Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5 (1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.62 MB)

Scans (379.17 MB)

ebook (3.36 MB)

XML (1.24 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5

(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 439]
[p. 439]

Poëzie.

I.
Aan mevrouw Van Ackere, geboren Doolaeghe.Ga naar voetnoot1)

 
Wat is Grijsheid zonder Wijsheid? - Schijnglans voor een ledig hoofd. -
 
Wat zijn achtmaal negen jaren, van het kennislicht beroofd?
 
Nietig zand, dat doelloos wegrolt naar het graf van de eeuwigheid,
 
Leven zonder zelfbewustheid, dat geen toekomst zich bereidt. -
 
Maar, is 't grijs zijn met het wijs zijn, nauw vereend, te zaam gepaard,
 
Zoo zijn achtmaal negen jaren méér dan 's werelds schat ten waard:
 
Zulk een leven, op den Akker van den geest, met vlijt besteed,
 
Maakt een rijken oogst van vruchten zich voor de eeuwigheid gereed.
 
 
 
Zie, dàt is uw deel op aarde, dierbre wijze, grijze Vrouw,
 
Lieflijk beeld van Moederliefde, reine en teedre Huwlijkstrouw!
 
Laten we U den krans dan vlechten, Roos met Lelies door het haar,
 
Gloed van purper, zilverblankheid smelten zacht hier in elkaêr:
 
Gaat uw zon in goudglans onder, vriendlijk stijgt uw maan omhoog
 
En verrukt in zachte tintling 't starrenkoor aan 's hemels boog.
 
Zóo ook luistren wij aandachtig, als het avondduister valt,
 
Hoe van uit het digte lommer 't lied van Filomele schalt.
 
Moog nog lang die zoete zangtoon tot ons vloeijen van uw Luit;
 
En ons leeren ‘Grijs- en Wijs zijn,’ wat die schoone spreuk beduidt.

Te Deventer, den 13 Julij 1875.

Dr Wap.

[pagina 440]
[p. 440]

II.
Huiselijk lief en leed.
(Vervolg)

III. - Het omgeworpen Huisje.

 
Ze spelen saam in den boomgaard,
 
Zoo vlijtig en blij van aard;
 
Zij hebben persjes en rijsjes
 
En blokjes bijéén vergaard.
 
 
 
De jongen timmert en pleistert,
 
Het zusje draagt bouwstof toe:
 
Een boerenhuizeken maakt men,
 
Met stal voor paard en koe.
 
 
 
En fraai uit papier gesneden,
 
Zet 't zusterken koetje en paard
 
En schaapjes nu in de grazing,
 
En 't huiskatjen aan den haard.
 
 
 
De dienstmeid maakt ze van lapjes,
 
De hofknechten uit wat klei,
 
En in het hoveken prijken
 
De bloemekens als in Mei.
 
 
 
Zij schatert, klapt in de handjes
 
En huppelt; heur hartje slaat
 
Van blijdschap om dat hun pachthof
 
Met al het gerief daar staat...
 
 
 
Maar, zie eens, de wilde jongen
 
Heeft in een dartle vlucht
 
Het alles omver gesprongen! -
 
En hun arme moeder zucht:
 
 
 
‘Ach! zòò sloegen eens de winden
 
Ons huizeken vaneen,
 
Daar onder lag alles begraven:
 
God liet mij U alleen!’
[pagina 441]
[p. 441]

IV. - Grootmoederken.

 
Zij zwieren om heur leunstoel henen,
 
Of dragen bloemekens in heur schoot.
 
Zij is de lust dier lieve kleenen,
 
Hun trouwste speelgenoot;
 
Zij vlechten tuiltjes en kroontjes saam,
 
Of spelen ‘schoolken’ of ‘poppekraam.’...
 
 
 
Maar als Grootmoeder was gaan rusten
 
In 't graf, en dààr verstrooid nu al hun speelgoed lag,
 
Dood was de vreugd van elken dag.
 
Wen ze op haar beeld ‘goênacht’ haar kusten,
 
Luid weenden zij alle vier. En zij
 
Keek uit heur gulden lijst zoo blij
 
En zegde: ‘Kinderkens juicht om mij:
 
'k Mag in den hemel mij verlusten,
 
En houd ook u in 't rijk der zaligheid
 
Bij de englenrij een plaatsje voorbereid.’

Dixmuide, 1875.

Vrouwe Van Ackere,

Geb. Maria Doolaeghe.

I
De twee koeien.
Onuitgegeven fabelGa naar voetnoot1)

 
Daar, waar een breede gracht, die loopt door groene beemden,
 
Het Waalsch kwartier van Brabant scheidt,
 
En buren maakt tot vreemden,
 
Dwaalde ik, bij s'ochtends lieflijkheid.
[pagina 442]
[p. 442]
 
De dauwdrop blonk op knop en bloem op, gras en loover.
 
Twee koeien graasden tegenover
 
Elkaâr: de éen' bulkte, de àndre bood
 
Het ‘Buurvrouw, goeden dag!’ haar weêr bij 't morgenrood.
 
Min goed verstonden beî koewachterkens elkander:
 
De éen dreigde met de vuisten met de zweep den ander'
 
En deze dreigde meè vol spijt,
 
Ten groet bij de ochtendzonnestralen.
 
‘Maudit Flauhut! riep de éen; en de àndre ‘Waar de Walen...
 
en groeit geen gras!’ De koetjes bleven dwalen
 
Door 't groen, en loeiden blijde om 't smakelijk ontbijt.
 
 
 
Toen dacht ik: deze dieren spreken
 
Gelijk beschaafde liên, op zusterlijken trant;
 
Al blate elk in haar beemd, in vlaamsche of waalsche streken:
 
Ach, hadde menigeen bij ons zoo veel verstand!
 
Pr. Van Duyse.

IV.
Aan Louisa.

 
Ge deedt in de kamer het wiegsken gaan
 
En staardet het kindeken zalig aan;
 
Het sluimerde en lachte intusschen zoo zacht,
 
Gelijk eene star in den zomerschen nacht.
 
 
 
En eer ge dat wist, het wiegsken stond...
 
Ge boogt u en kustet de kleine op den mond;
 
Toen wreef ze de dommelige oogskens uit,
 
En reikte naar u, en stotterde luid.
 
 
 
Verstondt ge die vreemde woorden wellicht?
 
Verstondt ge die klanken, die taal van het wicht?
 
Ja, ja! want ge sloegt de blikken omhoog,
 
En dankbaar perelde een traan in uw oog.

Lapscheure.

Theodoor Sevens.

[pagina 443]
[p. 443]

V.
Puntdichtjes

 
Een Raad gaf zijn ontslag,
 
Omdat de Meier zeekren dag
 
Zich wat te wreevlig maakte en boos.
 
Nu stond die burgervader daar
 
Van spijt te krabben in zijn haar;
 
Want hij was dubbel radeloos.
 
 
 
***
 
 
 
Wat! riep een Waal,
 
Uw Vlaamsche taal
 
Die maakt ge aan niemand dietsch, man,
 
Want ik versta er niets van!
 
 
 
***
 
 
 
Gij zegt dat elkeen klaagt van mij,
 
En k wil die klacht met vreê verdragen;
 
Maar laat me zeggen vrank en vrij
 
Dat 'k ook van ieder heb te klagen.
 
 
 
***
 
 
 
Wel Kees, mijn goede vent,
 
Gij zegt dat ge alles kent,
 
Zóó verre kon ik nooit geraken;
 
Kom, leer mij eens wat ik moet doen
 
Om weer van dezen ouden schoen
 
Een nieuwen schoen te maken?
 
 
 
***
 
 
 
Zeg me eens, sprak Klaasjen, in vertrouwen,
 
Wat zijn dat vriend: ‘verloren vrouwen’?
 
- Verloren vrouwen, jonge Klaas,
 
Zijn vruchten zonder waas.

St. Gilles-bij-Brussel.

Ph. Fassaert.

voetnoot1)
In antwoord op het in den Vlaamschen Kunstbode verschenen versje: Mijn 72e Verjaardag, door Mevr. Van Ackere.

voetnoot1)
Ontleend aan de collectie Handschriften van eenen vriend des beroemden vlaamschen dichters. V.D. zond hem dat stukje, met de volgende briefregelen: ‘Mijn geachte Vriend,
Hiernevens gaan uwe, of, wilt gij, onze “Twee Koeien,” Twisten wij daar niet over, en vereenige de drukpers nog dikwijls den naam van twee vrienden, die zich zoo goed als die twee koetjes verstaan! - Vaarwel en bemin mij.
Uit veurne, 8 Oogstmaand, 1846.
Get. Prudens Van Duyse.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Maria Doolaeghe

  • Prudens van Duyse

  • Theodoor Sevens

  • Jan J.F. Wap

  • Ph. Fassaert

  • over Maria Doolaeghe


datums

  • 13 juli 1875

  • 1875