't bestaan van ons volk heeft gepleit,
 
Die langs 't slagveld der eer, boven 't golvengeklots
 
Onzen naam, onze faam heeft verbreid!
 
Wij hebben de taal, die aan Zuid en aan Noord
 
Den roem van den Leeuw heeft gebracht
 
En getuigenis gaf in het krachtige woord
 
Van zijn eerlijke manlijke kracht.
 
 
 
Ja, wij hebben die tanlen wij houden die taal
 
Als het best wat de voortijd ons gaf;
 
En wat ook de vreemdling al spottende smaal',
 
Wij staan haar aan spotters niet af!
 
Onze smart, onze vreugd, onze toorn, onze klacht,
 
Geeft zich lucht in ons Nederlandsch woord,
 
Wat het hart heeft gevoeld, wat de geest heeft gedacht
 
Spreekt de taal onzer moeder weêr voort!
 
 
 
O, blijve die taal dan het pand onzer eer,
 
Als onze eere zoo vlekloos bewaard -
 
Dan viel nog uw grootheid, o Holland, niet neêr,
 
Dan blijft onze glorie gespaard! -
 
Wat de wentling der eeuwen dan ook doe vergaan,
 
Wat ook valle voor 't eerlooze staal,
 
Wees blijde, o mijn Holland, uw volk blijft bestaan.
 
Want de ziel van het volk is de taal!
 
 
 
Dr. H.J.A.M. Schaepman.
[pagina 257]
[p. 257]

III.
Aan Zeeland.

Ter gelegknheid van het XIIe Taalcongres, te Middelburg (1872).

 
Hef, Zeeuwsche leeuw! de breede kop
 
En schouders uit de baren,
 
Schud fler en trotsch de manen op
 
En laat uw oogen waren
 
Langs drom bij drom, uit elk gewest
 
In uwe hoofdstad saam geprest,
 
Waar onder roos en palmen,
 
De schoonste tonen galmen.
 
 
 
Met dien van Holland, u getrouw
 
Sinds zooveel honderd jaren,
 
Biedt Vlaandrens leeuw u thans de klauw
 
Bij onze vrede-altaren.
 
De staatkunst scheidt en scheurt en deelt;
 
De taal vereenigt, zalft en heelt;
 
En Cats en Zevecoten
 
Zijn eeuwig bondgenooten.
 
 
 
O land van Cats, goed Zeeuwsch, goed rond,
 
Die 't zout en 't zoet vereende,
 
Waar Bellamy het speeltuig vond
 
Dat Roosjes dood beweende;
 
O bloemhof rijzende op uit zee,
 
De vriendengroet, de zegenbeê
 
Van alle Dietcshe tongen
 
Wordt thans u toe gezongen.
 
 
[pagina 258]
[p. 258]
 
Uw vette klei zij meer en meer
 
Met voedzaam goud beladen,
 
Uw handel bloei gelijk weleer,
 
Op nieuw beproefde paden.
 
De ronde Zeeuw verandre nooit!
 
De Zeeuwsche zij zoo schoon als ooit!
 
En al wat Zeeuwsch is toone
 
Den glans van 't Goede en Schoone!
 
 
 
Dr N. Beets.

VI.
Ellende en luiaardij.

 
Op de openbare plaats - dicht bij het kerkportaal,
 
stond, achter 't Ongeluk, de Luiaardij te gapen,
 
of lag, als 't vadsig dier, in 't zonnelicht te slapen.
 
 
 
Het rozekleurig Werk - met leden sterk als staal,
 
kwam daar voorbij getreên, en zag ze beiden aan:
 
- Oh, voor het ongeluk blonk in zijn oog een traan;
 
 
 
Maar een versmadingsblik wierp het der Luiheid tegen:
 
‘Door God zij deez' gevloekt, dat Hij degene zegen!’
 
zei 't vrome Werk, en't hart sloeg in zijn borst geruster.
 
 
 
Het werk sprak wèl. - Maar gij, o rijken, zonder hart
 
die uit uw trotsche woon ellende en lijden tart,
 
reikt Luiaardij de hand, want zij is uwe zuster!
 
Luitenant Vande Weghe.
voetnoot(1)
Door den dichter voorgedragen op het XIIe Nederlandsch Taalen Letterkundig Congres.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Nicolaas Beets

  • Eugeen van Oye

  • H.J.A.M. Schaepman

  • Victorien vande Weghe


datums

  • 1858