Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8 (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.58 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (1.22 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8

(1878)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 69]
[p. 69]

Poezie.

I.
Het dorp is van bergen omringd...

Heldendaden,
't Leven schenkend, niet den dood,
Niet gepleegd om mee te prijken
In verwaande landkronijken,
Heldendaden die niet schaden,
Die zijn groot!
 
Het dorp is van bergen omringd als een vest,
 
Maar de kerktoren tuurt als een zwaan uit haar nest.
 
 
 
Het kruis is van den toren gestort.....
 
Hoe het er weder opgeplant wordt?
 
 
 
De kerk is arm, de werkman koen:
 
Zou hij het zonder stelling niet doen?
 
 
 
‘Ik waag er, spreekt hij, mijn leven aan,
 
Houdt een van u op de schouders mij staan.’
 
 
 
Zij blikken ten toren, en druipen heen.....
 
De pastoor komt terug, en hij komt niet alleen
 
 
 
‘Ik grijsaard klim zoo hoog niet meer;
 
Maar Caris zal staan als de rots van den Heer.’
 
 
 
En Caris klimt ten torentop,
 
En de werkman kloutert zijn schouders op.
 
 
 
En als ze nu staan met het kruis in de lucht,
 
Slaakt niemand daaronder een woord of een zucht;
 
 
 
En als ze zoo duizelend hoog nu staan,
 
Kan schril het uur in den toren slaan.....
 
 
 
In kokend lood moet het kruis geplant;
 
Gietende, beeft des werkmans hand;
 
 
 
En - ho! - wie hem vasthoudt met de armen bloot,
 
Hèm stort op de armen 't gesmolten lood!
 
 
 
Hij brult van de pijn, in zijn mond komt schuim;
 
Maar hij werpt hem niet af van die hoogte in het ruim;
 
 
[pagina 70]
[p. 70]
 
Hij brult, want het brandt hem tot op het gebeente; -
 
Maar pal blijft hij staan als rotsgesteente.
 
 
 
........................
 
 
 
Het dorp is van bergen omringd als een vest,
 
En de kerktoren tuurt als een zwaan uit haar nest.
 
 
 
J. de Geyter.

Antwerpen, 1878.

II.
Een lied, een zoete lied.

Den dichter G. Antheunis.

 
Uw lied weêrklonk, een zoete lied vol minne.
 
Het was gelijk een dartle honigbij,
 
Die zwierf van bloem tot bloem in 't geurig perkje
 
En kusjes deelde aan allen, stout en vrij;
 
Wat heb ik toegeluisterd wen het klonk,
 
Naar 't teedre lied waar gansch uw ziel aan hong!
 
 
 
Uw lied weêrklonk, de nachtegalen zwegen,
 
Zij waren heel jaloersch van uwen toon;
 
Gij leerdet aan de tortelduiven minnen,
 
De herderinne voelde op hare koon,
 
Den blos der eerbre schaamte, wen 't weêrklonk,
 
Bij 't hooren hoe en wat uw lied al zong!
 
 
 
Uw lied weêrklonk, er ging geen toon verloren,
 
Elk luisterde naar dat bekoorlijk lied;
 
En hoe gij 't mocht herhalen en doen duren,
 
't Verveelde aan jongen en ouden niet;
 
Wanneer klinkt weêr eens wat zoo lief weêrklonk,
 
Dat dartle lied waar gansch uw ziel aan hong?
 
 
 
Ad. Beernaert.

Alveringhem.

[pagina 71]
[p. 71]

III.
Grootmoeder.

 
Mij dunkt ik zie heur nog zitten,
 
De goede, brave vrouw,
 
In heuren breeden leunstoel
 
In 't hoeksken van de schouw.
 
 
 
'k Zie nog heure witte kappe,
 
'k Zie nog heur zwarte kleed,
 
En die oogen die allengskens
 
De tijd verdooven deed.
 
 
 
Heur bleeke, paarsche kaken,
 
Heur beenderige hand,
 
En dan, heur trouwe krukke,
 
Die ophing aan den wand...
 
 
 
Hoe dikwijls, als ik kind was
 
Heeft zij me niet gestreeld!
 
En, kind weer met der onschuld,
 
Met mij gestoeid, gespeeld!
 
 
 
Mij op heur knie doen klautren,
 
En gevraagd ‘hoe Jeeseken doet
 
Als hij kwaad is’ en ‘hoe een kindje
 
Om braaf te zijn lezen moet!’...
 
 
 
Nu is haar hoeksken ledig,
 
Haar krukke niet meer daar!
 
Nu woelt geen kind om heur stoel nog
 
En speelt en jokt met haar!
 
 
 
Maar telkens dat ik inkoom
 
En heur ledig pleksken aanschouw,
 
Mij dunkt ik zie haar zitten...
 
En ach! ik draag heuren rouw!
 
 
 
K.M. Pol. de Mont, stud.

9 Januari 1878.

[pagina 72]
[p. 72]

IV.
Mijn hoogste vreugde.

 
Mijn hoogste vreugde raap ik niet
 
Bij vrienden trouw en vroed,
 
Al is 't gezelschap nog zoo goed,
 
Al klinkt er menig hartlik lied,
 
Al smaakt het bierken nog zoo zoet,
 
Ik schep er toch die vreugde niet,
 
Die 'k steeds aan mijnen haard geniet.
 
 
 
O nergens, nergens is er meer
 
Geluk zoo teer, zoo naamloos teer;
 
O nergens vind ik steun en troost
 
Als t'huis bij een aanbeden vrouw,
 
Bij lust en spel van 't dierbaarkroost,
 
Dat ik vol vadertrots beschouw;
 
Dààr vloeit de gulle vreugde rond
 
Bij morgen- en bij avondstond.
 
 
 
Als 't koud is buiten, koud en guur,
 
Dan is het goed bij 't knappend vuur;
 
Dan speel ik met de kleinen meê,
 
Of spreek hun van der armen lot;
 
Hun lijden doet ons harte wee.
 
Te midden van ons heilgenot.
 
 
 
En wen ons drietal slaapt en rust,
 
Van zorg en leed nog onbewust,
 
Dan vangen wij met moed en vlijt
 
Onze avondbezigheden aan.
 
Dan wordt er wel een sprook gedaan,
 
Uit onzen eersten liefdetijd.
 
 
 
Mijn huis is mij een heilge steê;
 
Daar vind ik ruste voor den geest
 
En voor mijn ziele zoeten vreê;
 
ò Ja, mijn hoogste vreugde is daar,
 
Waar vrouw en kroost te gaar
 
Mij minnen, minnen om het meest.
 
 
 
Jacob Stinissen.

Kortrijk, Januari 1878.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Julius de Geyter

  • A.D. Beernaert

  • Pol de Mont

  • P.J. Stinissen

  • over Gentil Antheunis


datums

  • 1878

  • 9 januari 1878

  • januari 1878