Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 15 (1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 15
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.58 MB)

ebook (3.38 MB)

XML (1.21 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 15

(1885)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De studenten-landdag.

Op Maandag, 7 September l.l. heeft, in de groote zaal der Antwerpsche renbaan, de tweede landdag der Vlaamsche studenten plaats gehad. Ongeveer twee jaar geleden, werd de eerste landdag te Mechelen gehouden en weinig vermoedden wij toen, dat zijn opvolger geroepen was om zulk een machtigen bijval te verwerven.

Zelden, inderdaad, hebben wij eene meer indrukwekkende betooging gezien; zelden hebben wij eene vergadering bijgewoond, waar meer nuttigs, gezonds en goeds gezegd is geworden dan op dezen tweeden studenten-landdag, die als eene gebeurtenis van de hoogste beteekenis in den strijd tot wedereisching onzer rechten mag worden aanzien.

Verbeeld u zoo wat twaalf honderd jongelingen, uit al de streken van het Vlaamsche land bijeengestroomd, onderscheiden door ouderdom en roeping, de eenen nog toehoorende aan het middelbaar onderwijs, de anderen reeds hunne hoogere studiën begonnen of ten deele voleindigd hebbende, toekomstige advokaten of doctors, seminaristen; andere weer de studiejaren ontwassen, als professors aan het onderwijs verbonden, wiens inrichting men, onder Vlaamsch oogpunt, kwam bespreken en brandmerken. Verbeeld u gansch dien bonten hoop, bezield door ééne gedachte: in het openbaar, voor het aanschijn van het land, bevestigen en bewijzen dat het onderwijs, dat zij genieten of genoten hebben onder opzicht der taal, een onzin is, een gruwel, en de overtuiging lucht geven, dat in al onze Dietsche gewesten, dit onderwijs vervlaamscht moet worden van laag tot hoog.

Verbeeld u dat vele politieke mannen van aanzien, dit edel

[pagina 486]
[p. 486]

pogen met hunne tegenwoordigheid komen aanmoedigen; dat uit alle provinciën uitstekende mannen hunne bijtreding hebben geschreven; dat de beide staatspartijen, door sommige hunner degelijkste bestanddeelen, vertegenwoordigd zijn.

Verbeeld u daaabij eene schaar rechtzinnige vrienden van het onderwijs, hetzij vrij of officiëel, mannen van alle beroep en van allen maatschappelijken stand.

Verbeeld u vooral eene rij van jonge sprekers, de eene na den andere het woord nemende, sommige met overwegend talent, allen met verstand, kennis van zaken en eene van geestdrift blakende overtuiging.

Verbeeld u die gansche, zoo gemengde vergadering, onverdeeld, eensgezind de sprekers toejuichend, wanneer deze met de handen vol feiten, den bestaanden staat van zaken doodverven of middelen ter verbetering aanvoeren. Verbeeld u die vergadering als uit éénen mond, zonder eenige tegenspraak noch onthouding, het besluit bekrachtigend, dat het meer dan tijd is, dat de aangeklaagde feiten ophouden en dat voortaan het Vlaamsche volk op eigen bodem, zooals elk vrij volk, onderwezen worde, van den laagsten graad tot den hoogsten, bij middel van zijne eigene taal.

Verbeeld u dit alles en dan nog zult ge u slechts een flauw gedacht vormen van hetgene de tweede studenten-landdag geweest is, van de hooge beteekenis, die hij voor onze beweging heeft, van de groote gevolgen, die hij - laten wij het hopen - voor haar hebben zal.

Een verblijdend schouwspel is voor ons dat krachtig, overtuigd optreden der studeerende jeugd. Waar is de tijd, dat een flamingant tusschen de leerlingen onzer middelbare en hoogere onderwijsgestichten eene zeldzaamheid was? Zoo lang is dit niet geleden en, trots verdrukking en tegenwerking van allen aard, heeft onze zaak zich bij de jeugd onzer scholen een ruim veld veroverd.

Verblijdend was het feit dat, uit alle gewesten van het Vlaamsche land, deelnemers aan den Landdag en zelfs sprekers waren opgekomen. Hunne gezegden leverden ons het bewijs, dat er geen hoekje op Dietschen grond meer bestaat, waar niet het vuur van den nationalen tros met den drift tot herwording in de jonge herten zij ontstoken.

De vergadering werd ten half elf geopend onder voorzitterschap van M. De Beuker, voorzitter van den ‘Neder-

[pagina 487]
[p. 487]

duitschen Bond.’ Aan het bureel zetelden bijna al de bestuurleden dier maatschappij, tusschen welke de heeren Coremans, volksvertegenwoordiger, Peeters-Verellen, lid der Bestendige deputatie van den Provincieraad, Claes, provinciaal raadslid enz. alsook de afgeveerdigden van den Landdag te Mechelen gehouden, de heeren Laenen-Verhulst en Janssens, lid van den Gemeenteraad.

Tusschen het publiek bemerken wij, buiten den heer Cogels, de senateurs Van den Bemden en Van Put: de Volksvertegenwoordigers De Laet. De Decker. De Winter-Lauwers; de provincieraadsleden Venesoen, Witteveen, Reypens, Pauwels, burgemeester van Hoboken; de oud-schepene Van Hissenhoven; Stoop, oud-raadslid; Max. Rooses, bestuurder van het Museum-Plantin; professor Cornette, Fr. Willems en Adriaenssen, schoolopzieners, enz., enz.

M. DE BEUCKER sprak den welkomgroet aan allen uit. Hij deed het program der zitting kennen: vervlaamsching van het onderwijs, vrij of officiëel, hooger, middelbaar en lager en verklaarde dat de politiek vreemd aan de bespreking moest blijven. Hij deed eenen oproep tot elk onpartijdig spreker, die over de grieven, waarvan de Vlaming in het onderwijs te lijden heeft, zal handelen.

Wij verklaren aan iedereen, vervolgde de voorzitter, dat wij tegen het Fransch niet zijn; maar wij willen den vooruitgang en moeten denzelve bekomen door onze moedertaal.

Wij moeten mannen vormen met overtuiging, mannen, vlaamsch van hart en ziel.

Wij zijn een vrij volk en zullen uit al onze krachten tegen de verbastering te velde trekken. Wij zijn de leiders van dit vrije volk en moeten het daarom toonen waar het kwaad zit.

Het woord werd vervolgens gegeven aan den heer Laenen-Verhulst, die verslag deed over den Studenten-Landdag, te Mechelen den 10 September 1883 gehouden.

Als sprekers traden verder op:

M. Adolf PAUWELS, student te Leuven, die de geschiedenis maakte van de Vlaamsche studentenbeweging en van de blaadjes als De Vlagge, De Student, Onze Wekker, enz., welke allen de Vlaamsch gezindheid bij de studeerende jeugd aanwakkeren en onderhouden. Hij besprak verder den toestand van het onderwijs in de lagere en middelbare scholen,

[pagina 488]
[p. 488]

de meisjeskostscholen en in de colleges. Hij stelt voor dat het Komiteit van den Landdag bij het Staatsbestuur en de geestelijke overheid zou aandringen, opdat de wet van 1883 in al hare deelen zou worden toegepast. Hij herinnert verder aan den bijval, welken de voordracht van M. De Beucker over het Vlaamsch in het onderwijs te Leuven is te beurt gevallen en besluit met de woorden, dat de Vlamingen hunne eigene scholen met hunne penningen zullen tot stand brengen, indien de overheden doof blijven.

M.H. LEBON, vertegenwoordiger voor Oost-Vlaanderen, bespreekt den bedroevende toestand van het onderwijs in die provincie en te Gent, in eene prachtige rede.

M. LAPORTA komt tot de slotsom, dat men altijd en overal, in school, in huis, op straat, in alle omstandigheden Vlaamsch, uitsluitend Vlaamsch moet zijn.

M. SCHEPENS bespreekt den toestand in Brabant, te Brussel en vooral te Leuven, uit welke laatste stad hij eenige staaltjes van franschdolheid doet kennen.

M. PLESSERS deelt eenige bijzonderheden mede over het Vlaamsch in Limburg.

M. HENDRICKX, leerling van het O-L-Vrouw-college te Antwerpen, hangt een zwart tafereel op van alles wat de vlaamschgezinde studenten aldaar te verduren hebben, en bewijst door feiten, dat de Jezuieten alles doen om onze moedertaal te verdrukken.

Ook M. OOMS, eveneens student alhier, geeft inlichtingen over het onderwijs in de moedertaal in het college. Beide jongelingen spreken in eene krachtige taal en behalen ongemeenen bijval.

M. SCHILTZ, bespreekt op geestige wijze de Franschdolheid der jufvrouwen, en den ellendigen toestand van het onderwijs der moedertaal in de meisjesscholen.

Al deze sprekers behaalden eenen overgrooten bijval; allen spraken met eene gemakkelijkheid, welke ons verwonderd heeft.

Na hen trad op Mr REINHARD, afgevaardigde van den Liberalen Vlaamschen Bond van Brussel, wiens verschijnen reeds de uitbundigste toejuichingen deed ontstaan. Maar toen hij verklaarde, dat de Bond zich bij het program van den landdag ten volle aansloot, scheen het handgeklap geen einde te zullen nemen.

In eene diepdoordachte redevoering, in zuiver en vloeiend Nederlandsch uitgesproken, spoorde hij de oorzaken der verfransching hier te lande op, en zweepte ongenadig op allen, die zoowel in het vrij als in het staatsonderwijs, de franschdolheid in de hand werken.

 

(Vervolg in de volgende aflevering).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken