Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8 (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.58 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (1.22 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8

(1878)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 300]
[p. 300]

Poezie.

I.
Feesttuiltje.

Aan mijne dierbare vriendin, Mevrouw Van Ackere geb. Maria Doolaeghe, op haar 50tig jarig Jubelfeest als lid der Maatschappij: ‘Heden yet, Morgen niet,’ te Dixmude.
 
Ontvouwt uw rijkste pracht, Laurieren!
 
En vlecht uw blaadren glanzend schoon,
 
Voor Vlaandren's dichterkoninginne,
 
Tot een frissche zegekroon.
 
Versiert hare achtbre kruin, en huldigt
 
Het grootsch talent, de vaste trouw,
 
Het edel hart, de reine ziele
 
Der ons zoo waarde en duurbre vrouw.
 
 
 
Vijftig jaren vloden henen,
 
Lieveling der poëzij,
 
Sinds gij, jong doch kundig meisje,
 
Lid werdt dezer Maatschappij.
 
 
 
Vergeet-mij-niet! geliefkoosd bloempje,
 
Zoo rein, eenvoudig, helder blauw,
 
Lief bloemelijn, het teedre kelkje
 
Besproeid met frisschen morgendauw;
 
O breng aan haar, die ons zoo kwistig
 
Heur hart- en geestesgaven biedt,
 
Onz' blijden groet, en fluister zachtjes:
 
‘Uw vrienden, neen, vergeten niet.’
 
 
 
Vijftig jaren vloden henen
 
Sinds, tot Vlaand'rens roem, uw naam
 
Zich door 't kunstgebied verbreidde
 
Op de vleuglen van de faam.
 
 
[pagina 301]
[p. 301]
 
Gij Roze, met uw donzen blaadjes,
 
Geweven uit het fijnst fluweel,
 
Gij koningin der bloemengaarde,
 
In Lente's krans het schoonst' juweel!
 
Gij, zinnebeeld der teedre liefde,
 
Betuig onz' reinen liefdegloed
 
Der dierbre vrouw, wier poëzij ons
 
Het hart voor 't schoone kloppen doet.
 
 
 
Vijftig jaren vloden henen,
 
Sinds de gouden dichterlier,
 
Door Maria werd gegrepen
 
En bespeeld met kracht en zwier
 
 
 
Bekoorlijk, needrig Veldviooltje,
 
Verscholen tusschen mos en gras,
 
Gij eersteling der groene Lente,
 
Ontsluit uw' tengre bloempjes ras!
 
En zend uw lokkende ambergeuren
 
Der vrouw, wier kunde ons heeft geleid,
 
En breng haar op des zephiers adem,
 
Den wasem onzer dankbaarheid!
 
 
 
Vijftig jaren vloden henen
 
En nòg geurt uw poëzij,
 
En nòg schittert ge als een sterre,
 
In Dixmude's Maatschappij.
 
 
 
Omstrengel met uw taaie ranken,
 
Lief Klimoploover, sterk en hecht,
 
Het needrig tuiltje, dat mijn vriendschap
 
Ter eere van Maria vlecht.
 
En bind steeds vaster aan elkander
 
Twee harten, reeds zoo nauw verknocht,
 
Blijv' zusterliefde ons trouw omzweven,
 
Tot onzen laatsten ademtocht!
 
 
 
Stort, o Heer! uw milden zegen,
 
Op mijn hartsvriendinne neer,
 
Lang nog leve ze in ons midden,
 
Ons tot heil en 't land tot eer!
 
 
 
Vrouwe David
 
geb. Mathilda Van Peene.

Aalter, 30 Mei 1878.

[pagina 302]
[p. 302]

II.
Werda!...

 
Wen ik hier op de vesting sta,
 
Het wapen in de hand,
 
Dan denk ik aan een stroodak ginds
 
En aan mijn lieve Vlaanderland...
 
De ronde nadert vroeg of spa,
 
Werda!
 
 
 
Dan denk ik - wen hier in de stad
 
Het alles woelt en krioelt;
 
Hoe ginds in het hoekje van den haard
 
De liefde lacht, het hart gevoelt...
 
De ronde nadert vroeg of spa,
 
Werda!
 
