Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12 (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.57 MB)

ebook (3.44 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12

(1882)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 117]
[p. 117]

Poëzie.

I.
Woudgalm.

 
O, jagers, keert weder!
 
De zon tooit het Westen in glansrijke pracht.
 
En de avond daalt neder...
 
De hemel voorspelt een onstuimigen nacht!
 
Weldra zal van 't huilen
 
Ontwakender wolven het woud zijn vervuld.
 
't Wordt onwêer... waar schuilen?
 
Komt, keeren wij weer, eer de nacht ons omhult!
 
- Ik houd het wild
 
Reeds opgetild!...
 
O, laat ons gaan,
 
Hier is de baan;
 
Bergt roer en fluit
 
En op weg met den buit!
 
 
 
O, jagers, keert weder!
 
Daar pakken de wolken zich dreigend opeen:
 
Hoe naar is het weder,
 
De vuurslingers kruisen en blikkren doorheen!...
 
Ach, gaat toch niet verder!...
 
Reeds baldert de woudgalm den donderslag na,
 
En feller en harder
 
Ontvouwen de orkanen hun' woede weldra!...
 
- De boschuil waart,
 
En ziet, vervaard,
 
De storm ontstaan,
 
Den bliksem slaan
 
In 't barnend zuid...
 
Ik vertrek met den buit!...
 
 
[pagina 118]
[p. 118]
 
O, jagers, keert weder!
 
Licht zijn om ons lot onze vrouwen benard,
 
Terwijl zij zich teeder
 
Den krijtenden zuigeling drukken aan 't hart!..
 
Ze schreien, de droeven,
 
En klagend verbeiden de kinderen ons...
 
Waar moogt ge toch toeven?...
 
Of zijt ge dan doof voor des donders gebons?..
 
- Ik hoor gekout
 
Daar in het hout...
 
De jachthond gromt...
 
Komt, jagers, komt:
 
Ik snel vooruit
 
Door het bosch met den buit!..,
 
 
 
J.T. Slachmuylders.

Brussel.

II.
Regendrop en lichtstraal.

 
Eens viel een regendruppel in
 
Een bloemenkelkje kleen;
 
Juist viel een lichtstraal ook daarin:
 
Zij drongen zich opeen.
 
 
 
Het kelkje had de ruimte niet
 
Om beide plaats te geven,
 
Zoodatde straal in 't dropje schiet.
 
Waaraan hij glans komt geven.
 
 
 
Nu werden zij, te zaam vereend,
 
In diamant herboren,
 
En schittrend edel was 't gesteent,
 
Dat m' op de bloem zag gloren.
 
 
 
Ook zoo zal 't met de tranen zijn
 
Door 't zielsberouw gestort:
 
Ze zijn als paarlen schittrend fijn,
 
Wen 't kwaad vergeven wordt.
 
 
 
A.M. Oomen.

(Naar het Engelsch)

[pagina 119]
[p. 119]

III.
O lente, blijf!

 
Och! 't is me goed, als bosch en veld ontwaken,
 
En 't frissche loof de jonge Lente tooit;
 
Als 't geurig mos hergroent op onze daken
 
En 't vinkje weer in 't boomgaardloover stoeit,
 
Dat heerlijk praalt in vollen lentebloesem...
 
Och! 't leven is me dan zoo zalig-zoet;
 
Dan vloeit me een stroom van wellust in den boezem
 
O Lente, blijf! gij doet me 't harte goed!
 
 
 
Och! 't is me goed daar in de bloemenweide,
 
Waarover zich de gouden vlinder wiegt,
 
Terwijl ginds hoog, daar boven 't koorn der heide
 
De leeuwerik tot in de wolken vliegt.
 
Dan bruischt me 't bloed om 't opgetogen harte.
 
Och! 't leven is me dan zoo zalig-zoet
 
En blij vergeet ik doorgestane smarte!
 
O Lente, blijf! gij doet me 't harte goed!
 
 
 
Oh! 't is me goed wen ik in 't uur des avends
 
Soms mijmrend langs het eikenboschje dwaal;
 
Die stille rust heeft voor mijn ziel iets lavends;
 
Als hemelzang klinkt 't lied der nachtegaal.
 
Dan zend ik ook een dankgebed ten Hoogen;
 
Ja, 't leven is me dan zoo zalig-zoet
 
En 'k zucht weêr stil, tot tranen toe bewogen:
 
O Lente, blijf! gij doet mij 't harte goed.
 
 
 
L.E. Janssens.

Antwerpen.

[pagina 120]
[p. 120]

IV.
In uw guitige, goedige oogen.

 
In uw guitige, goedige oogen
 
Stralen liefde en levenslust,
 
Rein als de zon, die uit den hoogen
 
Uwe bloemen teeder kust.
 
 
 
Op uw bloeiende, blozende wezen
 
Zweeft de liefste lentedag;
 
Uit uw mondje, nimmer volprezen,
 
Schallen immer lied en lach.
 
 
 
Welk een weelde, wat reine wonne
 
Straalde en stroomde in mijne ziel,
 
Toen uw donzig oog, als een zonne,
 
Heimlik op mij nederviel;
 
 
 
En uw zalvende, zoete zangen
 
Ruischten zacht als harpgedans;
 
En uw kleurige, geurige wangen
 
Blonken blij als zonneglans.
 
 
 
Sedert gij mij hebt aangekeken
 
Met uw oog vol levenslust,
 
Is mijn kommerloos heil geweken,
 
En meteen mijn stille rust.
 
 
 
o Bezie mij nog eens zoo zachte!
 
Zing nog eens uw zoetsten zang!
 
Want uw beeld zie ik dag en nachte -
 
- Mag ik 't zien mijn leven lang? -
 
 
 
Lentz.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jan Trankiliaan Slachmuylders

  • Antoon Maria Oomen

  • Lodewijk Janssens