Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

ebook (3.32 MB)

XML (1.20 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13

(1883)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 134]
[p. 134]

Boekbeoordeeling

I.
Polydoor & Theodoor en andere novellen en schetsen van Rosalie en Virginie Loveling. Gent Ad. Hoste, 1883.

Eéne novelle van de nog levende Virginie Loveling en negen schetsen van hare overledene zuster Rosalie, ziedaar den inhoud van het boek van 223 bladzijden, waarvan de titel hierboven staat. De eerste, Polydoor en Theodoor, beslaat 92 bladzijden; de andere stukjes tellen 10 tot 25 bladzijden elk en behandelen zeer uiteenloopende onderwerpen, zooals blijken kan uit de titels, welke wij hier laten volgen: De Hond (16 blz.); Uwe tweede Vrouw (21 blz.); Het eenig Kind, (14 blz.); De Gierigaard (24 blz.); Kinderverdriet (22 blz.): Onbehendige Troostwoorden (11 blz.); Iets over het onderwijs der Vrouw (9 blz.); Beloften en Bedreigingen (8 bl.); Mijn verre Neef (16 blz.).

De novelle geeft ons de geschiedenis van eene gezelschapsjuffer, vanaf hare indiensttreding bij eene weduwe met hare beide zonen, tot aan haar huwelijk met den jongsten der twee, dat er verre van af is gelukkig te zijn. Het meisje is de type der gelatenheid, vooral tegenover den oudsten zoon, een dwerg met onuitstaanbaar karakter en het troetelkind zijner moeder. De jongste zoon is een losbol, die alleen hart heeft voor de jacht en ‘met zijne moeder in geene goede verstandhouding leeft.’ Het figuur van den dwerg is door de schrijfster zeer uitvoerig - misschien wel wat te veel - behandeld; daartegenover staat de verduldige, brave juffer, die arm en verlaten als zij is, zich al de onvriendelijke bejegeningen harer nieuwe meesters getroosten moet.

Het geheel getuigt van fijnen opmerkingsgeest: deze goede hoedanigheid echter verleidt de schrijfster weleens om aan de kleine bijzonderheden, de détails, te veel gewicht te hechten, en daardoor de helderheid in de voorstelling gevaar

[pagina 135]
[p. 135]

te doen loopen. De teekening der verschillende personen moet geprezen worden, terwijl de eenvoudigheid, de soberheid in den stijl aan menigeen tot voorbeeld mag dienen. Voegt men daar nog bij, dat de taal zuiver, echt Nederlandsch is, en dan heeft men de overtuiging dat Polydoor en Theodoor tot de goede novellen behoort.

De karakterschetsen van Rosalie Loveling doen ons eens te meer haren vroegtijdigen dood betreuren. Uit elk dezer stukjes spreekt eene gave van opmerking, welke ze ons doet voorkomen, als ware zij naar de natuur gefotografieerd. En welke schat van levenswijsheid ligt in deze nalatenschap van Rosalie Loveling niet opgesloten! Hoeveel gezond verstand, wijzen raad, moed en opbeuring wordt ons hier niet ten beste gegeven! En dit alles zonder jacht op effekt, vol eenvoud en waarheid, maar toch boeiend en tot nadenken aansporend.

Iedereen kan in deze novellistische schetsen zijne gading vinden: maar vooral ouders en onderwijzers sporen wij aan met deze fijn geteekende, diep doordachte stukken kennis te maken: in meer dan een zullen zij stof tot overweging en gezonde levenswijsheid vinden.

Het boek, dat wij hier bespreken, is derhalve een goed boek; wij wenschen het dan ook in vele handen. Het verdient zulks ten volle, niet slechts om zijnen boeienden, leerrijken inhoud, maar tevens om de zorg, welke de uitgever eraan besteed heeft.

Frans De Ghent.

II.
Opstellen en Brieven voor lagere scholen, door Alexis Callant, bestuurder bij de oefenschool te Gent. - Eerste Reeks. - Prijs: 50 centiemen. Gent, Dullê-Plus.

Dit werkje bevat zeven stijloefeningen, waarvan wij hier de onderwerpen volgen laten:

1. De ademhaling van den mensch; 2. Brief over de voorzorgen, die men bij het baden nemen moet; 3. Beschrijving

[pagina 136]
[p. 136]

van den herfst, in vorm van brief; 4. Bedenkingen over de eerste sneeuw; 5. Beschrijving van den winter; 6. Brief over de hulp, welke men den lijders aan vallende ziekte kan verleenen; 7. Brief over het nut der lichaamsoefeningen. Verders volgt nog eene reeks opgaven voor andere stijloefeningen.

Eenige dier opstellen zijn vol verdienste; men neme tot voorbeeld de beschrijving van den winter, een onderwerp, dat wel niet nieuw is, doch hier zeer gelukt mag heeten. De stijl is vloeiend, natuurlijk en levendig, en dus aangenaam voor schoolknapen.

Wij zullen ons een paar aanmerkingen veroorloven:

De uitdrukking: ‘Ze zijn in hun element’, (de kinderen houden daarvan) zouden wij nooit aanbevelen. De volgende vergelijkingen vinden wij voor het minst gewaagd:

1. ‘De vorst houdt ze met zijne ijzeren hand omkneld; hunne golfjes zijn ijs geworden.’ -

2. ‘Niet slecht kan ik den herfst vergelijken aan eenen grijsaard met gerimpelde huid. Kijk, zijne oogen zijn dof; de kleur zijner kleederen is verschoten en de wind, die den man doet sidderen, speelt met zijne lange haren.’

Lange wetenschappelijke brieven zijn ons dunkens wel goed om het geleerde te versterken, maar zullen minder dan andere onderwerpen bijbrengen tot het ontwikkelen van letterkundigen smaak. De onderwijzer dient die brieven te bespreken 1. voor het verbeteren der taalfouten; 2 voor de bewerking, als stijloefening; 3. voor het wetenschappelijk gedeelte.

Het zal overigens ook blijken dat dergelijke onderwerpen min bevallen dan die, welke gansch tot den kinderleeftijd behooren. Geen kind blijft onverschillig aan het afschilderen der wintervermaken; mag men hetzelfde zeggen van de omzetting der gassen bij de ademhaling?

Het boekje: ‘Opstellen en Brieven’ beantwoordt evenwel aan het nieuw schoolprogramma en zal dus wezenlijk nut stichten. Onder stoffelijk oogpunt is het ten hoogste verzorgd. In zijn geheel is het derhalve nog al aan te bevelen.

 

Antwerpen.

A.J. Marchal.

[pagina 137]
[p. 137]

III.
Prudens van Duyse's Nagelaten Gedichten. 3e Deel: Dichtverhalen. Roeselare, De Seyn-Verhougstraete. 1882.

Dit boekdeel van ruim 200 blz. komt, voor wat de uitgave betreft, ten volle het gunstig oordeel bevestigen, dat wij vroeger erover hebben uitgedrukt. Wij zullen ons dan ook bepalen met te zeggen, dat dit derde deel der Nagelaten Gedichten voor zijne beide voorgangers niet behoeft onder te doen, en dat de uitgever meer en meer verdient in zijnen arbeid gesteund te worden.

Naar enkele stukken, welke de Vlaamsche Kunstbode uit dit 3e deel reeds heeft medegedeeld, zal de lezer hebben kunnen oordeelen, hoedanig de inhoud ervan is. Het werk bevat 64 grootere en kleinere gedichten; het zijn legenden, sagen, volksoverleveringen, allen als dichterlijke verhalen ingekleed, en bevattende onderwerpen uit de gewijde en ongewijde geschiedenis, of ontleend aan het leven en de zeden van oude of hedendaagsche volkeren. Het is eene bonte mengeling van allerhande ernstige en vroolijke gedichten, zonder gezochtheid, zeer eenvoudig en zoetvloeiend bewerkt, zooals zulks voor een dichtverhaal vereischt wordt.

Ten einde een denkbeeld van den inhoud dezes bundels te geven, schrijven wij enkele titels af: De Menestreel, de Zanger van den Rijn, Graaf Siegfried. het Wonderlijk Orgel, het Steen van Geraard den Dievel, Abels hond, de twee Matrozen, een gered Huisgezin (ballade, Salomon en de Rozen, Jezus tien vreugden aan 't kruis, Sint Macarius en het doodshoofd, de Kluizenaar Antonius, de zalige Rajah, (indiaansche legende), de Druiventros van 't beloofde land, Gudula geplaagd en de duivel gefopt, Vrouw Schnips (zweepslagsken voor de anti-dudijners) enz.

Wie van goede poëzie houdt, en wie naast den ernst ook de luim en de scherts verlangt, die zal ongetwijfeld dit 3e deel van Prudens van Duyse's Nagelaten dichtwerken met genoegen lezen.

Dat de stoffelijke verzorging niets te wenschen overlaat, daarvoor spreekt de naam van den uitgever borg.

Frans de Ghent.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Polydoor en Theodoor en andere novellen en schetsen

  • over Nagelaten gedichten


auteurs

  • Frans de Ghendt

  • A.J, Marchal

  • over Alexis Callant