Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5 (1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.62 MB)

Scans (379.17 MB)

ebook (3.36 MB)

XML (1.24 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5

(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 534]
[p. 534]

Poëzie.

I.
Germania.

Zegelied.

Muziek van Peter Benoit.

1.

 
De aadlaar uit den fieren Loever
 
Had zijn wieken uitgeschud,
 
Hoerah!
 
En vloog herwaarts naar den oever
 
Van den Rijn, zoo trouw beschut.
 
Hoerah!
 
Daar wachtten wij den trotschen gier,
 
Het zwaard vloog uit de scheede;
 
Daar wachtten wij den trotschen gier.-
 
Gebroken was de Vrede.

2

 
Tongen kunnen nooit vermelden.
 
Met hoe warmen heldenmoed,
 
Hoerah!
 
Wij de Turcos nedervelden,
 
En versmachtten in hun bloed,
 
Hoerah!
 
Wij streden voor ons Vaderland.
 
Het zwaard moest uit de scheede;
 
Wij streden voor ons Vaderland,
 
Voor Vaderland en Vrede.

3.

 
Duitschland heeft zijne eer gewroken
 
In den Welschen reuzenstrijd,
 
Hoerah!
 
Frankrijks waan ligt diep verbroken,
 
Onze roem klinkt wijd en zijd,
 
Hoerah!
 
Komt, volkren, laat ons broeders zijn,
 
Geen zwaard meer uit de scheede;
 
Komt, volkren, laat ons broeders zijn,
 
Ja, broeders in den Vrede. -

Aalst, na den Oorlog van 1870-71.

Edward Michels.

[pagina 535]
[p. 535]

II.
Vlaamsche plicht.

Aan de Bastaard- Vlamingen.
Vlaming zijn is den Nederlander ren plicht.
J.F. Willems.
 
Twijgen zijt ge van den Dietschen stam,
 
Ja, maar twijgen die verdorden
 
In een vreemde stiklucht.
 
En ge noemt
 
Dàt beschaafd zijn, groot geworden!...
 
Ga maar vrij langs uwen doolweg voort:
 
‘Plicht mag nooit den wil omgorden!’
 
Roept gij uit, - dus weg met Plicht.
 
Met zijn veldheerswoord: ‘het moet nu!’
 
Want 't verfranschte deftig onderwijs
 
Schiep de vrijheid toch zoo zoet u
 
In den half ontloken, droom'gen geest;
 
't Werpt de Vrijheid als beminde
 
U in de armen, - niet als levensbruid,
 
Die aan Plicht u zou verbinden...
 
Helsche Plicht! die - beeld der slavernij -
 
't Vlaamsche vaandel houdt geheven,
 
't Vaandel waarop 't recht der moedertaal
 
Onuitwisch baar staat geschreven,
 
't Vaandel waaraan liefde en plichtgevoel
 
Eedle tranen deden kleven,
 
Die, weêrspieglend eiken zonnestraal.
 
Heelend dien ten volke richten
 
En in 't donkerst van den bangen nacht
 
Als een diamantglans lichten..
 
Doch gij schuwt dat licht, dien stralengloed.
 
Plicht zou uwe vrijheid dooden!
 
Ga dus op uw franschen weg maar voort;
 
Vlaandren heeft u niet van noode?
 
Moedig vreemde kunst en kunstnaars aan
 
Laat uw broêrs van honger sterven:
 
Zij, zij kunnen dan bij 't nageslacht
 
Martelkronen, lauwren erven.
 
Vrij dus moogt ge als basterdzonen,
 
Met der schande brandmerk op 't gezicht,
 
Voort nog Vlaandrens taal en zeden honen
 
Voort nog zingen op uw vreemde tonen:
 
Leve Vrijheid! weg met Plicht!

Antwerpen, 1875.

L. Nauwens.

[pagina 536]
[p. 536]

III.
In de natuur.

 
Een lieflijk watervalletje,
 
Ruischte langs flonkrende steenen!
 
Een bankje in het dalletje
 
Werd door de zonne beschenen!
 
De berkjes, blank van stammetje,
 
Mijmerden; vogeltjes zongen....
 
Een eekhoorn, mak als 't lammetje,
 
Maakte er vroolijke sprongen.
 
 
 
Er kwam een meisje maagdelijk;
 
't Korf je op zijde met bloemen;
 
Zij zette zich behagelijk,
 
Vlocht er een krans van de bloemen.
 
Ik sloop uit mijn schuilplaats, zachtelijk;
 
Ging naar het meisje en knielde....
 
Haar blik betooverde machtelijk:
 
't Lachje, zoo zoet, me bezielde.
 
 
 
Ik sprak een woordje zinnerijk;
 
Blozende look ze haar oogen.
 
Ik gaf een kusje minnelijk:
 
Lachende kon ze 't gedoogen!...
 
En toen we scheidden treuriglijk.
 
Zette het meisje zoo aardig.
 
Het bloemenkransje, geuriglijk.
 
Mij op de lokken, zoo vaardig!
 
 
 
Een lieflijk watervalletje,
 
Ruischte langs flonkrende steenen!
 
Een bankje in het dalletje
 
Werd door de zonne beschenen.
 
De berkjes, blank van stammetje,
 
Mijmerden; vogeltjes zongen....
 
Een eekhoorn, mak als 't lammetje,
 
Maakte er vroolijke sprongen!

den Haag,

J.C. d.V.

[pagina 537]
[p. 537]

IV.
Liefde.

 
Vol liefde reeds is 'twichtjen als
 
't Op moeders boezem rust;
 
't Strekt haar zoo teeder om den hals
 
Zijne englen-armkens, teêr en malsch,
 
Terwijl 't haar streelend kust.
 
 
 
Klopt ook het hart des jonglings niet
 
Van zaalgen minnegloed?
 
Want hij die 't heil dat liefde biedt
 
In 't jeugdig harte niet geniet
 
Mist veel van 's levens zoet.
 
 
 
Ook de echtgenoot van liefde smacht,
 
Bij 't vrouwke, kuisch en goed;
 
Die liefde maakt 't gemoed hem zacht;
 
Zij brengt hem eedle zielekracht,
 
En zóó is 't leven zoet.
 
 
 
Beminnen wil de grijzaard nog,
 
Al is hij stram en oud;
 
Want wàt is 't korte leven toch,
 
Beroofd van 't heil der liefde?... Och!.
 
Zoo aaklig droef en koud!
 
 
 
Jacob Stinissen.

V.
Troost en moed.

 
Zit ik soms bij sombre dagen,
 
Bij mijn goede vrouw te klagen,
 
O, dan weet ze toch zoo zacht
 
Mijne tranen weg te vagen,
 
Mij in 't ongeluk te schragen,
 
En te geven moed en kracht.
 
 
 
Liefdrijk lenigt zij mijn' smarte;
 
't Troostend woord vloeit uit heur harte,
 
Als een' zoete melodij;
 
En wat leed mij moge smarten,
 
Zij doet mij het onheil tarten,
 
En de noodwolk vliegt voorbij.

Zuienkerke, September 1875.

Jacob Stinissen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J. Edward M. Michels

  • L. Nauwens

  • P.J. Stinissen


datums

  • 1870

  • 1871

  • 1875

  • september 1875