Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 14 (1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 14
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

ebook (3.30 MB)

XML (1.21 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 14

(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 159]
[p. 159]

Poëzie.

I.
Uit ‘licht en schaduw.’

I.
 
Het avondt in de verte...
 
het donkert meer en meer...
 
naar 't grauwend dorpje treden
 
de boeren... kalme vrede
 
daalt op de velden neer.
 
 
 
Op de afgelegene hoeve
 
klinkt soms een hondgebas...
 
De wind zingt in de boomen,
 
de nacht, vol weemoedsdroomen,
 
schreit tranen op het gras...
II.
 
Kom, nu slapen al de vogels,
 
stilte ligt op 't vijvernat;
 
slechts de zomerwinden spelen
 
in de donkre lustpriëelen
 
met klimop en geitenblad.
 
 
 
Heerlijk is de zomeravond
 
en het lieve plekje wacht;
 
kom, geen menschenoog bespiedt ons,
 
slechts de blanke sterre ziet ons,
 
aanvertrouwde van den nacht!
 
 
 
Geef me uw arm, ik zal u leiden.
 
Donker is 't en eenzaam rond.
 
Laat mij, onder 't rustloos woelen,
 
weer het driftig drukken voelen
 
van uw lippen op mijn mond.
 
 
[pagina 160]
[p. 160]
 
Zet u naast mij op de rustbank,
 
dicht, gansch dicht... leg op mijn schoot,
 
minziek 't lokkig hoofdje neder,
 
woel - nooit kussensmoe - dan weder
 
't lichtgeschoeide voetje bloot.
 
 
 
Zeg mij - zoete tooverwoorden -
 
dat gij gansch de mijne zijt,
 
dat mijn liefde u steeds zal leiden,
 
ons geen hinderpaal zal scheiden,
 
bergen hoog - noch zeeën wijd!
 
 
 
Zeg mij - aan uw voeten kniel ik -
 
dat gij eeuwig mij behoort,...
 
o! Dan wijkt van mij de smerte
 
en het minnend dichterherte
 
zal u zeegnen om dat woord!
 
 
 
ARNOLD SAUWEN.

Antwerpen.

II.
Zielezucht.

 
Zoolang mij 't morgenlicht van 't leven
 
Bescheen,
 
Bleek mij eene eeuwge vreugd te omzweven.
 
o Neen,
 
Toen kende ik nog 't waarachtig lijden
 
Niet, 't geen
 
Me eens kwellen moest in mijn verblijden!
 
Verdween
 
Des lots geheim van vóór mijne oogen,
 
Meteen
 
Werd weêr mijn ziel den nacht onttogen,
 
En heen
 
Ware al mijn smart en levenskommer.
 
Och, geen
 
Die zachter rustte in 't frissche lommer
 
Waarheen
 
De vroolijkheid haar vliet laat klateren,
 
Die steen
[pagina 161]
[p. 161]
 
En kei doet glinsteren in haar wateren!
 
't Geween
 
Zou langer niet mijn hart doen beven,
 
Maar beên
 
En lofzang, jublend aangeheven,
 
Alleen
 
Bewogen dan mijn dankbre lippen,
 
Tot een
 
Van Godes englen 't vlies zal knippen
 
In tweên,
 
Welk mij aan de aard houdt vastgebonden!
 
Zoo 'k meen,
 
Wordt dan een deel der hemelgronden
 
Mijn leen
 
Als prijs der deugd, 't zij groot bevonden
 
Of kleen.
 
 
 
GUSTAAF RENS.

Antwerpen, 1884.

III.
Het venster.

 
Schoon in den boomgaard frissche vruchten prijken,
 
En in den tuin de bloemen aller naam;
 
Toch sta ik graag soms uren lang te kijken
 
Naar twee gordijntjes van gindsch vensterraam.
 
 
 
Met kostlijk lijstwerk zijn zij niet omgeven:
 
Klimop en wingerd klautren langs het hout;
 
De violier, de nagelbloempjes weven
 
Het al dooreen, als weefden ze in een woud.
 
 
 
En om dit raam, waar bloem en rankjes wiegelen,
 
De tortel kirt, de vlinder rust op 't groen;
 
Het bijtje snort, wil in de ruit zich spiegelen,
 
Of drukt op ieder bloempje een giergen zoen.
 
 
 
En achter 't ruitglas hangen twee gordijnen,
 
Die 't kamerluchtje streelt in zacht geril;
 
Dat veldtaafreel, hoe nietig 't ook mag schijnen,
 
Ik heb het lief, en sta daar stom en stil.
 
 
[pagina 162]
[p. 162]
 
Uit fijne zijde zijn ze niet geweven
 
Noch uit fluweel, lampas of brocandel,
 
Geen kantfestoenen die den boord omgeven:
 
't Is neteldoek van zeven stuivers de el!
 
 
 
Niets meer. Maar blanker dan de leliebladen
 
Mild geurend bij het venster, is de stof;
 
't Is of haar kleur verlicht de kronkelpaden
 
En leven schenkt door gansch den kleinen hof.
 
 
 
Ja, heele dagen zou ik staan te zinnen
 
Voor 't vensterraam; - 't is dat ik mij gedenk
 
Hoe stille meengen avond zij langs binnen
 
Het openschoof op mijnen liefdewenk!
 
 
 
VICTORIEN VANDE WEGHE.

Kamp van Beverloo.

IV.
Kleine Rosa.
(Ter herinnering aan hare Ouders.)

 
Is het waar dat zij heen is en henen voor goed,
 
kleine Rosa, het liefelijk kind? -
 
Mijn hart voelt het wee van uw beider gemoed;
 
ik weet hoe u 't vader- en moederhart bloedt,
 
wen de zaligste droom van uw leven verzwindt,
 
bij den dood van uw twaalfjarig kind!
 
 
 
Zij is heen, kleine Rosa is heen!
 
Er helpen geen handengewring noch geween
 
om haar weer uit den doodslaap te wekken,
 
en God weet alleen
 
waarom zij zoo vroeg uit ons midden verdween,
 
om naar beter gewesten te trekken.
[pagina 163]
[p. 163]
 
O, mochten we in 't geheim der toekomst kunnen lezen,
 
wie weet of wij misschien niet dankbaar zouden wezen,
 
dat zij zoo vroeg is heengegaan,
 
eer 't leed des levens haar het hart te pletter drukte,
 
de ontgoocheling haar de bloesemkroon der jeugd ontrukte.
 
Denkt: wat God doet is welgedaan!
 
 
 
Alleen Hij weet waarom de roze, pas ontloken,
 
bij 't woeden van den storm haar stengel afgebroken,
 
ontkleurd, verwelkt ter aarde stort;
 
waarom vaak 't liefste kind, waarop wij 't meest betrouwden,
 
de schoonste plannen in de onzeekre toekomst bouwden,
 
bij voorkeur ons ontnomen wordt.
 
 
 
KAREL BOGAERT.

Laken, 20 Februari 1884.

V.
Op het ziekbed.

 
Zing, ô mijn hart!
 
ban uwe smart,
 
schep in het lied de vreugd,
 
sterkt dan een luimig lied
 
droeve gemoederen niet,
 
bang van verdriet?..
 
 
 
Treur niet zoo lang,
 
zucht niet zoo bang:
 
zing weer het vreugdig lied
 
't welk u zoo droef verliet; -
 
zingt weer met drift en kracht,
 
zing weer bij dage en nacht:
 
Heil u dus wacht!...
 
 
 
ALFRIED LA GRAVIÈRE, JZ.

Meenen, Februari 1883.

[pagina 164]
[p. 164]

VI.
Mijn schoone streek.

 
Uit de spitse torentinne
 
Klept een klokje luid en hel;
 
Rinklend kussen zijne tonen
 
't Helder water van de wel!
 
 
 
Uit het zachte, groene loover
 
Klinkt der voog'len lieve zang,
 
En de nachtegalen fluisteren
 
Weeldrig frissche nachten lang!
 
 
 
Door de kleurenrijke velden
 
Galmt des landmans vrome stem;
 
Naast hem staat een' kloeke deerne,
 
Zingt en klinkt, en juicht met hem!
 
 
 
Door de mollig groene weide
 
Stoeit het beekje lustig heen,
 
En het zoele windje kust er
 
Al de mooie bloempjes kleen!
 
 
 
In die lieve, zoete tonen,
 
In het kabblen van de beek,
 
In het suis'len van het windje,
 
Ken ik mijne schoone streek!
 
 
 
HENDRIK RAES.

Kortrijk, Mei 1882.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Arnold Sauwen

  • Gustaaf Rens

  • Victorien vande Weghe

  • Alfried la Gravière

  • Hendrik Raes

  • Karel Bogaert


datums

  • 20 februari 1884

  • februari 1883

  • mei 1882