Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12 (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.57 MB)

ebook (3.44 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12

(1882)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 287]
[p. 287]

In het kunstverbond.
(Cerle Artistique).

Kon ditmaal de tentoonstelling in den ‘Cercle’ wel niet eene der belangrijkste genoemd worden, zoo hopen wij het te mogen wijten aan de voorbereiding onzer kunstenaars tot de aanstaande driejaarlijksche tentoonstelling. In dit strijdperk zullen onze schilders zich, naar men zegt, te meten hebben met eenige der beste hedendaagsche Fransche meesters; er zal dus eene ferme lans ter eere onzer vaderlandsche kunst te breken vallen.

Tellen de Franschen goede strijders in hunne rangen, wij ook we mogen op kloeke kampioenen rekenen. Wij vinden er reeds een bewijs van, in den bijval, aan eenen hunner Mr Verstraete, in het parijzer salon, ten deele gevallen. Deze puike landschapschilder zoekt de onderwerpen zijner tafereelen vooral in onze Kempische heide, die dan ook eene rijke bron voor onze schilders mag genoemd worden. Ditmaal had Mr Verstraete, in den Cercle, twee tafereelen: Morgend en Avond, die, alhoewel niet tot zijne beste behoorende, goede hoedanigheden bezitten, bijzonder de Morgen. Het is die stukken aan te zien, dat ze naar de natuur gestudeerd zijn; wat, met de zeer persoonlijke opvatting van Mr Verstraete, een uitmuntenden uitslag geeft. In den Avond beviel ons vooral de omgeploegde voorgrond, als waarheid; minder echter de ietwat conventioneele lucht.

Nog een kunstenaar die zijne tafereelen aan het Kempische dorpsleven ontleent, is Mr Simons.

In zijn ‘Molen’ zien wij eene flink geborstelde studie. (tafereel is dit stuk juist niet te noemen).

Met zijn steedsch nufje, dat ‘Alleen’ onder de boomen zit, hebben we het minder op. Het is dof en mat van kleur. We zien hem liever tafereelen als zijne ‘groote akkoorden’, op het doek brengen, en gelooven hem meer geschikt zulke onderwerpen, die hij dan ook grondig verstaat, te behandelen dan diegene ‘à la Van Beers’.

[pagina 288]
[p. 288]

Twee schilders die behoefte hebben aan natuurstudie zijn de HH. Van Zoom en Bullerkotten. De ‘Boorden der Semis’ van den eerste, is een al te zwaar geschilderd doek, dat ook aan lucht gebrek heeft. Het landschap van den tweede geeft vooral in de teekening stof tot kritiek; de stammen en wortels zijner boomen doen al te veel aan slangen en fantastische krokodillen denken; ook is die purperachtige kleur onaangenaam.

Zoo is ditmaal Mr Nelis niet in het rechte spoor met zijn ‘Avond’ Bij hem ook is de teekening al te verwaarloosd, getuige de twee raadselachtige wezens, die koeien verbeelden moeten, en de doffe, eentonige zwaar geschilderde boomen.

Dan zien we liever de twee tafereeltjes van Mr Van Cuyck: ‘Mariakerke’ en ‘Den Briel’. Ze zijn net gepenseeld, en goed geteekend; vooral het zonnige Gezicht op den Briel beviel ons. Echter is zijne uitvoering wat al te proper en mangelt het haar wat aan brio.

Dit laatste is het geval niet met de krachtig geborstelde ‘Honden’ van Mr Stobbaerts. Daar is de schildering en, ditmaal, ook de teekening vol leven en karakter. Verwijt men hem wel eens, onbeduidende onderwerpen te behandelen, zoo denken wij in 't midden te mogen brengen, dat dit bij hem door eene mannelijke en kunstrijke schildering vergoed wordt. Wat beduidt het toch, groote onderwerpen behandeld te zien, zoo eene slechte uitvoering den ganschen indruk bederven komt? Is in dit geval aan een flink uitgevoerd doch eenvoudig onderwerp de voorkeur niet te geven?

Zóó, bijvoorbeeld het tafereel van Mr Fraustadt ‘Het afscheid van Siegfried en Krimhilde.’ Die Heer zoekt voortdurend zijne tafereelen in 't Nevelingenlied, waar dan ook stof tot onderwerpen genoeg voorhanden is. We gelooven echter Mr Fraustadt voor zoo'n uiterst karakteristieke sujekten niet opgewassen. Zijne uitvoering, (namelijk uitdrukking, groepeering, teekening enz.) is al te middelmatig en mager.

Het schijnt ons onmogelijk dat die twee karakterlooze, popachtige figuren, de krachtige Siegfried en Krimhilde verbeelden moeten. In eenvoudiger onderwerpen zou hij wellicht beter slagen; want als schildering heeft zijn tafereel nog al

[pagina 289]
[p. 289]

verdienstelijke deelen, onder andere in den achtergrond. Het koloriet is echter al te bont en de verschillende kleuren rammelen te veel dooreen.

Blijft deze schilder, in alle zijne tafereelen, bijna op dezelfde hoogte, zoo is dit het geval niet met Mr. Farazijn, die, met een buitengewoon goed tafereel zijne loopbaan begon, en nu, 't spijt ons het te moeten zeggen, vrij middelmatige doeken levert. In zijn ‘Oudheidkenner’ komen wel is waar goed gepenseelde bijzaken voor, doch 't figuurtje is veel minder en het geheele tafereeltje schijnt al te ros van toon.

Op het ander stuk ‘Achterdocht,’ beviel ons het kinderfiguur het best. De dame is al te stijf geteekend, de handen zijn mislukt, en 't geheele schijnt met weinig lust geschilderd te zijn.

Nog een kunstenaar die zich al erg ongelijk blijft, is Mr. Neuckens. Is zijn Koestal verzorgd van teekening, goed gepenseeld, met een lief zoneffekt, integendeel vinden we zijne ‘Herstellende’ alles behalve schoon. Die zwarte vuile kleur, dat scheef geteekende figuurtje steken erg af tegen zijn eerste tafereeltje.

Mr. Lambeaux levert een historisch tafereel ‘Lodewijk van Male bij het lijk van den heer van Enghien. Er zijn flink geschilderde deelen op dit doek. Wat echter het tafereel ontsiert, is de, volgens akademisch voorschrift, voorgestelde droefheid van den grijsaard.

M. Lambeaux moet trachten meer de onderwerpen van voordezen, dwars door de toestanden van heden te zien, in een woord meer realist worden. Als goede schildering mogen wij van hem nog melden, zijn ‘Russische Vluchteling’ waar wij goede tonen en flinke toetsen in vinden. Twee handen erbij hadden wellicht niet kwaad gedaan. Zijn portret van Mew. X.. bevalt ons minder. Het heeft al te veel familietrekken met de portretten van Mr Sibberdt, die wij gelooven goed gelijkendte zijn, doch die als kunststukken, verre onder zijn kinderportret der laatste tentoonstelling staan. Teekening en schildering zijn te alledaagsch, iets dat wij ook in de tafereelen van Mr Moerenhout bemerken. Toch komen er in zijn doek: ‘Een schip in gevaar,’ nog al goede deelen voor als effekt; doch zijn ander tafereel schijnt ons beneden het middelmatige te zijn.

[pagina 290]
[p. 290]

Mr. Van Genegen, die drie landschapstukken tentoonstelt, zoû meer en duidelijker zijne boomen, takken en bladeren moeten teekenen. In zijn groot landschap schijnt het gebladerte eene groote rosse plek, en het mangelt er aan lucht. Echter is er, op afstand gezien, nog al effekt in die schilderij. Zijne twee kleinere stukjes schijnen juist wel niet naar de natuur gestudeerd te zijn.

Bij de beeldhouwers schijnt ons Mr Dupuis op den voorrang te staan met zijn ‘Fantazijhoofd’ dat geestig en malsch gemodeleerd is. Het portret van Mr S. is goed geboetseerd en de tijpe goed waargenomen. Mr Geefs stelde eene vrouwenfiguur ten toon, voor eene der nieuwe zalen in ons stadhuis bestemd. Als bewerking kan men het zeker goed geslaagd noemen, doch de figuur is gemeen als vorm en de stijl is er niet in gevolgd, wat hier nochtans hoofdzaak zijn moest. Melden we nog Mr Duwaerts met een ‘kinderportret’ en eene groep ‘Het bad’, en dan sluiten wij deze kritiek met te bejammeren, dat de ‘Fransche titelziekte’ al de kunstenaars, die we bespraken, aangetast heeft, ziekte waarvan ze ongelukkiglijk maar niet te genezen schijnen.

L.V.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken