Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 14 (1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 14
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

ebook (3.30 MB)

XML (1.21 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 14

(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 445]
[p. 445]

Poëzie

I.
Theodoor van Ryswyck
Gedicht van Julius de Geyter. - Muziek van Peter Benoit.
Kinderhulde aan een Dichter.

 
jongens.
 
Daar rijst van wien Vader zoo dikwerf vertelde....
 
meisjes.
 
Daar rijst van wien Moeder zoo menigmaal zong....
 
allen.
 
Wij kindren van d'oevers der bruisende Schelde,
 
Wij hebben hem lief, wij die gul zijn en jong!
 
meisjes.
 
Te dezer plaats, op dezen stond,
 
o Zegt ons, knapen, zegt: hoe sprak uw Vaders mond?
 
jongens.
 
‘In geen Paleis werd hij geboren....
 
Doch, edel kind des volks, voor 't volk was al zijn geest.’
 
meisjes.
 
‘In liedren klonk zijn hart,’ zoo liet ons Moeder hooren;
 
‘En waar zijn harte klonk, daar hield de Vreugde feest.’
 
allen.
 
‘Als een zaaier die niet rust,
 
Strooide hij langs al zijn wegen,
 
Elk ten zegen,
 
Levensvreugd en levenslust,
 
Hij vleide geen grooten der weereld.
 
Wat recht was en schoon, joeg zijn boezem in brand;
 
Hij duldde geen vreemden tot meesters in 't land;
 
Hij eerde geen kroon dan met glorie bepeereld,
 
En gaf maar de Vrijheid den staf in de hand.’
 
meisjes.
 
En toch was 't loon
 
Van zulk een zoon....
[pagina 446]
[p. 446]
 
jongens.
 
‘Ik ben een arme liereman....’
 
De levenslast was hem zoo zwaar:
 
Hij bukte en zonk,
 
Tot niets meer klonk....
 
Arme, arme liereman!
 
Het harte breekt ervan.
 
Martelaar!
 
al de kinderen, rond zijn beeld gaande, met bloemen in de hand.
 
Dat willen wij boeten!
 
Wij komen U groeten;
 
Wij strooien ons bloemen hier neer voor uw voeten;
 
Wij hebben u lief, wij die gul zijn en jong!
 
Wij komen te gader
 
Tot U, van wien Vader,
 
Tot U, van wien Moeder zoo hartelijk zong!

23 September 1884.

II.
Sonnet
op Dr J.F.J. Heremans' graf.Ga naar voetnoot(1)

 
Vóór dag en dauw, bij laten avondstond;
 
Steeds in de weer, om 't wilde kruid te schroeien,
 
En om de ruige distels uit te roeien,
 
Die woekren in den vaderlandschen grond.
 
 
 
Zoo vloot het leven heen des werkers, rond
 
Wiens graf we treuren; stormen mochten loeien,
 
En saters heimlik helsche plannen broeien;
 
Der rots gelijk, Hij 't woest geweld weerstond.
 
 
 
Hij strooide 't goede zaad in overvloed;
 
En wiedde, snoeide, zwoegde rustloos voort,
 
Bij donker weer en warmen zonnegloed.
 
 
 
Hij ruste zacht, de man zoo moedig, goed en vroed,
 
Zijn vriendlik beeld, zijn kloeke geest, zijn woord
 
Bewaart in zegening het Vlaamsch gemoed.
 
 
 
Jacob STINISSEN.

17 Maart 1884.

[pagina 447]
[p. 447]

III.
Feestdronk.Ga naar voetnoot(1)

 
Begeestrend klonk 't ‘Hoezee!’
 
Uit duizend Vlaamsche monden;
 
Toen gij, als hemelboden, kwaamt verkonden,
 
Dat Noord en Zuid weer innig zijn verbonden,
 
Door vriendschap, broedermin en vreê.
 
 
 
Werd ééns hun schoone land van een gereten;
 
Thans drukken Vlaming en Bataaf malkaar
 
De hand en zweren trouw, ook in 't gevaar;
 
Want ‘oude veten zijn vergeten’Ga naar voetnoot(2)
 
Zoo worde 't lang vertrapt kleinood,
 
Ons Vlaandren; weder sterk en groot.
 
 
 
't Tooneel blijve u een school van zeden;
 
Een spiegel van ons grootsch verleden;
 
‘Geen rijker kroon
 
Dan eigen schoon’
 
Zoo zong de bard der ‘Zustersteden’
 
Een school der schoone taal; een bron
 
Van edel kunstgenot; een milde zon,
 
Wier stralengloed, tot op het verste strand,
 
De harten gloeien doet voor 't Vaderland.
 
 
 
En daarom schalt hier gul en vrij
 
De Vlaamsche juichtoon, 't Keerlenlied;
 
En daarom, vrienden, neemt met mij
 
Den vollen beker blij ter hand;
 
En klinkt
 
En drinkt
 
Aan Hen, die lauwren oogstten op 't gebied
 
Der kunst; op 't heil van 't duurbaar vaderland!
 
 
 
Jacob STINISSEN.

Kortrijk 1884.

[pagina 448]
[p. 448]

IV.
Een woord van troost.
Aan den Heer K.-L. Ternest, bij het afsterven zijner dierbare Gade.

 
Uw dierbre Gade werd u dus ontnomen!
 
Wie kan er troost voor uwe droefheid droomen?
 
- Van Hem slechts, die ze ontnam, kan laafnis komen;
 
Ja, Hij alleen kan moed in 't hart doen stroomen!
 
 
 
Welaan, omhoog het hart! omhoog de geest!
 
Zij, die uwe engelin hier is geweest,
 
Is nu in 's hemels eeuwig vreugdefeest!
 
 
 
Zij wacht U daar, vòor Godes gouden tronen!
 
Zij roept U toe, in wondervolle tonen:
 
‘Gij ook, mijn Lieve, zult hier komen wonen,
 
Wen God U voor uw' deugden zal beloonen!’
 
 
 
Het hart omhoog, de ziel omhoog dus, Heer,
 
Want Haar, die u ontnomen is omneer,
 
Ziet Gij in 's hemels hof eens juichend weer!
 
 
 
P.P. DENYS.

Komen, 27 Februari 1883.

V.
Aan de Schelde.

 
Schelde! laat me een lied u wijden,
 
Laat me uw' reuzenstroom verblijden,
 
God van 't oude Vlaanderland!
 
Laat me een' stond de lier omklemmen
 
En heur' zachte snaren stemmen
 
Met mijne onervaren hand.
 
 
[pagina 449]
[p. 449]
 
Laat me uw' schoonheid dan bezingen;
 
Wil uw' fieren vloed bedwingen
 
Om te luistren naar mijn lied....
 
'k Schuil geen' kluisters in mijn' tonen!
 
Neen! 'k ben een van uwe zonen:
 
't Kind en boeit zijn' vader niet!
 
 
 
Schelde! na zooveel geslachten
 
Zaagt gij hoe 'k u tegenlachte
 
Onder 't staamlen van mijn' beê;
 
Toen ik pas de wereld groette,
 
Rustloos in mijn wiegje wroette,
 
Spoeldet ge aan mijn' legerstêe.
 
 
 
Toen als knaap, mijn jonge boezem
 
- Evenals een zwakke bloesem
 
Los zich rukt van 't moederhart -
 
Om te spelen haakte en zuchtte,
 
Wen ik moeder's schoot ontvluchtte
 
Schelde, om u heb ik 't getart!
 
 
 
Twijflend kan ik somtijds staren
 
Op uw' zachte, blauwe baren,
 
En dan schijnt mijn toekomst lief
 
Ruischend dartelt dan uw water,
 
Schelde! voort met blij geklater
 
Vrij van kommer en van grief!
 
 
 
Soms ook zie 'k u glad en effen
 
Als om mij te doen beseffen
 
Dat de toekomst helder is;
 
Dan weêrkaatst uwe eb de zonne.
 
Ach! wat ware 't eene wonne,
 
Treurde ik nooit om haar gemis!
 
 
 
Immer zie 'k met heimlijk vreezen
 
- Elk is angst reeds opgerezen -
 
In het eindeloos verschiet.
 
Zal ik immer aan uw' boorden,
 
Schelde! 't zijn geene ijdle woorden,
 
't Leven slijten, ja of niet?
 
 
[pagina 450]
[p. 450]
 
Want, als jongling zie 'k uw' golven;
 
- 'k zoek naar 't gene er licht bedolven
 
In der toekomst duistren nacht -
 
'k Zie uw golven soms in woede,
 
Schuimend, klotsend, kwaad te moede,
 
Aangehitst door helsche kracht,
 
 
 
Hol en bruischend henenjagen;
 
En dan sta ik me af te vragen
 
Of ge nog die Schelde zijt,
 
Welke ik altoos liefde en koosde,
 
Op wier zicht van vreugde ik bloosde,
 
Die de vreemde steeds benijdt?
 
 
 
Maar die hartstocht komt bedaren
 
En weêr lieflijk zijn uw' baren
 
Na zulke overijlde vlucht.
 
En weêr zaait ge langs uw' boorden
 
Van het Zuiden tot het Noorden,
 
Rijkdom, weelde, bloem en vrucht.
 
 
 
Daarom is 't me lief te droomen.
 
Schelde! aan uwe groene zoomen
 
Na het stormen van uw' vloed:
 
Want na mismoed komt de wonne,
 
Na het onweêr komt de zonne,
 
Die de harten hopen doet!...
 
 
 
Const. DE WAEGENAER.

Antwerpen.

voetnoot(1)
Geboren te Antwerpen, den 27 Januari 1825, overleden te Gent, den 13 Maart 1884, en aldaar begraven den 17 Maart 1884.
voetnoot(1)
Fragment uit eenen ‘Feestdronk’ aan een Tooneelgezelschap, dat met veel bijval ‘De Belgische Vrijschutter’ van H. Van Peene, opvoerde, korten tijd na het bezoek, dat koning Willem bracht aan Belgie's hoofdstad.
voetnoot(2)
Van Lennep.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Julius de Geyter

  • P.J. Stinissen

  • P.P. de Nijs

  • Const. de Waegenaere

  • over Jacob Frans Johan Heremans


datums

  • 23 september 1884

  • 17 maart 1884

  • 27 februari 1883