Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12 (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.57 MB)

ebook (3.44 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12

(1882)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 170]
[p. 170]

Kunstoverzicht.
Meert - april.

Op kunstgebied valt er ditmaal nog al wat te melden. Trouwens, de tentoonstellingen in den Cercle Artistique en den Cercle Catholique en de twee uit Rome afgezonden stukken, van de HH. De Jans en Cuypers, leveren stof genoeg. We zullen maar dadelijk met de deur in huis of liever in den Cercle Artistique vallen en ons eenige opmerkingen veroorloven.

Eerst en vooral komen we daar Mr Simons tegen, die zich een eigenaardig genre, zoo in uitvoering als in opvatting van onderwerpen, heeft weten te vormen. Hij levert drie tafereelen: ‘Bij den haard,’ ‘goed akkoord’ en ‘twee grijsjes’

Het eerste vooral beviel ons uitmuntend. Keus van onderwerp, groepeering, verlichting en bewerking zijn nieuw en geheel eigenaardig. Jammer dat de beenen der beide figuren nog al erg misteekend schijnen te zijn. Als schildering en waarheid van toon vermelden wij ‘bij den haard’ waaraan wij de voorkeur geven boven zijne ‘twee grijsjes.’ Hij ga voort op den ingeslagen weg en trachte zijne manier van uitvoering te volmaken. Met een eigenaardig talent kan men ver komen. Doch dan moet dit origineele met goeden uitslag den toets van het esthetisch gevoel, dat iedere mensch in mindere of meerdere mate in zich heeft, kunnen doorstaan. Dat is nu juist het geval wel niet met het tafreel ‘Ehringsdorf’ van Mr Struys. Het is al te erg origineel, Wie prachtige doeken als ‘Misschien’, ‘Vergeten’ enz., achter den rug heeft, mag zoo eene safraankleurige horreur niet ten berde brengen.

Met Mr Simons zullen voorzeker de heeren Godding en Verhaert de palm dezer tentoonstelling weghalen. Mr Godding levert ons in ‘Het afscheid’ eene schoone jonge vrouwenfiguur. Flink geborsteld zijn vooral het hoofd en de hoed. De moeder op hetzelfde tafereel bevalt ons minder, zij schijnt ons wat plat en hier en daar wat slordig in de schildering. Zijn ‘Duitsche ruiter’ is een al te karakterlooze kop. Het aangezicht is breed en vleezig geschilderd; wat ons echter niet bevalt is de glasachtige helm. Over 't algemeen mijde hij zichvoor eene ietwat vuile tint, die over zijne doeken verspreid ligt.

In een gansch tegenovergesteld genre is M. Verhaerts ‘Labore et Constantia’ opgevat. Zien de HH. Simons en Godding de natuur

[pagina 171]
[p. 171]

meer in het ‘grijze,’ de H. Verhaert zoekt er meer den gloed, het warme in. Fijn getoetst, met een karaktervol figuurtje en flink uitgevoerde bijzaken, vormt het een tafereel, waaraan onzes dunkens de HH. de Braackeleer en Cap gerust een lesje kunnen nemen. De laatste scheen ons echter iets beter dan gewoonlijk, vooral in de bijzaken; maar het vrouwenfiguurtje ligt weer in het oude gebrek: het erg alledaagsche en zware.

Dat is ook het geval met de schilderij van Mr Neuckens, ‘geef ons heden ons dagelijksch brood,’ Er is zelfs iets broddelachtig in dit doek. Het hoofd en de armen van het vrouwenfiguur zijn misteekend en veel te zwaar geschilderd.

Dan zien we liever zijne achtergronden en bijzaken in ‘de krekel van den haard’ en ‘het liedje der moeder,’ welke stukken oprecht geestig getoetst zijn. Het is verwonderlijk hoe hij, die de twee laatste tafereeltjes maakte, iets levert als ‘geef ons heden ons dagelijksch brood.’

Om iets droogs en zwaars van schildering te zien, kloppen we aan bij Mr Heyermans, ‘gezondheid!’ Hij ga eens een kijkje doen bij Mr Stobbaerts, die nog al familietrekken met hem heeft in zijne manier van schilderen, doch in het goede. Een flinke, krachtige borstel staat dien heer ten dienste, evenals eene waarlijk realistische kleur. Jammer dat hij soms zoo'n erge bokken in het teekenen maakt. Zoo schijnen ons de peerden in zijn ‘stal’ en de jongen in zijn ‘werkhuis’ al te veel van natuurwonderen te hebben.

Mr Siberdts ‘kinderportret’ heeft ditmaal nog al verdiensten; vooral het ondergedeelte kwam ons voor goed gelukt te zijn. Het hoofdje echter is al te droog van schildering. Over 't mannenportret zwijgen we liefst.

Wij geven de voorkeur aan Mr Nelis ‘kinderportret’ dat als schildering gemakkelijk schijnt gedaan te zijn, en fijn van kleur is, misschien wel ietwat te flauw. Daarentegen vinden we zijne ‘Mona Lisa’, erg stijf, en doodsch van schildering.

Dit is het geval niet met Mr Booms ‘Rust’ dat flink geschilderd is. Hij mijde zich echter al te veel met penseelstreken de vormen weer te geven. Wat meer afwisseling in de onderwerpen, zou onzes dunkens aan hem en Mr Nelis geen kwaad doen, evenmin als aan Mr Herbo, wiens ‘Bianca’ goed geschilderd en nog al aangenaam van opzicht is Doch die Heer schijnt te gelooven, dat er niets meer bestaat dan hoofden met eeuwig dezelfde oogen, neuzen en monden.

Mr Farazijn is schrikkelijk valsch in al zijne kleuren en dat wasachtige doorschijnende vleesch is erg onaangenaam om zien. Zijn

[pagina 172]
[p. 172]

‘Molen te Veurne’ bevalt ons beter. Toch schijnt de achtergrond niet genoeg verzorgd.

Mr De Jans stelt drie stukken ten toon: ‘twee Romeinsche stadsgezichten en eene binnenzicht. Het kleinste stadsgezicht beviel ons het best. Het is behendig uitgevoerd en natuurlijk van effekt; minder bevielen ons zijne chocolaadkleurige brug en zijn zwartachtig binnenzicht:

Terwijl we nu toch aan Mr De Jans zijn zullen we even terug blikken op zijne kopij naar Holbein, welk stuk hij over eenige weken uit Rome afzond; alhoewel wij het oorspronkelijke stuk niet kennen komt het ons toch voor dat de kopij goed geslaagd mag heeten' daar ze ons niettegenstaande het verschil in uitvoering, goed den indruk van den Bazelschen meester wedergeeft.

Tevens zond Mr Cuypers, ook laureaat van den prijskamp van Rome, eene gebeeldhouwde vrouwenfiguur af, ‘De Slavernij’ verbeeldend.

Goed gebeeldhouwd en nog al lief van lijnen, is dit werk

Het kwam ons echter voor dat de, naar de antieken zweemende armen en handen, al te veel afstaken, bij de meer realistische vormen van het overige.

Wanneer wij nu nog in den Cercle Artistique, Mr Meyers, met een zonnig landschap, vermelden, en Mr Van Beurden, met een mannenportret en een ferm geboetseerde jongensfiguur, beide in gebakken aarde, denken we best, zonder de overige heeren, en om reden, te beoordeelen, naar den Cercle Catholique te kunnen overgaan.

Hier krijgen we ditmaal wat meer dan gewoonlijk te zien; of het ook beter is dan de andere malen, is eene vraag, die we liever niet beantwoorden zullen. Het liefhebberskorps schijnt hier vooral de bovenhand te hebben. Daar we de liefhebberijkunst hier natuurlijk niet te beoordeelen hebben, zeggen we er in het algemeen van, dat het eene stuk wat beter, het andere wat slechter is, en dat allen onder 't middelmatige blijven.

Dus laten we die stukken terzij, en beginnen wij met Mr Anthony ditmaal verre van goed te vinden.

Vooreerst ziet er zijne vrouwenfiguur erg gemeen uit; dan: de kleuren rammelen dooreen, de vleezen zijn te hard en te krijtachtig van toon en de achtergrond(Stadsgezicht) is veel te zwaar en zelfs onhandig geschilderd. De teekening van 't bovenlijf zijner figuur is ook erg mislukt. In een woord we vinden in geheel zijn tafereel iets slordigs en verwaarloosd Echter in het ondergedeelte van het groene satijnen kleed vinden we zijne gewone vaardigheid in het stoffenschilderen terug.

[pagina 173]
[p. 173]

We hopen dat Mr Anthony spoedig tot zijne oude manier moge terugkomen.

Aangenaam en eigenaardig, doch wat al te weinig geschilderd, kwam ons het tafereel van M. Cleynhens voor. In hun ‘genre’ zijn de schrijf- of teekentafel, het figuurtje en het scherm heel aardig van kleur. Misschien zijn er wat al te veel zwartbruine tonen in dit tafereel, wat aan het algemeen uitzicht iets onnatuurlijks en bitumeus geeft.

M. Van Dyck levert eene stijve vrouwenfiguur, waar de ‘pose’ van 't model dwars door henen schijnt; ook is zijn doek als schildering veel te droog.

Veel liever zien wij het ‘Meisjeshoofd’ van M. Delehaye (dat N B, de zonderlinge titel droeg van ‘Maagdelijn kopje!!). Het is geestig geschilderd; vooral het hair en het kleed bevielen ons. Misschien ligt er over het vleesch eene wel wat zwarte tint. Wat er ons het minste op beviel was de stroôhoed, die tamelijk droog scheen.

Over M. Van Meerbeecks ‘landschap met de hoef’ ligt een vrij onaangename toon verspreid. Ook schijnt ons het motief niet heel gelukkig gekozen. Op zijn ander stuk zijn in de stammen der boomen goede hoedanigheden te vinden; doch wat wij al te kras vinden, is het kladderen met dikke verf ‘à tort et à travers,’ dwars door het figuurtje henen, van den voor- tot op den achtergrond zonder de minste noodzakelijkheid. Ook moet hij in 't algemeen meer de teekening van figuren en boomen verzorgen.

Droevig en kleurloos zien er de landschappen van M. Tuyttens uit. Eene steviger en stouter uitvoering zouden hem van pas komen. Zijne vier aquaforten bevallen beter, bijzonder 't kleinste, dat goed en licht uitgevoerd is.

M Woutermaertens levert een vrij wasemachtig landschap met al te wollige schapen.

Beter vinden we het landschap van M. Joris, die echter meer naar de natuur moet studeeren

M. Oomen had eenige aquarellen, waaronder verscheidene goede.

Vermelden we nog M. Rul, een beginneling, die vooral naar de natuur moet leeren werken. Drie stukken stelde hij ten toon, waarvan t grootste nog al flink geborsteld is. Ook in zijn winter zijn goede hoedanigheden: nochtans schijnt het hier en daar wel wat hard.

Ten slotte, wat meestal aan de landschapschilders die wij bespraken ontbreekt, is ‘grondige’ natuurstudie. En, wij drukken op het woord ‘grondige’. Niet genoeg is het de natuur ‘na te bootsen’, zij moet ‘gevoeld’ worden om ze in al hare deelen wààr te kunnen teruggeven.

We sluiten dit overzicht met te zeggen, dat we onze meening vlakaf uitgedrukt hebben, rechtuit, en vooral zonder ‘camaraderie’.

L.V.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken