Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

ebook (3.32 MB)

XML (1.20 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13

(1883)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 355]
[p. 355]

Poëzie.

I.
Des avonds.

 
Als de avond over veld en weide,
 
Spreidt zijne sombere vlerken uit,
 
Wordt alles eenzaam op de heide,
 
Geen windje roert het geurend kruid.
 
Geen vogel schatert
 
Geen beekje klatert,
 
Alles zwijgt in de natuur. -
 
Van uit het met sterrenbezaaid azuur,
 
Werpt de maan haar glansgetoover,
 
Over 't heimvol ritslend loover.
 
Dan onder dichtbewassen boomen,
 
Aan de zij der liefste droomen,
 
Die op aarde deelt uw lot;
 
Door hare kusjes overladen
 
In zoet genot en weelde baden,
 
Hoe hemelzalig is dit lot.
 
 
 
Wij richten er den blik ten hemel
 
Waar tusschen 't fonklend lichtgewemel
 
Een sterre lacht in hellen gloed;
 
Zij spreekt ons van vervlogen tijden,
 
Van reeds doorstane smart en lijden,
 
Van vreugde, toekomst, hoop en moed. -
 
Aan ons, wier harten, jong gebonden,
 
Reeds zooveel heil en liefde vonden,
 
In 't bootje, dat op 's levens stroom
 
Vaart vrij en lustig, zonder schroom,
 
Lacht de toekomst vriendelijk tegen,
 
Eens naakt, als Godes zegen
 
Op ons berust, in het verschiet
 
De dag, dat wij op kleinen teeder
 
Met wellust zullen blikken neder:
 
Ontneem, o God! dit heil ons niet.
 
De beêklok luidt
 
Met zoet geluid,
 
's Heeren zegen
 
Spreidt zich allerwegen,
 
Over 't biddend menschdom uit.
 
 
 
CONSTANT WOLFS.
[pagina 356]
[p. 356]

II.
Hulde aan Hendrik Conscience.

Herinnering aan het feest hem te Brussel in 1881 aangeboden.

 
Zij dagen op met duizendtallen
 
En rukken binnen Brussel's wallen,
 
Hoog heffen zij de leeuwenvaan.
 
De najaarszon blinkt aan den hemel
 
Met tooverachtig kleurgewemel,
 
Lust, leven spreidend langs de baan,
 
Waar feestgeluid en jubelpsalmen
 
Zich mengen met het dreunend galmen
 
Van 't lied dat klinkt ter eer van Hem,
 
Die 't Vlaamsche volk heeft onderwezen,
 
Het leerde denken, leerde lezen,
 
Met medesleepend zoete stem.
 
 
 
Vlaggen, banieren
 
Waaien en zwieren,
 
Maagden gansch in 't wit gehuld
 
Dragen korven, opgevuld
 
Met bloemen die geuren.
 
Rijk aan kleuren;
 
Of lauwerkransen, lief gesmukt
 
Met zijden linten, volgedrukt
 
Van lofbewijzen, huldeblijken
 
Die mannen, vrouwen, armen, rijken,
 
Die kortom gansch het Vlaamsche land
 
Hier toegestroomd van allen kant,
 
Komt leggen aan de voeten neder
 
Van Hem, die vrijheidsliefde weder
 
Ontstak in aller hart en borst!
 
Heil aan Conscience, der dichtren vorst!
 
 
 
CONSTANT WOLFS.
[pagina 357]
[p. 357]

III.
Eene oude koe uit de sloot.

 
't Was markt in 't dorp en Lucas Grezels
 
Begaf zich vroolijk op de baan,
 
Met het gedacht een' koop te slaan;
 
Hij ging - en kocht zes ezels.
 
‘Zie zoo,’ zegt Lucas, ‘dat's me goed,’
 
En wijl hij zich nu huiswaarts spoedt
 
Vraagt hij zich af: ‘Wat zou mij letten
 
Op een der beestjes mij te zetten?’
 
Hij voegt maar dra de daad bij 't woord.
 
Zoo trekt 't gezelschap lustig voort.
 
De man, op 't grauwtje neergezeten,
 
Schijnt zijne makkers te vergeten:
 
Licht streelt hij zich reeds met de hoop
 
Profijt te trekken uit zijn' koop,
 
Of wel breekt hij zich 't hoofd met zaken
 
Die zijn gewone zorg uitmaken.
 
Plots doet een dier zijn deuntje hooren,
 
Als om zijns meesters droom te storen.
 
Hoe 't zij, de boer kijkt om naar voren,
 
Maar... Hemel!... hoe verschrikt hij niet,
 
Als hij vijf ezels enkel ziet
 
In plaats der zes, die hem met recht behooren!
 
Beteuterd kijkt de landsman op
 
En slaat van spijt zich voor den kop.
 
Wat nu gedaan?
 
Slechts met vijf ezels voortgegaan?
 
Neen! neen! Hij keert terug op zijne schreden,
 
En kijkt langs waar hij is gereden,
 
En zoekt en roept - twee uren lang. 't Blijft alles zonder vrucht!
 
De boer vervolgt in 't eind zijn' weg met tranen en gezucht.
 
Zoo houdt hij vóór zijn' woning stil. Zijn' vrouw
 
Komt toegesneld en merkt zijn' rouw.
 
Aan haar vertelt hij 't droef geval.
 
‘Ik kocht zes ezels voor den stal, -
 
En ach! in plaats van 't half dozijn,
 
Dat er in recht zou moeten zijn,
 
Vind ik er thans maar vijf!’
 
- ‘Gij zit op een'!’ roept schalks zijn wijf.
 
‘Wel, zaagt ge ooit derglijks in uw leven?
 
Gij vindt er enkel vijf? Ehwel! ik zie er zeven!’
 
 
 
POL. ANRI.

1883.

[pagina 358]
[p. 358]

IV.
Lied ter eere van Julius Hoste & Eliza Grauwels ter gelegenheid hunner bruiloft. 31 Juli 1883.

Getoondicht door Peter Benoit. - Gezongen door Emiel Blauwaert.

 
Laat rusten nu den fellen strijd,
 
De liefde lokt u meê,
 
Zoo zaligzoet, zoo hoogverblijd,
 
't Gemoed vol warmen vreê.
 
Laat rusten voor een wijl de Zweep,
 
De vrienden roepen 't luid:
 
Gaat als een stuurman fier te scheep,
 
Met uwe lieve Bruid.
 
 
 
Een stuurman zijt ge steeds op wacht,
 
Rechtuit door stormgevaar,
 
Met mannenmoed, met mannenkracht
 
Voor Vlaanderen altijd daar!
 
Maar thans dat u de min bekoort,
 
De Vlamings roepen 't luid:
 
Stuur, als een stuurman, dapper voort,
 
Met uwe schoone Bruid.
 
 
 
Gezegend zij, die rond uw hals
 
Hare armen zalig strikt...
 
Die u als vrouw, verlangend, malsch
 
En zielvol tegenblikt.
 
Gij koost den braafsten Echtgenoot,
 
De moeders roepen 't luid:
 
Vereerd vaart ge in den levensboot,
 
Als zijne teedre Bruid.
 
 
[pagina 359]
[p. 359]
 
Gezegend hij, die op zijn baan
 
Een vrouwenherte vindt,
 
Dat hem zoo innig kan verstaan
 
En des te meer hem mint,
 
Naar dat hij worstelt voor zijn volk!
 
De vaders roepen 't luid:
 
Zij voert hem over klip en kolk,
 
De kloekgeliefde Bruid.
 
 
 
Dus hert in hert en hand in hand,
 
Vol frisch en krachtig bloed,
 
Schenkt kinderen aan ons Vlaanderland
 
Met beider ziel en moed!
 
En valt er op uw baan een traan...
 
't Geweten roept u luid:
 
Gij, braven, hebt uw plicht gedaan,
 
Als Bruidegom en Bruid.
 
 
 
Emanuel Hiel.

V.
Vlaamsche groet.

aan Julius Hoste en aan Jonkvrouwe Eliza Grauwels op den dag huns Huwelijks.

 
‘God groet U, jong en zalig paar!’
 
Gij, bruîgom, kloek en koen.
 
Een vlaamsche borst, een knappe geest,
 
Dat zijt ge, en zijt ge steeds geweest
 
In denken, streven, doen.
 
Dat tuigt het goed door u gesticht,
 
Dat tuigt het werk door u verricht
 
Alom in 't Vlaamsch gewest;
 
Dat tuigt uw strijd, uit eigen plicht,
 
Voor taal, voor waarheid, recht en licht
 
Voor wat men krenkt of kwetst.
 
Des stuur ik U dees Vlaamschen groet
 
Uit 't volle hart, uit 't vol gemoed:
 
‘God groet U, jong en zalig paar!’
 
Voorwaar
 
Het is gemeend.
 
 
[pagina 360]
[p. 360]
 
‘God groet U, jong en zalig paar!’
 
Gij lieve, zachte Bruid!
 
Gij zijt de vrouw voor zulk een man,
 
Die hem het leven sieren kan,
 
Een echte Vlaamsche spruit.
 
Gij zult de ziel zijn van den haard,
 
Waar liefde en trouw 't geluk bewaart
 
Bij 't wiegje van het kind;
 
In voorspoed, lach en zonneschijn
 
In onheil, troost - dat zult ge zijn
 
Voor hem, dien gij bemint.
 
Des stuur ik U dees Vlaamschen groet
 
Uit 't volle hart, uit 't vol gemoed:
 
‘God groet U, jong en zalig paar!’
 
Voorwaar
 
Het is gemeend.
 
 
 
‘God groet U, jong en zalig paar!
 
U daagt een dag zoo schoon!
 
Aaneen gekluisterd door de min
 
Stapt juichend gij het leven in,
 
Betreedt nu de eigen woon.
 
Daar binnen huize glanst uw deugd,
 
Aanvalligheid die 't hart verheugt,
 
O Bruid, in al uw doen;
 
Daar houdt uw daad een vast'ren stand
 
Voor 't heil van gade, kroost en land,
 
O Bruîgom kloek en koen.
 
Des stuur ik U dees Vlaamschen groet
 
Op dezen dag uit 't vol gemoed:
 
‘God groet U, jong en zalig paar!’
 
Voorwaar
 
Het is gemeend.

Woorden en Muziek van G. Antheunis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Constant Wolfs

  • Pol Anri

  • Emanuel Hiel

  • Gentil Antheunis

  • over Hendrik Conscience

  • over Julius Hoste


plaatsen

  • Brussel


datums

  • 1831

  • 1883

  • 3 juli 1883