 
 
Ik denk - wen hier de bonte schaar,
 
Zoo blijde trekt de stadspoort uit,
 
Hoe 'k bij ons jongste kermisfeest
 
Ginds stapte nevens mijne bruid...
 
De ronde nadert vroeg of spa,
 
Werda!
 
 
 
Dan denk ik - wen het klokgelui
 
Hier uit den toren bromt,
 
Dat vader nu, maar zonder mij,
 
Van het akkerwerk naar huis toe komt...
 
De ronde nadert vroeg of spa,
 
Werda!
 
 
 
Dan denk ik dat mijn moeder thans
 
Het maal op tafel zet,
 
Dat ledig daar mijn stoel blijft staan,
 
Dat ik niet deel neem aan 't gebed...
 
De ronde nadert vroeg of spa,
 
Werda!
 
 
[pagina 303]
[p. 303]
 
't Is avond, en van verre ik zie
 
De stad nog gansch verlicht,
 
Ik denk dat het Vlaamsch dorpken nu
 
Bij den glans der maan te sluimren ligt...
 
De ronde nadert vroeg of spa,
 
Werda!
 
 
 
Wen ik hier op de vesting sta
 
En houde trouwe wacht,
 
Dan denk ik dat men ginds in 't dorp
 
Zoo zeer naar mijn terugkomst tracht...
 
De ronde nadert vroeg of spa,
 
Werda!
 
 
 
Victorien Vande Weghe.

Bergen.

III.
op St-ThomasGa naar voetnoot(1).

(In Klein-Brabandsch.)

 
Marjanne was opgeslotenGa naar voetnoot(2)
 
En rammelde aan de deur,
 
Klaas hield de wacht, en hoe ze riep
 
De grendel bleef er veur.
 
 
 
‘Och!’ kermde ze op alle tonen:
 
‘Och Klaas! toe! laojt er ma uit!’
 
Hij zong vol vreugd: ‘Noa hem ek heur:
 
De vink zit in de muit!’
 
 
 
Maar, na een poos, hernemend:
 
- ‘Wá geeft-de als 'k opendoe?’
 
- ‘Een kenne bier, 'nen pot lambik...’
 
- ‘Dèn blijft de deur ook toe!’
 
 
 
- ‘Is dèn een kenne niet genoeg,
 
Wel, 'k geef 'nen eemer dan?...’
[pagina 304]
[p. 304]
 
- ‘Nee, nee, riep Klaas, veur zoo 'nen prijs
 
Dèn blijft-de er in, Marjan!’
 
 
 
- ‘Wat wilde dèn? Meê Kermes
 
Den eersten dans meê aa?
 
Een koem anijs, 'nen pekerkoek?...
 
Awel, ontsluijt-de naa!’
 
 
 
- ‘Neen 'k!’ klonk het... - ‘Wel, wat duivel,
 
Zeg, Klaas, wat wilt-de dan?’
 
- ‘Och! - en hij werd zoo rood als bloed -
 
Geef ma auw hert, Marjan!’
 
 
 
K.M. Pol. de Mont.

Leuven, December, 1877.

IV.
Zoo houd ik eindlik u omvangen...

 
Zoo houd ik eindlik u omvangen,
 
In 't zoete zwijgen stierf het woord,
 
En mijne dronken lippen hangen
 
Aan uwe lippen immer voort
 
 
 
Al wat 't geluk vermag te geven
 
Is mijn, met met al zijn zaligheên,
 
Ik heb thans u, mijn lust en leven,
 
Wat hoef ik meer, als u alleen.
 
 
 
O, dekke nu des noodlots wille
 
Met nacht de wereld, hoe het zij!
 
Alleen uw oog nog zweve stille,
 
Een blauwe hemel, over mij.

(Naar Em. Geibel.)

voetnoot(1)
Uit Rijzende Sterren. Nieuwe gedichten.

voetnoot(2)
Op St-Thomas-dag sluit men in Braband malkander in de eene of andere plaats op. Om er uit te komen moet de ingeslotene aan den andere geven wat hij vraagt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Mathilde David-van Peene

  • Victorien vande Weghe

  • Pol de Mont

  • Em. Gribel

  • over Maria Doolaeghe


datums

  • 30 mei 1878

  • december 1877