Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

ebook (3.32 MB)

XML (1.20 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 13

(1883)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 497]
[p. 497]

Poëzie.

I.
Filomeel.

 
In 't lommerig veld, wen de starren
 
Verschijnen aan de opene lucht,
 
Beschouw ik het bosch met zijn sparren,
 
Waar 't windeken teeder in zucht.
 
 
 
De schijve der zon in geschemel,
 
Giet rozige tint op hun kruin;
 
Zij pronkt als een schild aan den hemel
 
En hangt over 't bloedroode puin.
 
 
 
o Vurig verguldene velden,
 
Die 't westen voor de oogen ontvouwt!
 
Wie zal hier uw lofzang vermelden
 
In tonen van vuur en van goud?
 
 
 
De droevige winter is henen
 
En 't voorjaar versiert de natuur;
 
Wie heft thans, als zangvorst verschenen,
 
Zijn tonen van goud en van vuur?
 
 
 
De glinstrende wolkjes, die blozen
 
In 't blakend azuur van de sfeer,
 
Herspieglen de kleur van de rozen
 
In 't oog van den nachtegaal weêr.
 
 
 
En hoor, hoe zijn stem, in 't half duister,
 
Nu juichende trilt door de lucht,
 
En 't westen begroet in zijn luister
 
Met schaatrend gezang en gerucht!
 
 
 
Gustaaf Rens.

II.
Het kwijnende meisje,

Lijktraan op het graf eener jeugdige schoone.
 
‘De bonte vlinders zie ik buiten dartlen,
 
ik hoor het lief gezang van 't vogelkijn,
 
de insekten in den straal der zonne spartlen:
 
daar buiten alles lacht, en ik... ik kwijn!
 
 
[pagina 498]
[p. 498]
 
ô, Lente! eenieder vindt u rijk en schoone,
 
eenieder roemt uw pracht en heerlikheid;
 
maar ik... 'k veracht uw rijke liefdekrone:
 
voor mij geen luister meer noch lieflikheid!...
 
 
 
Want driemaal, Lente, zijt gij heengevlogen,
 
sinds mij een mannenhart zijn' liefde schonk,
 
sinds mijn Adolf zich spiegelde in mijne oogen,
 
sinds op mijn wang zijn minnekus weêrklonk!...
 
 
 
Adolf is heen... wie zal mij 't hart nu heelen?
 
Hij 's dood; een jaar reeds rust hij in zijn graf:
 
op 't kerkhof dààr, in 't lommer der abeelen...
 
ô God!... gij waart toch wreed voor mij... van waar die straf?
 
 
 
Adolf is dood... waarom moet ik nog leven:
 
ik wou bij hem zijn, in den hemel dààr,
 
en zingen dan, 'lijk vroeger in de dreven
 
als 't lente was; - nu is het reeds drie jaar!...’
 
................
 
Nu zweeg het meisje, en zie: uit 's hemels zalen
 
een engel daald', - heur bede was aanhoord,
 
en zóó verliet de maagd het pad der kwalen
 
om God te loven, in een beter oord!...
 
 
 
Alfried la Gravière Jz.

Meenen, 1882.

III.
Jubelzang.Ga naar voetnoot(1)

 
Koor.
 
Geklank en gezang is het leven der wereld:
 
De winden die ruischen,
 
De beken die bruisen,
 
Het gras in de weide met dauw mild bepereld,
 
Het loover der bosschen, de bloemen in 't veld,
 
De vogel die kweelt in den bladerenhang,
 
O! alles op d'aardbodem jubelt en smelt
 
Te zamen in éénen welluidenden zang.
 
 
 
En al wat braaf is zingt zijn lied;
 
De boozen slechts, die zingen niet.
[pagina 499]
[p. 499]
 
Alleenzang.
 
Er werd een kind geboren,
 
Een lief en dierbaar kind;
 
Men deed het liedje hooren,
 
Verheugd en blij gezind.
 
 
 
En bij de wieg, de moeder zong
 
Een lied, geteeld in 't harte;
 
Terwijl het wiegje schomlend gong,
 
Vergat zij leed en smarte.
 
 
 
Er werd getrouwd, gefeest, gedanst;
 
De liefde blonk met reinen gloed,
 
Eenieder had het hoofd omkranst
 
Met vreugdebloemen frisch en zoet;
 
En uit den parelenden wijn
 
Steeg warm en hupsch een liedekijn.
 
Koor.
 
Ja, al wat braaf is zingt zijn lied,
 
De boozen slechts, die zingen niet.
 
Alleenzang.
 
En wen een man, een vriend als Gij,
 
Het vierde van een eeuw met moed
 
En wijs beleid, ons Maatschappij
 
Bestuurt, dan vloeit het lied met gloed
 
En kracht den Vlaamschen boezem uit;
 
Dan zingen wij en juichen luid:
 
‘Geleider trouw en vroed, gegroet!’
 
 
 
O! steun nog lang door raad en daad,
 
Ons aller moed, ons zwakke kracht;
 
In menig brein ligt kunstnaarszaad,
 
Dat slechts den oogsttijd wacht.
 
Koor.
 
Dan zingen wij
 
Verheugd en blij
 
- Het reine hart verheven, -
 
Dan trekken wij
 
Steeds recht en vrij
 
Door 't lijdend, strijdend leven;
 
Dan zal ons dierbre Maatschappij
 
- Door vrede en kunst vereend -
 
Wen gij haar zon en dauw verleent,
 
Als eene kostbre plant,
 
Steeds weeldrig groeien
 
En bloeien,
 
Op 't kunstgebied van 't schoone Vlaanderland!
 
 
 
Jacob Stinissen.

Kortrijk, Augusti 1883.

[pagina 500]
[p. 500]

Onze dichters vertaald.

Engelsche vertaling van ‘De wereld in,’ kinder-oratorio.

 

(Zie De Vlaamsche Kunstbode 1878, blz. 345).

Forth in the world!

School cantata.
By Julius de Geyter.
Set to music by Peter Benoit.

 
Children.
 
At home in little flower-pots lay
 
Some seeds dear Mother sowed in May;
 
We watched the blades appear.
 
And then with our own hands we might
 
Pour on the water fresh and bright,
 
Fresh and clear!
 
Girls.
 
Mother's garden, what display
 
Of buds, of flowers in rich array;
 
What colors fair,
 
What perfumes there!
 
Maidens.
 
For dance and pastime's merry hours
 
We gather flowers.
 
Yet ever grow
 
And ever blow
 
Fresh roses midst the green.
 
A Youth
 
(aside).
 
E'en as fresh roses on lovely cheeks seen.
[pagina 501]
[p. 501]
 
Youths.
 
And fruits, rich fruits of colors bright
 
In father's vineyards greet our sight;
 
We cull them all with loud delight.
 
Children.
 
Seeds.
 
Girls.
 
Plants.
 
Maidens.
 
Flowers.
 
Youths.
 
And fruits are there.
 
All.
 
These nature extracts from the earth and from air.
 
And our school extracts them from heart and from mind,
 
Therefore to praise it we're ever inclined.
 
Children.
 
As seeds were we, now plants ye see.
 
Girls.
 
We plants are gay with flowers to-day.
 
Maidens and Youths.
 
And therefore our fatherland justly can claim
 
Fruits of prosperity, freedom and fame.
 
Youths.
 
With valiant arm and judgment clear.
 
Maidens.
 
With earnest heart and words of cheer.
 
All.
 
As to the Paradise promised of yore,
 
Forth in the world and press on to the fore!
 
Youthse
 
(alone).
 
The fields we'll sow, the pastures mow,
 
We'll plough the sea as eagles free;
 
The wheels shall spin round and the hammer rebound,
 
Hearts beat with delight and the spirit be bright,
 
Prosperity, happiness all men shall see
 
Filling our country with glee.
[pagina 502]
[p. 502]
 
Children. Girls. Maidens.
 
As wives, as brides or sisters true,
 
At home we'll strive our part to do;
 
With joy and peace,
 
With life's full bliss
 
Your hearts o'erflow.
 
Youths.
 
With joy and peace
 
With life's full bliss
 
Our hearts o'erflow?
 
 
 
But should the fierce foe on our country lay hand
 
As oaks of the forest we'll stand,
 
As heroes rush forth to the fight.
 
Our lives we've in charge for our country at large,
 
Since men are the bucklers defending the right!
 
Children. Girls. Maidens.
 
With the wounded shall women be found.
 
Youths.
 
A hurricane dashes one tree to the ground,
 
But a forest will scorn the wild blast,
 
When as fire and dense fumes it alarms.
 
To each other we'll cling till the tempest is past
 
As men, we'll rush forth with our arms.
 
Children. Girls. Maidens.
 
With the wounded shall women be found.
 
All.
 
No! No! No!
 
Brotherly love alone,
 
No discord's jarring tone.
 
As healthy plants our youths must stand,
 
As lovely flowers adorn our land,
 
As twining, clinging garlands be.
 
All humanity one tree
 
Where fruit of brain or hand we'd see
 
Shed equal blessings far and wide
 
Broadcast on every side!
 
 
 
W.L.M.

voetnoot(1)
Gecomponeerd door A. Dhulst, professor aan 't koninklijk Conservatorium van Gent, en uitgevoerd door de leden der tooneelmaatschappij ‘Kunst en Eendracht,’ der muziekmaatschappij en de leerlingen der muziekschool, te Waregem, bij de gelegenheid van het jubelfeest van den Heer Voorzitter van Kunst en Eendracht, aldaar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Gustaaf Rens

  • Alfried la Gravière

  • P.J. Stinissen

  • Julius de Geyter


datums

  • 1882

  • augustus 1883