Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 2 (1872)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 2
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.50 MB)

Scans (374.32 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (1.18 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 2

(1872)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Op St.-Niklaas-avond.
Een huiselijk tafereeltje.

Het waren twee allerliefste krullekopjes, die Maria en Albert, en zo deden eer aan den disch, waaraan zij gezeten waren. Buiten kletterde de regen tegen de vensters en de wind huilde door den schoorsteen, maar daar binnen was alles rustig, tevreden en prettig.

- ‘Wat ongelukkig weêr!’ zei de moeder,’ - als het morgen zoo'n weder is, dan zal het ook geen aangename St.-Niklaas wezen.’

- ‘St.-Niklaas!....’ dat woord deed de kleinen tot rust komen, en blozend en glimlachend zagen zij op.

- ‘Wij gaan immers toch uit, Pa? We gaan toch kijken en koopen, en.....’

- ‘En wat moet er dan gekocht worden?’ vroegen vader en en moeder bijna tegelijk.

[pagina 441]
[p. 441]

Waarschijnlijk dwarrelden bij die woorden duizenden denkbeelden door de hoofden der kleinen: ze waren een oogenblik verbluft bij die gewenschte en toch zoo onverwachte interpellatie. Beiden zwegen en keken elkander aan.

- ‘Kom aan,’ zeî de moeder, ‘ik weet wat het zijn moet. Maria en Albert zijn nu zes en zeven jaar oud; ze gaan naar school, ze verlangen stellig niets liever... dat wordt nu langzamerhand tijd.... ik had mij stellig voorgenomen hun ieder een boek te koopen.’

De kleinen zetten een gezicht alsof zij zich op eens verslikt hadden. De woorden van de moeder hadden eensklaps al hunne droombeelden weggevaagd. Ach! zij hadden zooveel gehoopt..... er waren zooveel kleine wenschen in die kleine hartjes.... en alles draaide nu uit..... op een boek.... op leeren.

- ‘Nu, het plan schijnt u niet erg te bevallen; hadt gij op wat anders gehoopt?’

- ‘Ik had gedacht,’ zeî Maria, ‘dat ik misschien eene pop... een mooie groote pop met kleêren.....’

- ‘En een riem om blikjes te slaan.... te katsen,’ viel Albert haar inde reden, ‘zoo als de jongens hier naast..... hè.’

Er was lucht gekomen in die kleine hartjes, maar ze klopten toch, omdat het antwoord zich deed wachten.

- ‘Hoort kinderen,’ zeî moeder, ‘gij wordt nu groot en moet leeren. Als wij u iets koopen, dan moet het plezierig, maar ook nuttig voor u zijn. Denkt er maar eens over na. Dan zult gij zelven inzien, dat het beter is, dat wij u ieder een mooi boek geven.’

‘Een boek!.....’ zuchtten de kleinen. En met liet verdwijnen hunner illusiën, scheen ook de eetlust verdwenen te zijn.

 

***

 

Ze waren naar bed en droomden van den dag van morgen, van schitterend verlichte winkels, en met goud beplakte schepen en in het bont gepakte wandelaars, en van al dat moois, dat de Sint-Niklaas voor jeugdige droomenden doet oprijzen. In den leuning-

[pagina 442]
[p. 442]

stoel voor de kachel zat vader en las, terwijl de moeder thee schonk of hare vingeren de naalden van haar breiwerk ijverig repten.

In het vriendelijke vertrek hoorde men niets dan het knappen van de steenkolen in de kachel en het gesis van het theewater.

- ‘Man lief,’ zoô brak moeder de stilte af, ‘ge zijt zòò verdiept in uwe lectuur, dat ik u naauwelijks durf storen. - Wilt gij nog een kopje?’

- ‘Gaarne; maar zeg mij, wat zullen we de kinderen voor bunnen St. Niklaas geven?’

- ‘Wel, ieder een boek..... Mij dunkt dat ik hun dit heden aan tafel heb beloofd?’

- ‘'t Is waar, ik dacht er niet meer aan..... ze zullen plezier hebben van hun boek.....twee jeugdige geleerden..’

- ‘Hadt gij een ander plan? Ik geef gaarne mijn denkbeeld op. Als ge iets beters en nuttigers voor hen weet, ben ik tevreden.’

De vader glimlachte. - ‘Ik dacht over iets anders,’ zeî hij, ‘terwijl ik daar eene treffende geschiedenis uit den ouden tijd las. Zonderling, hoe ik daarbij aan het St.-Niklaasgeschenk der kinderen denken kan..... Begrijpt gij dat?’

- ‘Daartoe zou ik eerst uwe geschiedenis moeten hooren!’ zeî de moeder op hare beurt lachende en zag den geliefden man aan met oogen, die van belangstelling glinsterden.

- ‘Luister dan, ik zal vertellen wat daar staat: - ‘Haar man was ziek, en ook haar zoon was krank, beiden doodelijk, naar het scheen. Haar zoon, een bij uitstek mooie en aardige jongen, die niet alleen als kind, maar ook omdat hij goede eigenschappen in zich vereenigde, hun lieveling was, haar zoon kwam te sterven. Zij zorgde voor de begrafenis, zij ging met de lijkstaatsie mede - en haar echtgenoot bemerkte er niets van. Ja, zoo vaak zij in zijne kamer kwam, veinsde ze dat het kind nog leefde en in beterschap toenam. En als hij haar dan vroeg, hoe het met den knaap ging, dan antwoordde zij: hij is rustiger, hij heeft wat gegeten. Soms overwonnen haar de lang bedwongen tranen en braken zij te voorschijn, - dan verwijderde zij zich. In de eenzaamheid gaf zij zich geheel aan hare smart over: en als ze uitgeweend en de oogen gedroogd had, kwam ze met kalm gelaat weder binnen, alsof ze de herinnering aan haar verlies daar buiten luid gelaten...’

[pagina 443]
[p. 443]

- ‘Geestkracht,’ mompelde de moeder, ‘maar ik begrijp niet...’

- ‘Hoor verder:’ ‘Haar man herstelde. Later werd hij in eene samenzwering tegen den Keizer gewikkeld; nooit had zij hem verlaten. De aanslag werd ontdekt: zij vluchtte met hem. Eensklaps zijn hem de keizerlijke wachten op het spoor. Aan vluchten valt niet meer te denken. Er blijft slechts één uilweg open - de dood. Hij is besluiteloos... Daar trekt zij zijn zwaard, stoot het zich in de borst en het er weder uittrekkende, geeft zij het aan haren echtgenoot over met de onsterfelijke woorden: ‘“het doet geen pijn, Paëtus...”’ En toen de keizerlijke wachten kwamen, vonden zij de beide lijken, die elkaâr teêr omhelsd hielden......’

- ‘Waarlijk, mijn vriend, ik begrijp u niet. Hoe kan die verhevene, maar treurige geschiedenis bij u in verband staan met St.- Niklaas en de kinderen?....’

- ‘Zie! Ik dacht zoo bij mij zelven, terwijl ik dat verhaal van die moeder met haren kranken echtgenoot las, dat allerwaarschijnlijkst die edele vrouw, die brave moeder, toen zij zes jaren oud was met de pop heeft gespeeld en dat haar man toen met andere knapen zich met ‘kruis of munt’ vermaakte.

Moeder keek den spreker eens aan en het was blijkbaar dat zij twijfelde.

- ‘Gelooftge niet, beste, dat achttienhonderd jaren geleden de meisjes met de pop speelden even als nu? Ge behoeft 't niet te gelooven - het is zeker. En wat meer is: hare poppen zagen er ongeveer uit als de onze: van binnen met lappen opgevuld, met beschilderde tronies en fraaie kleederen aan. Het eenige onderscheid is misschien dat de oude poppen zoo spoedig niet vernield werden...’

- ‘Ja, dat zouden we in ieder geval ook aan onze Mina moeten recommandeeren,’ zeî moeder.

- ‘Dat moet ge doen, lieve,’ zeî de reeds half triumfeerende vader, ‘maar ge kunt haar toch niet aanbevelen, om er de bestemming aan te geven, die de meisjes er vroeger aan gaven.’

- ‘En dit was?

- ‘Wel, eenige dagen voor haar huwelijk, wijdden de maagden

[pagina 444]
[p. 444]

hare poppen aan Venus, de godin der liefde... En de jongens, sakkerloot: ze hadden muntstukken, waar aan den eenen kant een kop... de kop van Janus, weet je... en aan den anderen kant een schip stond, en dan speelden ze “koppetje of scheepje” precies gelijk het “Kruis of munt” van onze jongens, - o! ik ben haast zeker, dat ze ook gekatst hebben.’

Er volgde eene kleine pauze.

- ‘Maar nu zie ik toch heusch niet in, hoe dat alles samenhangt, liefste, en wat dat met Albert en Mina te maken heeft?’

- ‘Och, 't is doodeenvoudig. Die menschen mogen ook in hunne jeugd met de pop en ‘koppetje of scheepje’ gespeeld hebben, heeft dat nu die mannen belet om duchtige burgers te worden, die het belang van hun land boven hun leven stelden, - zijn daarom die vrouwen minder eerbare moeders geweest, aan hare echtgenooten trouw tot in den dood?’

Moeder gaf geen antwoord, maar roerde peinzend haar kopje om. Vader stak eene cigaar aan en las verder in de brieven van Plinius.

Maar St.- Niklaas had den anderen avond heerlijk gereden. Maria bloosde van pret toen moeder haar een fraaie ‘friezin’ overhandigde en de kleine Albert sprong op van vreugde, toen hij in vaders hand een stevigen riem bemerkte en hem geldstukjes zag uitzoeken in zijnen portemonnaie.

Of evenwel Maria hare pop bewaard heeft tot haar huwelijk, dat welen wij niet.

N.G.F.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken