Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8
Toon afbeeldingen van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2,58 MB)

ebook (3,33 MB)

XML (1,22 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8

(1878)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

Poezie.

I.
Onze huwelijksliefde.

 
O Liefde, zonneschijn van 't leven,
 
Den echt tot duurzaam heil gegeven,
 
U, huldig ik in 't blij gemoed,
 
En dank u 's levens zoetste wonne.
 
Zijt ge ons niet meer de middagzonne,
 
Die straalt met vollen glans en gloed,
 
Gij blijft het licht met flauwer stralen,
 
Dat lieflijk naar het West gaat dalen,
 
Maar de aard met lach en lonk nog groet.
 
Wat heilgenot ons 't hart verzaadde,
 
In welke vreugd de geest zich baadde,
 
Genot en vreugde gaan voorbij; -
 
Gij, gij alléén blijft ons omzweven,
 
Tot in den jongsten stond komt gij
 
Nog troosten, hoop en kracht ons geven.
 
 
 
ô Huwlijksmin vol poëzij,
 
Zou niet de dank van 't hart u vieren,
 
Niet met gebloemt uw beeltnis sieren,
 
Die ons op aarde een hemel bouwt?
 
U heeft de Heer ons lot vertrouwd,
 
Gelijk het schip aan kalme baren,
 
Om zacht de haven in te varen.
 
 
 
Zweef voor mijn geest, vervlogen vreugd,
 
Herinner mij hoe Liefde vredig,
 
Ons heeft bestuurd in de eerste jeugd:
 
Nooit liet zij 't hart in rouw of ledig,
 
Maar hechtte 't steeds aan vlijt en deugd.
 
Zij deed den vadernaam hoog klinken,
 
Den moedertraan der blijheid blinken,
 
En telgjes hupplen om ons heen,
 
Met heel de rei van zaligheên.
 
Wat zware taak kon moed doen zwichten,
 
Of streng gebod van ouderplichten?
 
Zij strooiden rozen op ons pad.
[pagina 16]
[p. 16]
 
O, Liefde! Liefde! hemelschat!
 
Hoe blij doet gij 't verlêen herdenken,
 
Waar gij den heilkroes vol mocht schenken!
 
Nooit wijkt van u de erkentenis af,
 
Maar looft en zegent u tot op den boord van 't graf!
 
 
 
Vrouwe Van Ackere,
 
geb. Maria Doolaeghe.

Dixmude, 1877.

II.
Leiebloemen.

 
Ik ging eens 's morgens wandelen,
 
- het was al in den Mei -
 
om bloemen te gaan plukken
 
allangs den boord der Lei.
 
 
 
Daar waren er heele korven
 
te plukken bij der hand,
 
en daarom ging ik wandelen
 
allangs den waterkant.
 
 
 
Ik zocht en zocht, maar en vond er
 
geen een naar mijn gerief,
 
en - al met eens, wat zag ik? -
 
'nen jongen met zijn lief...
 
 
 
Och God! wat waren ze vroolijk!
 
ze liepen en dartelden rond;
 
en ik - ik stond en bekeek ze,
 
genageld aan den grond.
 
 
 
Ik zag ze kussen en koozen
 
en hoorde den zilveren klank
 
van hun schaterend lachen en stoeien -
 
een perelend vogelgezang.
 
 
 
Nu dwaalden ze, arm aan arm,
 
al droomend in de wei -
 
en vleiden zich eindelijk neêr op
 
den oever van de Lei,
 
 
[pagina 17]
[p. 17]
 
Eilaas! ik ook, ik droomde...
 
Ik kon geenen stap vergaan,
 
een zucht welde uit mijn hert, in
 
mijne oogen welde een traan.
 
 
 
O bloemen van de Leie!
 
Waarom naar u gezocht?
 
Wat zijt ge bij de Liefde,
 
die 'k nimmer vinden mocht?...
 
 
 
Dr Eugeen Van Oye.

Oostende.

III.
Heldenmoed.

 
Heldenmoed,
 
U bewonder ik zoo zelden:
 
't Is het bloed
 
Anderer helden,
 
Dat gij meestal stroomen doet.
 
Heldenmoed...
 
Zelden goed.
 
 
 
Heldendaden,
 
't Leven schenkend, niet den dood;
 
Niet gepleegd om meê te prijken
 
In verwaande landchronijken;
 
Heldendaden, die niet schaden,
 
Die zijn groot.
 
 
 
En ze liggen vaak begraven
 
Diep in 't volk of diep bij slaven,
 
Als de reinste diamant
 
Diep in 't zand!
 
 
 
J. De Geyter.

Uit ‘Levenslust.’ (Onuitgegeven.)

[pagina 18]
[p. 18]

IV.
Vreugd en smart.

 
Als de Vreugd of de Smart
 
Soms verheugt of benart,
 
Soms een lach of een traan kan doen gloren,
 
Dan is 't vaak voor den dichter behoefte van 't hart,
 
Zijn gevoel in een lied te doen hooren.
 
 
 
Doch er is soms een vreugd
 
Die het hart zóo verheugt,
 
Soms een smart die de ziel zóo kan treffen,
 
Dat de dichter geen enkelen toon van geneugt
 
En geen klanken van rouw kan verheffen.
 
 
 
J.C. Altorffer.

Middelburg.

V.
Spiritismus.

 
‘Nu, zeg eens, beste kameraad,
 
Weet gij mij niet een goeden raad?
 
'k Hoor daaglijks honderd creancieren,
 
Die naar mij roepen, naar mij tieren:
 
Betaal mij hier, betaal mij daar!
 
Nooit raak ik in dat boeltje klaar.
 
 
 
Mijn oom is dood, een gierigaard,
 
Die heel zijn leven had gespaard.
 
Ik dacht: 'k zal dapper erven mogen.
 
Maar foei! 'k zag leelijk mij bedrogen:
 
Men vond bij d'oude munt noch kruis...
 
En toch, toch was daar splint in huis!
 
 
 
'k Zou, vriend, mijn schulden graag voldoen,
 
Maar dààrtoe heb ik geld vandoen.
 
Ha! een idée!... het spiritismus,
 
Ge weet dat wonder mekanismus,
 
Waardoor men zonder telephoon
 
De geesten toespreekt in hun woon.
 
 
[pagina 19]
[p. 19]
 
Welnu, wat dunkt u, kameraad!
 
Wie weet of 't ook daardoor niet gaat
 
De ziel van 't oudje te doen spreken?
 
De man kon goed zijn geld versteken.
 
Kom! mooglijks vinden wij den schat,
 
Dien Oomken saâmgeschrafeld had.’
 
 
 
***
 
 
 
We gingen samen naar een zaal,
 
Waar, voor een feestlijk avondmaal,
 
Een groot getal spiriten zaten.
 
Van vreugde schenen ze uitgelaten.
 
Licht was op 't tooverkunstgebied
 
Alweer een wondre zaak geschied.
 
 
 
Ik stelde me aan 't gezelschap voor;
 
Men nam mij daadlijk in verhoor,
 
Weshalve ik hun de zaak vertelde
 
Die thans mijn geest bijzonder kwelde.
 
Ik sprak hun van den gierigaard.
 
En hoe hij altijd had gespaard.
 
 
 
‘Voorwaar, zoo sprak een medium,
 
Neen, uw vermoeden is niet dom.
 
Zoo, zoo! de man had zulke streken
 
We zullen zijne ziel doen spreken;
 
Die zal ons zeggen wàar de schat
 
Zoolang voor u verborgen zat.
 
 
 
Men schaarde zich de tafel rond,
 
Die midlerwijl gansch ledig stond;
 
Men deed mij op mijn eer beloven
 
Dat 'k vast aan 't wonder zou gelooven.
 
De handen werden sâamgebracht,
 
En de uitslag angstig afgewacht.
 
 
 
Geef acht! maar 'k hoorde in heel het huis,
 
Zelfs niet het minste vreemd gedruisch;
 
Van schrik hield ik den adem binnen,
 
En dacht: “Wat gaat er hier beginnen?”
 
Ik beefde en hield mijn blikken strak,
 
Want 'k was niet eens op mijn gemak.
 
 
[pagina 20]
[p. 20]
 
Op eens begon 't komediespel,
 
De tafel draaide flink en wèl,
 
Men dacht, de geest ging binnentreden;
 
Ik was in doodsangst, al mijn leden
 
Doorrilde een huivring, en - 'k vergat
 
Dat ik zoo diep in schulden zat.
 
 
 
Klop-klop! klop-klop!... Daar spreekt de geest:
 
- Waarvoor is 't dat mijn neef hier vreest?
 
Ik maak hem rijker dan een koning:
 
Dat hij doorzoeke de oude woning.
 
Dààr vindt hij licht mijn heelen ponk,
 
In 't hofken bij den wilgentronk.’
 
 
 
Vol vreugde sprong ik van mijn stoel
 
En riep: ‘Hoera!’ met blij gejoel.
 
‘Kom vriend! thans saam den schat begieten,
 
Gij ook moogt van den vond genieten!’
 
We brasten zoo den halven nacht,
 
En 's morgens... lag ik in een gracht!
 
 
 
'k Ontwaakte! Ei! wat bange droom!
 
Het was me of nu de geest van Oom
 
Mij stille kwam in de ooren fluisteren:
 
‘Wil nooit meer naar spiriten luisteren;
 
Die gasten zijn waanzinnig, vriend,
 
Nu hebt ge een lesje: 't is verdiend.’
 
 
 
Rob. Pieters.

Bossuit, 1877.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Maria Doolaeghe

  • Eugeen van Oye

  • Julius de Geyter

  • Johan Coenraad Altorffer

  • Robrecht Pieters


datums

  • 1877