Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 10 (1880)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 10
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.59 MB)

ebook (3.38 MB)

XML (1.22 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 10

(1880)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 438]
[p. 438]

Poëzie.

I.
Marine.

 
Ze stond voor mij in 't stralend kleed
 
der schuimende, peerlende baren;
 
in 't hert is mij een knagend leed-
 
de weemoed - binnengevaren...
 
 
 
De juichende golven likten haar
 
de sneeuwwitglanzende leden;
 
de wind ontvlechtte heur gitzwart haar,
 
in stroomen nedergegleden.
 
 
 
Gekruist op de borst heure armen beid',
 
een droomende traan in de oogen,
 
een glimlach op de lippen gespreid,
 
begoocheld - onbewogen-
 
 
 
Zoo stond ze daar in 't stralend kleed
 
der hijgend schuimende baren...
 
In 't hert is mij een eeuwig leed,
 
de weemoed binnengevaren...
 
 
 
Dr Eug. Van Oye.

II.
De duur der liefde.

 
Zij zaten bij den waterzoom,
 
en schouwden vol zoete gepeizen
 
in 't kabblend babblend golfgestroom
 
en bouwden luchtpaleizen.
 
 
 
En als hij lang geschouwd had, dan...
 
- als had zijn hart zich bezonnen-
 
dan nam hij eenen zwaren steen
 
en smakte die in de bronne.
 
 
 
‘Zoolang de steen uit het water niet duikt,
 
en blijft ten gronde gezonken,
 
zoolang en vergloeien noch en vergaan
 
mijner liefde vlammen en vonken.
 
 
[pagina 439]
[p. 439]
 
Zij echter liet met lachenden mond,
 
een spaander in 't water vallen;
 
‘zoolang het hout niet ten gronde zinkt,
 
blijft gij mij de liefste van allen.’-
 
 
 
De bloeiende lente is heengegaan,
 
en nu is ook de bronne
 
bij heeten zomerzonnebrand
 
in 't gloeiende zand verronnen.
 
 
 
Nu duikt uit het water de zware steen
 
en 't hout, het zonk ten gronde...
 
Maar ach, zoolang uit beider hart
 
is reeds de liefde verzwonden!
 
 
 
V.A. dela Montagne.

(Fliegende Blatter.)

III.
Liesje.

 
Tusschen licht en don ker,
 
achter bosch en kant en haag,
 
wandelt blonde Liesje graag
 
naast den knappen steedschen pronker,
 
die haar zacht in de armen drukt...
 
Tusschen licht en donker
 
wordt zoo menige bloem geplukt.
 
 
 
Tusschen licht en donker
 
zucht zij droef in later tijd,
 
't hart verscheurd door zelfverwijt...
 
En bij 't zachte stargeflonker
 
buigt zij 't hoofdje diep bedrukt...
 
Tusschen licht en donker
 
was de maagdebloem geplukt.
 
 
 
Tusschen licht en donker
 
ligt zij eindlijk stervend neer.
 
En de roover harer eer,
 
denkt niet eens, de laffe jonker,
 
wie haar heeft in 't graf gerukt...
 
Tusschen licht en donker
 
graag de Dood ook bloempjes plukt.
 
 
 
Leonard Buyst.

Brussel 1878.

[pagina 440]
[p. 440]

IV.
't Is wildzang!...
Een fabeltje.

 
Een jeugdig Zwartekopje, dat
 
Des Nachtigaals gezangen
 
Aandachtig afgeluisterd had,
 
Kwam ook op zijne beurt, een deuntjen aan te vangen.
 
‘Och zwijg!’ riep eene Musch, die in het venstergat
 
Van een naburig strooidak zat,-
 
‘'t Is wildzang! In uw plaats zou 'k mij die moeite sparen;
 
Want zie, al leerdet gij nog twintig volle jaren,
 
Niet meer dan nu
 
Is hoop voor u,
 
Den Nachtegaal eens te evenaren!’
 
- ‘Dàt waan of poog ik niet’ was 't antwoord, ‘mijne stem
 
Lijkt zeker niet aan die van hem,
 
Wiens zangen ik bewonder.
 
'k Doe gaarne, en zonder afgunst, onder
 
Voor dezes grooten zangers toon,
 
Zoo aangenaam, zoo streelend schoon.
 
Maar toch, toch vind ik óók behagen,
 
Op eigen toon mijn lied den Schepper op te dragen.’
 
Een Koninkje, in de haag, had dit gesprek verstaan,
 
En daarop hief het ook zijn vrolijk deuntjen aan.
 
- ‘Ga weg! met uw getatel,
 
Uw diepvervelend boschgezwatel!’
 
Riep weer de Musch; - ‘doe zooals de uil:
 
Bek-toe! en hou-je-schuil!’
 
- ‘De schuilhoek past het best aan dieven.
 
Ik zing zoolang 't mij zal believen!’
 
Zei 't Koninkje, en zong onverstoord
 
't Blijgeestig deuntje voort.
 
- ‘Aleer met zulk gepiep zoo elkeen te vervelen,
 
Wel, 'k ging nog liever met de muizen spelen!’
 
Vervolgt de musch...
 
- ‘Alhier!’ riep nu een Kat,
 
Die lang reeds achter haar te loeren zat
 
En ze eindlijk nu in 't klauwken had.
 
‘Het moet u hier te zeer verdrieten
 
Nu zult ge spel naar wensch genieten.’
[pagina 441]
[p. 441]
 
- ‘Dief! Dief!..’ schreeuwde onze mussche-sloor.
 
- ‘'t Moet schooner zijn!’ zong poeze voor;
 
En stak ze in haar conservatoor.
 
 
 
***
 
 
 
Gij die in u voelt 't kunstvuur blaken
 
Studeert met vlijt, hoort wijzen raad;-
 
Doch laat door ijdlen musschenpraat
 
U nimmer moedloos maken.
 
Gedenkt dat men, de wereld rond,
 
Steeds groote en kleine kunstnaars vond!
 
 
 
P. Van der Meiren.

Rousselare.

V.
Doe wel en zie niet om.
- Aan een dweeper. -

 
Zoo verschillend als de bloemen
 
En de vlinders op de wei,
 
Zoo verschillend als de kleuren
 
Van de kleurenrijke Mei;
 
Zoo verschillend als de vogelen
 
Die op 't wereldrond bestaan,
 
Zoo verschillend als de visschen
 
In de onmeetbren Oceaan.
 
Zoo verschillend als de wondren
 
Die m'in 't grootsch natuurboek leest,
 
Zoo verschillend is de richting
 
Van den menschelijken geest.
 
 
 
Laat vrij dus Roomsch of Protestant
 
Of Anglicaan of Remonstrant
 
Of Marten Luther en Calvijn
 
Verschillend van opinie zijn;
 
Maak u niet moê met zulk geschil
 
Laat elkéén denken zoo hij wil,
 
Denk: 't best princiep van 't christendom
 
dat is ‘doe wèl en zie niet om.’
 
 
 
Arn. Sijrier.

Luik.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Eugeen van Oye

  • V.A. dela Montagne

  • Leonard Buyst

  • Pieter van der Meiren

  • A. SijriĆ«r